Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 1 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 1
Afbeelding van Alle de werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.12 MB)

Scans (56.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 1

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

t'Samen-sangh tusschen Hylas, wey-man, en Dorille, wout-nymphe.

Stemme: Ha! Que le ciel est contraire à ma vie.

 
HYLAS, WEYMAN.
 
Wel soete maeght, sal ick geen troost genieten?
 
Ick heb u schier alreets een jaer gevrijt,
 
En wie'er jaeght of wilt bestaet te schieten,
 
Is sonder vangh geprickelt van de spijt.
 
Ick gae bynaest geduerigh op de jacht,
 
Maer als geen wilt my t'huys en wert gebracht,
 
My dunckt dat ick versmacht.
 
DORILLE, WOUT-NYMPHE.
 
Zijt ghy soo staeg genegen om te jagen,
 
Soo is'et goet dat ghy geduldigh zijt;
 
Vrient, ghy en hebt geen reden om te klagen,
 
Want een die jaeght en vanght niet alle tijt:
 
Al maeckt de jacht een wey-man dickwils heet,
 
Noch heeft hy veel, van sijn geduerigh sweet,
 
Maer enckel herten-leet.
 
HYLAS.
 
Maer die u lieft als met geheele sinnen,
 
En naer u jaeght met al sijn gansche kracht,
 
Doet dien behulp en laet hem troost gewinnen,
 
En toont dat ghy een trouwen jager acht.
 
O, soo ghy wist al wat een wey-man doet,
 
Hoe vroegh hy rijst en sijn beminde groet,
 
Ghy naemt een ander voet.
 
DORILLE.
 
Heft niet soo hoogh den lof van uwe jagers,
 
Want na my dunckt en is 't 'er niet soo breet:
 
Men hout dat volck voor rechte vrouweplagers,
 
En voor een huys maer enckel herten-leet;
 
Oock voor den dach soo loopt men naer het velt,
 
En al het huys dat wort in roer gestelt,
 
Dat meest de vrouwen quelt.
[pagina 599]
[p. 599]
 
HYLAS.
 
O nymph, en laet u dat geen hinder schijnen,
 
Maer slaet het oogh op menigh edel beest,
 
Patrijs, faysant, met hasen en konijnen,
 
Die maken ons gelijck een stage feest.
 
Wat iemant oit in velt of bosschen schiet,
 
Wat voor een brack of voor de winden vliet,
 
Dat is, dat ick geniet.
 
DORILLE.
 
Wat moogje doch in bosch of velden loopen,
 
Tot u de ziel en al het lijf beswijckt?
 
't Wilt datje vanght dat mochtje nutter koopen.
 
Waer heeft de jacht een wey-man oit verrijckt?
 
T'wijl Esau gaet of in de bosschen rijt,
 
En op de jacht verquist sijn nutten tijt,
 
Is hy den segen quijt.
 
HYLAS.
 
Maer loop en jacht die oeffent ons de leden,
 
En doet meer nuts als eenigh heylsaem kruyt;
 
Het roert het bloet van boven tot beneden,
 
En drijft met kracht de quade dampen uyt.
 
Nu weetje, dat een fris en wacker lijf
 
Is wonder nut voor 't bou en huys-bedrijf,
 
En maeckt een vruchtbaer wijf.
 
DORILLE.
 
Al wie'er jaeght en kan sich niet bedwingen,
 
Als hy het wilt siet draven op het velt:
 
Hy breeckt sijn jeught met loopen, rennen, springen,
 
Dat hem van sweet het gansche lichaem smelt;
 
Dan komt hy t'huys vermoeyt en ongesint,
 
Het is hem dwars al wat een ander mint,
 
Ja, wijf en echte kint.
 
HYLAS.
 
Ey, toeft doch wat en laet den weyman rusten,
 
't Is door den slaep dat alle leet verdwijnt:
 
Flucx met den dagh soo krijght hy nieuwe lusten,
 
Juyst als de son die na den regen schijnt.
 
Daer is geen lust in al te stagen soet;
 
Weet dat'et al sijn beurten hebben moet,
 
Al wat de mensche doet,
 
DORILLE.
 
Noch doeje wat daer van de vrouwen klagen:
 
Ghy neemt een hont des avonts in het bedt,
 
Die leyt en woelt en schijnt oock dan te jagen,
 
En brenght sijn stanck en ongedierte met,
 
Dit vind' ick vreemt en dient te zijn geschout;
 
Want honts te zijn wanneer men is getrout,
 
Heeft menigh man berout.
 
HYLAS.
 
Eer dat mijn hert tot minnen was genegen,
 
Toen was mijn hont mijn alderliefste pant,
 
Toen heeft het beest in mijnen schoot gelegen,
 
Mits ick in 't bedt geen liever lief en vant;
 
Maer soo mijn Godt eens gunt een echte wijf,
 
Dan sal mijn bedt, huys, ziel, en gansche lijf
 
Haer zijn tot tijt-verdrijf.
 
DORILLE.
 
Wout ghy alleen maer naer de reden jagen,
 
En geensins doen gelijck de domme jeught,
 
Ick sou misschien u liefde konnen dragen,
 
'k En wil geen man ontnemen sijne vreught,
 
Wel, tot besluyt, ick weet u goeden raet:
 
Indien ghy jaeght soo doet'et in de maet,
 
En acht op uwen staet.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken