Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 1 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 1
Afbeelding van Alle de werken. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.12 MB)

Scans (56.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 1

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 923]
[p. 923]


illustratie

Wie struyckelt, en niet en valt, vordert wegh.
Quien estgopieca, si non cae, el camino adelanta.

 
Als iemant over wegh in haesten komt getreden,
 
En struyckelt metten voet, maer recht dan noch de leden,
 
Die maeckt dan snelder vaert als hy te voren plagh,
 
En siet oock beter toe als hy te voren sagh.
 
Siet daer een soeten troost voor alle vrome zielen,
 
Sy worden op-gerecht, oock toense neder-vielen,
 
Al slibbert menigmael, al glibbert hun de voet,
 
Sy blijven efter staen, en maken beter spoet.
 
Op, op dan, treurigh hert! geen moet en dient verloren,
 
De prickels van het vleesch die zijn u nutte sporen:
 
Recht flux de leden op, dat voeght een Christen man,
 
Nadien hem oock het quaet ten goede dienen kan.
 
Nederl.
 
Harde schocken leeren wel.
 
Wie dwaelt en haestigh weder-keert,
 
Die wort'er beter door geleert.
 
Al heeft de val ons quaet gedaen,
 
Met vallen leert men seker gaen.
 
Dat is:
 
Het geloove door boetvaerdigheyt herslelt, is krachtiger als te voren.
 
Griecx.
 
Παλινδρομῆσαι μᾶλλον ἤ ϰαϰῶς δραμεῖν. id est:
 
Praestat recurrere, perperàm quam currere. Prosert Lucian. Asino.
 
Frans.
 
Qui trebusche, & ne chet point, s'avance de troia pieds.
 
Celuy qui bronche, s'il ne tombe, il avance.
 
Lat.
 
Quae nocent, docent.
 
Poat mala prudentior. V. Erasm.
 
Huc facit illud in D. Thomam Crammerum, martyrem Anglum:
 
Te docuit lapsus, magis ut vestigia firmes.
 
Sic mala non rarò causa suêre boni.
 
Lactant. lib. 5. cap. 13.
 
Multo sirmior est fides, quam repouit poenitentia.
 
Rom. 8. 27.
 
Toutes choses aident ensemble en bien, à cenx qui aiment Dieu.
[pagina 924]
[p. 924]

Een gebranden hont vreest oock het kout water.

Het beeldt kan zijn iemant die uyt een beeck op een hont water sprenght, de hont daer van in aller ijl wegh loopende.

 
Verdriet, anghst, tegenspoet, en diergelijcke slagen,
 
En zijn niet alle tijt te noemen quade plagen;
 
Want boven menigh nut dat hier uyt rijsen kan,
 
Soo maeckt het ongeval een kloeck en handigh man.
 
Men segge wat men wil, die sachtjens heeft geseten,
 
En kan niet, soo het dient, veel nutte saken weten;
 
Maer een die list en leet heeft dickmael uyt-gestaen,
 
Leert wat de werelt is, en hoe de saken gaen:
 
Een vos, die aen het lijf den strick eens voelde prangen,
 
Is naeinaels wonder schou, en qualick om te vangen:
 
Een vis, die eens den haeck wert in het aes gewaer,
 
Wat voedtsel datse vint daer vreestse voor gevaer:
 
Een schaep, dat eens den wolf is uytten mont genomen,
 
Wil naeu sijn herders hont ontrent hem laten komen:
 
Een duyf, weleer ontsnapt de klaeuwen van den valck,
 
Al wasse voortijts slecht, die wort ten lesten schalck:
 
Een mensch, die in den storm eens schipbreuck heeft geleden,
 
Vreest oock een stille reê, en vry niet sonder reden:
 
Een hont, die eens het lijf van sode was verschroeyt,
 
Schrickt oock voor killigh nat dat in de beken vloeyt:
 
Een huys-man, in het wont eens van de slangh gesteken,
 
Of schoon hem al het gif is uyt'et been geweken,
 
Die houdt'et voor verdacht, soo maer een hagedis
 
Komt stijgen uyten braem, of uyt het groene lis.
 
Wat dient'er noch geseyt? De schippers leeren varen
 
Niet in de stille zee, maer in de felle baren;
 
Want dien het altijt gaet òf naer òf boven wensch,
 
En weet noyt, so het dient, de gronden van den mensch.
 
Siet, als ons eenigh leet of harde slagen raken,
 
Dat kan oock gecken selfs tot wijse lieden maken:
 
t' Fy hem die my bedrieght! maer soo hy 't weder doet,
 
Soo is het t' fy voor my, en ick ben maer een bloet.
 
Nederl.
 
Wat verseert dat leert.
 
Niemant leert als met schade of schande.
 
Wat men niet en besuert, en besoet men niet.
 
Wat niet en kost, en deught niet.
 
Slagen maken wijs.
 
't Verbrant kint vreest het vyer.
 
D'onbesochte, d'onbedochte.
 
Een hont en rieckt niet aen de kant,
 
Daer hy den neus eens heeft gebrant.
 
Een harde steen, die wet het yser,
 
En harde slagh en maken wyser.
 
Ital.
 
Pare alli sorci scampati sempre, di mangiare il cacio nella trapola.
 
Il cane scottato dall' acqua calda, ha paura anco della fredda.
 
Il can battuto dal bastone, ha paura dell' ombra.
 
Chi è stato morso delle serpi, ha paura delle lacertole.
 
Frans.
 
Des playes on devient sage.
 
Lat.
 
Piscator ictus sapit.
 
Terretur minimo pennae stridore columba,
 
Unguibus, accipiter, saucia sacta tuis:
 
Nec proeul à, stabulis audet decedere, si qua
 
Excussa est avidi dentibus agna lupi. Ovid. Trist. T. 1.
 
Da veniam, quaeso, nimioque ignosce timori.
 
Tranquillas etiam naufragus horret aquas.
 
Qui semel est laesus fallaci piscis ab hamo,
 
Omnibus unca cibis aera subesse putat.
 
Saepe canem visum longè sugit agna, lupumque
 
Credit, & ipsa suam nescia vitat opem.
 
Membra resormidant mollem quoque saueia tactum,
 
Vanaque sollicitis incitat umbra metum. Idem de Ponto L. II. 7.

Korte tacken, langen wijn-oogst.
Corti rami, vendemmia lunga.

Het beeldt soude hier konnen wesen een hovenier, snoeyende eenen wilt gewassen wijngaert.

 
Of schoon uw hovenier den wijngaert placht te snoeyen,
 
Soo datse niet en mach in volle tacken groeyen,
 
Ghy, denckt noch even-wel niet eens in uw gemoet
 
Dat hy de planten schent, of eenigh hinder doet:
 
Ghy, weest hier in gerust, oock sonder eens te klagen,
 
Al is'er weynigh houts, het sal te beter dragen;
 
Siet, wat men nederhouwt (daerom ghy zijt beducht),
 
Dat is maer los gewaey, en loten sonder vrucht.
 
Wat is'er, aerdts gemoet! wat is'er al te klagen
 
Van druck, en tegenspoet, van veelderhande slagen,
 
Die u den Hemel sent? ey, lijdt de nutte pijn:
 
Het vleys is u te gul, het dient gesnoeyt te zijn.
 
Geluckigh is de mensch, oock midden in het lijden,
 
Als Godt, door harde tucht, sijn herte komt besnijden;
 
Wel snoeyt, ô Vader! snoeyt, en ruckt uyt mijn gemoet
 
Al wat in eenigh deel uw vruchten hinder doet.
 
Lijdt, als het immer wesen moet;
 
Want nae het suere komt het soet.
 
Weynigh houts, veel vruchten.

Saligh is de mensch dien God straft; daerom en weygert u der castijdinge des Almagtigen niet: want hy verwont en verbint, hy slaet en zijne handt heelt. Hiob 5. 17. 18.

 
Falx attenuat lascivientia.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken