Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 1 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 1
Afbeelding van Alle de werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.12 MB)

Scans (56.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 1

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 873]
[p. 873]


illustratie

Een kleyne pot, door weynigh vier, die maeckt terstont een groot getier.
A little pot, is soen hot.

 
Vrient, sijt ghy gast, of sijt ghy waert,
 
Komt hier een weynigh aen den haert,
 
Komt, let eens wat'er omme-gaet,
 
En wat'er aen den vyere staet;
 
Want soo ghy grijpt den rechten gront,
 
Hier is yet dat ghy leeren kont:
 
Ey siet, hier is een pot geset,
 
Daer heb ick vlijtigh op gelet,
 
Al is die na de vlam gewent,
 
Al is'er viers genoegh ontrent,
 
Al leggen daer veel kolen aen,
 
Noch blijft hy echter stille staen:
 
En schoon men hem veel hitte biet,
 
Hy schuymt, hy raest, hy bobbelt niet;
 
Maer siet den pot aen genen kant,
 
Die siedt genoeghsaem sonder brant,
 
En schoon hy raeckt naeu aen het vier,
 
Hy maeckt terstont een groot getier,
 
Hy maeckt, 'k en weet niet wat geluyt,
 
Het schijnt sijn gront-sop wilder uyt.
 
Vraeght iemant hier de reden van?
 
My dunckt, dat ickse geven kan:
 
De pot die in de vlamme staet,
 
En doch niet op of neder gaet,
 
Dat is een groot en machtigh vat,
 
En daer in schuylt een killigh nat,
 
Die wort niet haestigh om-geroert,
 
Of door het vier om hoogh gevoert;
 
Maer dese pot van kleyn beslagh,
 
En daer maer weynigh in en magh,
 
Die is van stonden-aen geraeckt,
 
Met dat hem maer het vier genaeckt.
 
Nu vrient, staet noch een weynigh stil,
 
En let eens wat dit seggen wil:
 
Al wort een edel hert geterght,
 
En dikwils dit en dat geverght,
 
Noch wort'et niet te licht beroert,
 
Of van de gramschap omgevoert,
 
Maer neemt'et op met koelen moet,
 
Al wat hem dees of gene doet.
 
Maer yder mensch van kleyn verstant,
 
Die dobbelt als in heeten brant,
 
Soo haest men hem maer eens genaeckt;
 
Geringe breynen, haest geraeckt.
[pagina 874]
[p. 874]

De gront-regels van vele menschen, die groot-moedigh willen schijnen te sijn, gaen regel-recht aen niet alleen tegens de rechte groot-moedigheyt, maer oock regel-recht tegens alle eygenschappen van een recht Christen. Veel meynen groote eere te sijn niet te verdragen, maer alles aen een yder feytelick uyt te wetten; en in tegendeel soo wijst de gesonde Leere klaerlick uyt, datter geen meerder groot-moedigheyt en is, als ongelijck met gedult te konnen lijden, en sich in sijn tochten te overwinnen. Een Christen en kan geen vaster teycken hebben, van dat hy een kint Gods is, als dat hy met sachtmoedigheyt, en sonder weder-wrake, kan oversetten het ongelijck dat men hem aendoet. Leert van my, dat ick ootmoedigh en sachtmoedigh ben van herten (seydt de Heere Christus), en ghy suit ruste vinden aen uwe zielen.

Alle kleyn en vuyl gespuys is wraeck-gierigh; muysen bijten, byën steken, slangen, oock onverhoets geraeckt, schieten haer fenijn, kindereu sijn korsel, oude en siecke lieden, gemelijck, maer een wel-gestelt lichaem, gestijft met een recht-matige ziele, kan lijden en mijden.

Dit soude oock op een anderen sin geduyt konnen werden, als te weten: dat iemant, van een kleynen ofte middel-matigen staet, met weynigh sich kan erneeren, met kleyne kosten sijn huys-gesin onderhouden; want anders,

 
Groot is het Hof, Veel moet'er of;
 
en in tegendeel, is
 
Tot een kleynen oven weynigh vyers van nooden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken