Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 2 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 2
Afbeelding van Alle de werken. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.13 MB)

Scans (47.16 MB)

XML (5.07 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 2

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

VI. Op 't gesichte van een boom, weynigh tacken en veel wortels uytgeschoten hebbende.

 
Laetst was ick in een schoonen hof,
 
Daer vond' ick vry geen kleyne stof,
 
Om aen te spreken mijn gemoet,
 
Wanneer het in der aerden wroet.
 
 
 
Ick sagh daer stont een boom geplant,
 
Niet verre van den water-kant;
 
Een hovenier, die by hem quam,
 
En sloegh sijn oogen op de stam,
 
Die sprack: dit hout en dient ons niet,
 
Vermits het lot noch tacken schiet;
 
Vermits het toont een treurigh groen;
 
Ick meen het heden uyt te doen.
 
De meester, die ontrent hem was,
 
Die seyde: lieve, niet te ras!
 
Hoe, weet ghy niet den wijsen raet,
 
Die in het boeck des Heeren staet?
 
Mest eerst den boom, en beyd' een wijl,
 
Eer ghy gebruyckt de felle bijl.
 
 
 
Neen, seyd' terstont den hovenier,
 
Dit hout en is maer voor het vier;
 
Want hoop van vrucht uyt desen boom
 
Dat is maer waen en enckel droom;
 
Daer is voor hem geen mesten aen,
 
Oock heb ick 't over-langh gedaen;
 
Hy is geen kost of moeyte waert,
 
Maer nut tot brandt-hout aen den haert.
 
 
 
Sijn heer die sweegh; dat was geseyt,
 
Dat hy van sijn gevoelen scheyt;
 
Dies pooght de knecht dien eygen stont,
 
Den boom te rucken uyt den gront:
 
Maer neen, hy stont hem al te vast,
 
Soo dat hy op geen trecken past;
 
Hy stont te diep, en was te sterck,
 
De spa moet komen aen het werck.
 
 
 
Maer t'wijl de man dus staet en spit,
 
Verneem ick en de meester dit:
 
Als dat de boom veel wortels hadt,
 
Geloopen midden in den padt,
 
En diep gevestight in den gront,
 
Soo dat hy vast, en seker stont.
 
 
 
Hier sprack de meester wederom:
 
Gewis, ghy zijt my wat te dom,
 
Soo af te keuren dit gewas,
 
Dat wel en diep gewortelt was.
 
 
 
't Is maer te slimmer (seyd' de man)
 
Ick houd'er niet ter werelt van:
 
Een boom, die groote wortels schiet,
 
En tack, noch vrucht, sijn meester biet,
 
Die is voor al van slimmen aert,
 
En soo niet waert te zijn gespaert.
 
Dit seyd' de vriendt, en tot besluyt,
 
Trock hy den boom met krachten uyt.
 
Maer als het hout ter aerden viel,
 
My docht het gingh my door de ziel;
 
Voorwaer, het scheen dat ieder tack
 
Op mijn bedrijf en leven sprack;
[pagina 481]
[p. 481]
 
My docht, ick schoed' op dese leest,
 
En soo bekeef ik mijnen geest:
 
 
 
Wat hebt gy wortels uytgestreckt
 
En ick en weet niet waer gereckt;
 
Hoe weynigh tacken in de lucht,
 
Die zijn bekwaem tot goede vrucht;
 
En echter uw' onvruchtbaer hout
 
Staet in het schoonste van het wout;
 
Staet noch, ja staet oock even hier!
 
O! danckt den grooten Hovenier,
 
Dat hy u noch op aerden dult,
 
Die sonder vrucht de plaetse vult;
 
Ja, staegh uw dorre tacken lijt.
 
Mijn ziele! dient u van den tijt,
 
En denckt, hoe licht u kan geschiên
 
Het onheyl by ons nu gesien.
 
 
 
O groote planter van de mensch!
 
Vergunt mijn ziele dese wensch:
 
Dat ick niet in der aerden sijgh,
 
En daerin groote wortels krijgh;
 
Maer dat mijn tacken mogen gaen
 
Vry hooger als de doffe maen,
 
En dat ick vruchten dragen mach,
 
Gelijck een danckbaer herte plach;
 
En dat alleen ter uwer eer,
 
Om u te loven immermeer.
 
 
 
O groote Planter van de mensch,
 
Vergunt mijn ziele dese wensch!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken