Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 2 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 2
Afbeelding van Alle de werken. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.13 MB)

Scans (47.16 MB)

XML (5.07 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 2

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[t'Samen-sprake van Philogamus en Sophroniscus (vervolg)]

Soph. Wat dunckt u, Philogame, was'er reden om Elpenor sijn versoeck langer te weygeren, na soo merkelicke proeve van sijn trouhertige genegentheyt?

Phil. Voor my, ick meyne neen, waerde Sophronisce. Want ick oordeele dat hy sijne Lycoris wel dubbel verdient hadde, dewijle hy, met het grootste gevaer van sijn leven, het hare behouden hadde.

Soph. Maer de sake wat anders opnemende, soete jongelingh, soude men niet met reden konnen seggen, dat hier geen verdiensten, maer groote ondiensten zijn van de zijde van Elpenor? want hoe kan een alsulcke het verdienen, die iemant in het perijckel zijns levens gebracht hebbende, den selven daer na daer uyt verlost? want behalven dat de gene, die verlost is, niet beter van gelegentheyt en is geworden door de verlossinge als hy te was, soo is de selve eer erger, als hebbende uyt-gestaen de vreese en schrick van het gevaer. Elpenor ontfutselt de Vrijster uyt haer Neefs handen, en in plaetse dat de selve alleenlick op een welbereyde bane midden onder het volck, en mitsdien buyten eenigh perijckel haer vermaeck door het ijs-rijden soude genomen hebben, soo gaet de lincker met haer bezijden afrijden op een ongebaende wegh, en dat soo onvoorsichtelick (indien niet ter quader trouwen), dat hy haer en hem selven neder-stort in den af-gront van een diepe gracht. En of hy schoon de selve al met perijckel van sijn leven daer eyndelick uyt kreegh, sout ghy dat wel een verdienstelick werck derven noemen? sou de Vrijster in tegendeel haer niet dapper hebben t'ondancken, schoon nu al uyt het ijs en op het drooge wesende, dat sy door sijn beleyt was nat en kout geworden, haer kleederen bedorven, en sy beyde als tot een schou spel van de geheele stadt waren gestelt?

Phil. My dunckt, Sophronisce, dat ghy dit stuck al wat hatelick uytmeet, te meer dewijle ghy noch wel schijnt te twijffelen, of Elpenor hier in al ter goeder trouwen heeft gegaen; welcke twijffelachtigheyt in my in allen gevalle niet en kan komen.

Soph. Hoe, jongelingh, en is u niet bekent hoe menighvuldigh de kromme gangen zijn der gener die met liefde bevangen zijn, om tot haer ooghmerck te mogen geraken? Hoe? en is het niet tot uwer kennisse gekomen, dat lestelijck een Hollants vryer (die men nochtans d'eere plagh te geven van ter goeder trouwe in alles te gaen) dat, segh ick, seker jongelingh een jonge deerne, benevens ander jonge lieden, in sijn jacht hadde weten te locken, onder dexel van daer mede wat uyt spelen te varen, en dat de selve opsettelick de jacht om-zeylde, op dat hy (wel konnende swemmen) aen sijn geminde soude mogen toonen de trouhertige genegentheyt (quansuys) die hy haer toe-droegh?

Phil. Wel wat dede hy dan, als de jacht om-viel?

Soph. Hy, op sijn hoede wesende, greep de sijne in den arm, en liet al het geheel ander geselschap sincken of drijven, soo die best konden; en eer hy aen lant quam, dede hem trouwe beloven van de benaude vrijster; en,

[pagina 99]
[p. 99]

de selve sulcx ettelicke male weygerende, geliet hem onderwijlen of hy en sy beyde soude moeten verdrencken, ten ware hy, door het troostelick ja-woort by haer versterckt en gehart zijnde, als van nieus krachte mochte verkrijgen om haer beyder lichaemen aen lant te brengen.

Phil. Dat was gewisselick een slimme streke, niet voort-komende uyt een recht Hollants herte: een geheel geselschap, en met eene haer die hy boven al beminde, in soo openbaren gevaer te werpen, om tot sijn voornemen te geraken.

Soph. Wel wat dunckt u, Philogame, hadde dese jongelingh oock recht te seggen, dat hy haer liefde en trouwe verdient hadde, om dat hy de vrijster uyt een gevaer verlost hadde, in het welck hy sich selfs en oock haer moetwillighlick hadde gebracht?

Phil. Als ghy dat woort moetwillighlick daer by voegen sout in dese en andere diergelijcke saken, soo soude de vryer sijn proces by my verliesen. Maer wat hoefde hy sijn opset, en wat hy voor hadde, te openbaren?

Soph. Hy meynde, dat sulcx tot sijn meerder voordeel soude gedient hebben, om dat hy met voorbedachte sinnen sich in dat perijckel hadde geworpen Maer laet ons hieraf scheyden, en dese stoffe sparen tot een anderen tijt en plaetse, daer wy oorsake sullen hebben te spreken van de gene, die door bedriegerye en slimme wegen hare houwelicken hebben te wege gebracht. By dese gelegentheyt sal het beter zijn, mijns oordeels, hier noch by te voegen een Hollantsche geschiedenisse, daer by verdienste een vrijster gewonnen wert, dewelcke nochtans niet in haer, maer ten aensien van sijn eygen perfoon, in 't werck wert gestelt.

Phil. Wel, hoe konde dat geschieden, en ten goede van de vrijster gerekent werden, dewijle ghy seght, dat hy aen sijn eygen selfs en niet aen haer de verdiensten uyt-wracht?

Soph. Dat sult ghy best af-nemen, Philogame, soo ghy dit gedicht by de andere, die alreede gelesen zijn, genegen zijt te voegen, en tijt wilt geven om het selve mede af te lesen. Het welcke ick tot dien eynde jegenwoordelick u ter hant stelle.

Phil. Wel aen, ick neem aen sulcx te doen, op dat wy sien mogen: wat ons Hollant op die gelegentheyt sal konnen uyt-brengen, en daer op begin ick.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken