Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 2 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 2
Afbeelding van Alle de werken. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.13 MB)

Scans (47.16 MB)

XML (5.07 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 2

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 170]
[p. 170]

Redenkavelinge, op het houwelick voren geroert.

Kort begryp van de selve.

1.Of het een goeden raet is om tot een gewenscht houwelick te komen, sich meester te maecken van de eerbaerheyt van de gene, die men ten houwelick begeert.
2.Vier exempelen van strenge vaders, die de onteeringe van hare dochters hart gestraft hebben.
3.Of een vader sijn dochter vermagh te onterven, vermits de selve buyten sijn weten of tegens sijnen danck haer met troubeloste of by-slapen verplicht heeft.
4.Of een vader sijn dochter kan beletten te trouwen met iemant, aen de welcke sy haer verlooft heeft, sonderlinge als de belofte met by-slapen bevestight is.
5.Aenmerckinge op 't bedrijf van Eginart, en wat gevaer hem lichtelick hadde mogen overkomen uyt dese gelegentheyt.

 

Sophroniscus. Wat dunckt u van dit stuck wercks? hout ghy het selve niet voor gansch gedenckwaerdigh?

Philogamus. My dunckt dat Eginart most gelesen hebben den raet, die doctor Coepolla, een groot Rechts-geleerde, geeft aen de jonge lieden om spoedelick tot een houwelick te geraken, daerse anders niet wel middel toe en sien.

Soph. Wel wat is dat voor een raet?

Phil. Datse haer meester moeten sien te maken van het bedde, en met een van de maeghdom van hare beminde, en datse, soo doende, wel voorts te rechte sullen komen; dewijl de ouders in dien gevalle, en alle de vrienden die hun tegen zijn, daer door stracx anders van gevoelen worden.

Soph. Voor my, ick en achte soodanigen raet niet met allen; want voor eerst, soo sie ick dat den raet van uwen doctor Coepolla noch een anderen raet van doen heest, daer hy voor gewis geen raet toe en geeft of en heeft; want schoon iemant in soo goeden sake soo quaden wegh ware gesint in te gaen, weet Coepolla wel raet om sijnen raet in 't werck te stellen? weet hy sijn leerlingen wel soodanige kracht-werckende woorden in den mont te leggen, waer door een eerbare deerne sal bewogen worden haer beste pant over te geven, ten luste van den eenen of den anderen Venus-jancker? En schoon hy sulcx al wist te doen, als hy geensins en kan, soo is'et al vry bedenckelick of uwen doctor Coepolla dit al wel voor heeft, en of'er uyt volgen soude dat hy meent, en de jonge lieden wil inbeelden.

Phil. Hoe! is'er aen te twijffelen, dat de ervarentheyt nu dickwils heeft geleert, en dat oock geheel onlanghs? Ick weet een vader, die met de vrienden van seeckeren jongelingh, sijns dochters vryer, op de houwelickse voorwaerden malkanderen niet wel konnende verstaen (met het maecken van de welcke sy luyden onderlinge besigh waren), quam schierlick en met een grammen sin in de keucken geloopen, roepende tot de keucken-meyt: Spit af, meysjen, hier van en sal niet vallen. Maer sijn suster, moeye van de toekomende bruyt, hem ter zijden genomen en wat in 't oire geluystert hebbende, te weten: hoe het met de dochter al stont, en datse wel haest in 't kinder-bedde mochte komen te bevallen, is hy plotselick daer op van meyninge verandert, roepende op staende voet: spit aen, meysjen: en sluytende, sonder vorder verschil, de houwelicksche voorwaerden, wenschte de heden veel gelucx. Even den selven in-val hadde, soo ick geloove, de Keyser, als hy sijn dochter Emma vont in den stant als wy gelesen hebben; en dit is, mijns oordeels, waer op doctor Coepolla heeft gesien, als hy den voorsz. raedt de jonge lieden gaf.

Soph. Maer dit werck kan oock wel licht gansch anders omme-slaen, en andere werckinge voortbrengen als uwen Rechts-geleerde meynt, en als in beyde uwe verhaelde gevallen is geschiet, en sulcx en hanght maer aen den in-val, den welcken de vader krijght op soodanigen gelegentheyt. Ick geloove dat u niet onbekent en is, wat op gelijcke geschie lenisse Pontius Aufidianus, een Romeyns Ridder, eens ter hant nam. Hy gewaer wordende, dat een van sijne knechten, Fannius Saturnus genaemt, de eerbaerheyt van sijn dochter te nae was gekomen, heeft dadelick de selve sijne dochter en den lincker met de doot gestraft. En P. Maenius, mede een Romeyn, gingh noch strenger aen; want vermits eene van sijn vrygelatene bestaen hadde sijn dochter een kus te geven, dede hem dadelick den kop breecken, als Val. Maximus verhaelt, libro 4. cap. 1. de Pudicitia.

Phil. Maer al dat is van ouden tijt, doen de koe Bartel hiet, en de Romeynen zijn voor het meeren-deel gansch harde quasten geweest: nu heeft de loop van de werelt, en een andere gelegentheyt van de eeuwe, den aert der menschen vry wat gemeuckt, sulcx dat men van soodanige vinnige instortingen, op soodanigen gelegentheyt, niet meer en weet.

Soph. Bedrieght u niet; lieden die de tucht beminnen, en acht hebben niet alleenlick op hare bysondere gelegentheyt, maer oock op der nakomelingen voordeel en nuttigheyt, hebben ja al mede oock in onse eeuwe dien eygen wegh gegaen, 't Is niet langh geleden dat een vader, die een eenige dochter hadde, vernemende dat de selve hare eerbaerheyt eerst hadde laten misbruye-

[pagina 171]
[p. 171]

ken, en daer na met den vryer sich uyter stadt en buyten den lande hadde begeven, korts daer na sijn naeste vrienden heest te gaste genoot, en tegen hare aen-komste, op sijn voor-zale, een bare, met swart bekleet, hebbende doen stellen, heeft verklaert sijn dochter van nu aen voor doot en gestorven te houden, en op sijn natelaten middelen nu dadelick soodanigen ordre te willen stellen, dat van sijn erffenisse niet met allen tot de selve sijne dochter, maer alles op de naeste vrienden, na sijn overlijden, soude versterven; gelijck hy oock sulcx met de ware daet heeft na-gekomen.

Phil. Maer dat een vader sijn dochter niet en vermagh t'onterven, schoon de selve sonder sijn weten of tegen sijn danck is getrout, dunckt my by de Rechts geleerde gelesen te hebben; Emanuel Soarez Thesaur. recept. sent. verb. Exhaeredationis. Couvar. de spons. 2. part. cap. 111. §. 8. num. 5. En in allen gevalle, naer waerschijnelickheyt, is dit, dat ghy seght, op de versche daet geschiet uyt hittigen bloede; maer ick achte dat sulcx naderhant (de vader sich naerder bedenckende) is versacht geweest, oock en maeckt één bonte-kraey geen winter, en één dwerf-hooft geen exempel

Soph. 't Is soo als ghy seght, dat eenige Rechts-geleerden van dit gevoelen zijn; maer daer zijnder oock die ander bedencken hier op hebben, al na gelegentheyt van saken: doch in allen gevalle kan de vader soodanigen dochter met een kleyn gedeelte, als 't hem maer en gelieft, van sijn erffenisse uyt sluyten, en met vorder voor sijn kint houden; in voegen datse op het schoonste, maer een derde en soude behouden van 't gene sy anders van haer vader soude erven, moetende daer-en-boven missen haers vaders zegen over haer houwelick, dat wisselick een bedroefde en bekommerlicke sake is.

Dat ghy vorder van de veranderinge van de voorsz. vaders wille gewaeght, daer van en heb ick noyt vernomen; en wat aengaet dat ghy meynt dit een eenigh exempel te wesen, is mede een mis-slagh, daer zijnder vry al meer by te brengen. Een seker Generael, onlanghs by de Oost-Indische Compagnie in hare saken gebruyckt tot beleyt van haren handel in de nieuwe werelt, bevindende dat de dochter van den vorigen Generael, sijn voorsaet in ampte, wesende een Staet-dochter sijner huysvrouwe, by een jongelingh van onse natie was beslapen, met voor-nemen even-wel van toe-komende trouwe, in plaetse dat sulcx het voornemen van de voorschreven geheven by hem soude vorderen, heest de selve Generael den Jongelingh sonder genade doen onthalsen, en de Staet-dochter strengelick met roeden doen slaen, gelijck sulcx hier te lande voor de waerheyt genoegh bekent is,

Phil. Ick en weet niet of die harde maniere van doen als ganghbaer soude op genomen worden hier in Hollant, als het stuck ondertast soude worden. En wat my aengaet, ick soude dat exempel laten in de ver-gelegen werelt, sonder iet sulcx hier te lande over te brengen.

Soph. Wat Nederlantsche exempelen aengaet, ick kan u des al mede gerieven, heve Philogame. Een jongh-gesel, gebooren tot Gent, een wijle tijts lant-looper geweest zijnde, en daer door dapper geslepen wesende, brenght te wege dat hy wordt in-gelaten ten huyse van een treffelick man te Brugge, aen de welcke hy wijs hadde gemaeckt dat sijn ouders in Duytslant woonachtigh waren, en dat hy sich voor een tijt uyten wege hadde moeten maecken, om t'ontgaen seecker houwelick met een jonge joffrouw aldaer, die men hem tegens danck wilde op-dringen, dewijle hare gelegentheyt hem, soo hy seyde, met aen en stont. Ondertusschen steken desen in-gelaten gast de kruymen, en hy dartel werdende van 't goet onthael dat hem geschiede, begon vreemde streecken in 't werck te stellen, en, om kort te wesen, onder beloste van houwelick, misbruyckt hy de dochter van sijnen huys-waert, ont sestien jaren; in-voegen dat de selve swanger geworden zijnde, en de moeder iet gemerckt hebbende, het stuck haer dede bekennen voor haer en haren vader welken vader, een man wesende op sijn eere staende, en hoogh in sijn wapen, en die soodanigen schantvleck met en verstont te verdragen, doet den lincker by de kop grijpen, en pleeght recht tegens den selven ten strengsten hy magh en bevonden zijnde, dat de luyper in Duytslant noch vrienden noch goet en hadde, in der daet niet en anders en was als een geslepen lant-loper, van het slechtste volcksken hergekomen, en dat hy stoutelick hadde onderstaen een eerlick huys te schande te brengen; is verklaert het lijf verbeurt te hebben, en is oock openbaerlick metter doot gestraft geworden, als sulcx verhaelt wert by Symon Goulart, in sijn Schat-boeck der Historien, in 't eerste deel; chap. de Paillarts punis.

Phil. De Rechters gingen, mijns oordeels, al vry wat te verre, en 't sonde as te besien staen wat gronden sy hadden, om haer vonnis soo hart uyt te spreken, en in 't werck te stellen.

Soph. En neemt het daer met op; want, Philogame, niet alleenlick Rechts-geleerden, maer oock geheele Parlementen en hooge Raden konnen dit bevestigen, als hebbende sulcx verstaen met volle kennisse van saecke in gelijcke gelegentheyt. Ick vinde in dat treffelijck werck van Bernart Antonine ad lib. 1. §. sedet. si quis, C. de raptu., daer hy de Romeynsche wetten vergelijckt met het hedens-daeghsche Fransche Recht, de volgende geschiedenisse. Eenen Bernart de Lespes, koopman van Tartas, seyt hy, hadde een dochter, genaemt Marguerite, out ontrent seven-en-twintigh jaren; de selve wiert bevonden groot te gaen by eenen dienaer van den voor-seyden Bernart de Lespes, die hem tien jaren langh hadde gedient, zijnde de selve geheven in 't heymelick, en sonder weten van de vader, te samen getrouwt. Hier over proces zijnde aengevangen tot laste van dese jonge heden, hadde de dochter tot haer verschooninge in rechte gedaen seggen, dat haer vader, geen sorge dragende om haer tijdelijck te besteden, sy selfs den Jonghman hadde aengesocht, en haer bedde met hem gemeen gemaeckt, op beloste van trouwen, en dat de selve trouwe naderhant by hen luyden was voltrocken, naer ordre aldaer gebruyckelijck. Het parlement van Bordeaux, alles gehoort en overwogen hebbende, heeft, den dertigsten October vijftien-hondert drie-en-negentigh, den Jongelingh gecondemneert tusschen Hemel en Aerde gehangen te worden, sulcx dat'er de doot na soude volgen, en dat voor de deure van den voorschreven Bernart de Lespes: en is daer-en-boven de vader by sententie van den selven Raet toe-gestaen, sijn dochter, soo 't hem geliefde, te mogen ontfermen, gelijck mede de voornoemde vorder is gecondemneert in de Raet-kamer haren vader met gebogen knieën om vergiffenisse te bidden, welck alsoo sy, seyt de schrijver, besigh was te doen, is aen den vader sijn diepste ingewant met barmhertigheyt bewogen geworden; invoegen dat hy de selve sijn dochter al weenende in den arm greep, haer kuste, en vergaf dat'er geschiet was. De selve Bernart Antonine verhaelt gelijcke sententie gewesen te zijn by 't Parlement van Bordeaux, den 28 Januarij 1558.

Phil. Maer de rechten seggen, dat men niet na exempelen, maer na wetten behoort te wijsen, en gelijck ick sulcx houde voor wel geseyt, soo meyne ick dat op de exempelen by u verhaelt niet veel te staen en is, 't en zy ick wetten of redenen hoore, waer mede uwe exempelen vast werden gemaeckt. Oock en kan ick met begrijpen, dat een dochter (verlooft zijnde, ende met by-slapen haer geloste bevestight hebbende) door haer vader kan verstaen werden van het trouwen belet te mogen worden, om haer in die kleynigheyt te laten sitten.

Soph. Ick sie, lieve Philogame, dat ghy van uw voorstel soo niet gesint en zijt te scheyden, en dien-volgende soo bevinde ick dat in uwe tegenwerpinge twee vragen steken- de eerste is, of een vader sijn dochter kan beletten te trouwen met yemant daerse haer aen verloost heest, en ten tweeden, of de vader sulcx kan doen, schoon de dochter haer gedane belofte noch met by-slapen heeft bevestight.

Phil. Ick en hebbe soo klaer niet gesproocken, waerde man; even wel is 't mijn meyninge op beyde de voornoemde pointen uwe redenen te verstaen, en des vernoegen te ontsangen.

Soph. Ick wil uw voornemen sien te voldoen, goede Philogame; en op het eerste soo brenge ick u voor de plaetse Moysis Num. 30.3. aldus luy dende na onse oversettinge. Wanneer eens wijss naem den Heere een belofte doet, en haer verbint dewijle sy in hares vaders huys en in maeghdom is, en haer belofte en verbont, dat sy doet over hare ziele, komt voor haren vader, en hy swijght daer stille toe; soo gelt hare beloste en verbont, dies sy haer over hare ziele verbonden heeft. Soo het haer daer-en-tegen haer vader belet, des daeghs wanneer hy het hoort, soo gelt geen belofte noch verbont, dies sy haer over haer ziele verbonden heeft. Ad 30. cap. Numeror. notandum est, parentum potestatem in votis liberorum nec aetate nec sexu, sed potestate merá consistere: adeo ut tam pater quam mater, tam in filio, quam in filia, minori pariter ac majori possit vota et nuptiarum repromissiones impedire; idque vi verbi Hebraici ibi positi quod potestatem sonat, ut et Levit. 22.121, ubi filia sacerdotis etiam major potest edere de sacrificiis.

Phil. Hier sie ick dat een vader de belofte van sijn dochter kan vernietigen, en haer voorstel in het trouwen beletten, als de sake noch niet verder en is gegaen als tot de woorden. Maer als'er de zegel van by slapen op-gedruckt is, wat dan?

Soph. Hoort daer op spreecken den selven Moyses, Exod. cap. 22.16. Wanneer iemant een maeght bekont, die noch niet vertrout en is, en beslaeptse, die sal haer geven haer Bruyt-schat, en haer ten wijve hebben. Vers. 17. Weygert hem daer-en-tegen haer vader haer hem te geven, soo sal hy haer gelt henen wegen, soo veel eener maeght ten Bruyt-schatte behoort.

Pril. Maer dien onverlet en dit al over-geslagen, segh my eens wat uw gevoelen is van dat by onsen Eginart is bestaen, en dat'er op is gevolght.

Soph Ick oordeele, dat Eginart een dwaes en vervaerlick stuck heeft onderstaen, en een gansch sot paert, soo men seyt, bereden, Philogame: ick hebbe luyden van State daer wel anders af hooren spreecken, als de voorschreven vader (doen ter tijt, soo het bleeck, een goede luym hebbende) het

[pagina 172]
[p. 172]

stuck op-nam. De selve lieden meynden dat de Keyser Charlemagne aen Eginart (hem vindende in gelegentheyt als vooren is verhaelt) behoorde den hals omgewrongen, en alsoo dien eygen nacht in de aerde gesteken te hebben, dempende alsoo de gedachtenisse van het schendigh stuck, latende sijn dochter (soo goeden maeght alsse was) een partuur van haren staet afwachten, liever als de selve, om hare quade maniere van doen, aen fijnen dienaer (verre beneden haren hoogen staet) ten houwelick te geven, om alsoo, als een Prinsse, door sijn exempel, in toekomende een wet te stellen op soodanige linckernyen. Dat luyt wel anders, als ick mercke dat ghy hier van gevoelt: doch wat my belanght, ick verklare in 't gemeen mijn gevoelen te wesen, dat vaders, die haer laten dringen om haer Dochters ten houwelicke te geven aen de gene, die sy daer niet goet genoegh toe en kennen, en dat vermits 't misbruycken van de eerbaerheyt van de selve; dat, segh ick, deselve eeniger maten wel doen voor de eere van haer huys en dochter, maer gansch qualick ten op-sien van de na-komelingen, en de jonckheyt van de toekomende eeuwe, die, op soodanige sachte exempelen siende, sich te lichter in die gelegentheyt koomt te geven en te verloopen, als hopende gelijcke soete en geluckige uyt-komste: daer in tegendeel, als de sake strenger ware op-genomen geweest, alle volgende jonge lieden sich souden ontsien soodanige rancken aen de hant te nemen, vreesende gelijcke straffe.

Phil. En wat my aengaet, lieve Sophronisce, ick wou my al wat naerder bedencken als soodanigen geval my over-viel, al-eer soo gestrengen oordeel daer over te vellen; want, ick mercke dat de geleerde Justus Lipsius, in het boeck van de exempelen en aenmaningen van state, niet qualick en gevoelt van het doen van den Keyser Charlemagne in dese gelegentheyt; maer stelt het selve onder de deughden en goede gaven van den selven Prinsse, noemende het gunt hy ten aensien van Eginart en Emma dede, te wesen een werck van goedertierentheyt, die hy prijst sonderlinge in alle Vorstelicke persoonen, gelijck by den selven aldaer te sien is in het tweede Boeck op het 12 cap.: en ick meene dat ghy al mede u selven, als het u gebeurde, al wat in twijffel sout vinden.

Soph. Wel, Philogame, schoon alle vaders niet even hart en zijn, 't is even-wel best voor alle jonge lieden dat gevaer te schuwen, en te doen dat eerbaer is en wel luyt, en noyt door quade middelen tot een goede sake te willen komen.

Phil. En ick soud'et al liever noch houden met een sekeren vader, daer van ick onlanghs een treffelick man hoorde gewagen op dusdanige gelegentheyt.

Soph. Maer hoe gingh dat toe, Philogame?

Phil. Een dochter met haren wille, door een die haer lief hadde, ontvoert zijnde, en naderhant weder-keerende, gebruyckte alle mogelijcke middelen om haer vader ter neder te setten, en met haer te doen versoenen: maer te vergeefs, dewijle hy hielt, dat hem de hoogste smaet en kleynigheyt was aengedaen: en schoon de selve dochter kinderen krijgende, de selve hare kinderen hem, na den Raet gaende (dewijle hy een Raetsheer was), dickmael te voete dede vallen, om hem tot medelijden te verwecken, soo en wilde hy efter sich der selver noyt aentrecken, maer dede die t'elckens grammelick van hem weeren, en als vreemde en hem gansch niet raeckende verstooten; dese maniere van doen gebruyckende tot dat sijn leste dochter eyndelijck getrouwt was. Het welck geschiet zijnde, soo noode hy alle sijne kinderen, en onder de selve oock de voorschreven sijne vervoerde dochter, onthalende haer vriendelijck, en settende haer boven aen; en op het eynde van de maeltijt, tot besluyt van de selve, gaf haer tot houwelicx-goet soo vele als eene van de andere sijne Dochters, met verklaringe, dat hy tot noch toe de selve onvaderlick hadde bejegent, niet vermits hy sijne vaderlicke genegentheyt van haer hadde ontrocken; maer om door soodanigen harden maniere van doen (daer in hy verklaerde sijn selven gewelt te hebben gedaen) sijn andere drie overige dochters (doen ter tijt noch ongetrouwt wesende) een afkeer te doen hebben van het gene sy luyden haer oude suster hadden sien doen.

Soph. Die man dede eygentlick als een huys-vader, en hadde het ooge om sijn dochters van quade exempelen een af-keer te doen hebben, maer hadde hy die ontvoerde of wegh geloopen dochter noyt voor sijn dochter erkent, soo hadde hy beter gedaen voor het gemeen.

Phil. Ey lieve laet ons, om de voorsz. wreetheyt te vergeten, een nieuwe geschiedenisse ter hant nemen; ick en blijve niet gaerne te lange in soo harden stoffe.

Soph. Wel aen, jongelingh, ick ben des wel te vreden; dewijle ick sie dat ghy liever over roosen als op distelen genegen zijt te gaen. En hier volght nu een trouw-geval dat geen wreetheyt met allen in en heest, en dat recht anders gaet als wy jegenwoordelijck hebben af-gelesen; want in plaetse dat in 't voorgaende een Vorstelick vrou-mensch ondernam voor haer partuur te verkiesen een jongelingh verre beneden haren staet, soo komt hier op het tooneel een Vorstelick manspersoon, en verkiest tot sijn echte deel een vrou-mensch geensins sijne Hoogheyt beantwoordende, het welcke stoffe tot geheel andere bedenckinge sal uytleveren.

Phil. Wel aen, Sophronisce, om hier toe te komen, neme ick het boeck wederom ter hant, en beginne te lesen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken