Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 2 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 2
Afbeelding van Alle de werken. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.13 MB)

Scans (47.16 MB)

XML (5.07 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 2

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXVII. Bedenckinge op 't gesichte van schrale duynen, tusschen Den Haegh en Scheveningen.

 
Schrale duyn, onvruchtbaer sant,
 
Daer geen els en is geplant;
 
Daer geen kerse-boom en groeyt;
 
Daer noyt pers en heeft gebloeyt;
 
Daer geen moes en wert gepluckt;
 
Daer geen druyf wert uytgedruckt;
 
Daer noyt koeye, geyt, of lam,
 
Daer noyt osse voetsel nam;
 
Schoon dat ghy soo dorre zijt,
 
Even in den Meye-tijt;
 
Schoon dat ghy geen vrucht en draeght,
 
Noch hebj' iet, dat my behaeght:
 
Want, als ick bywijlen dwael,
 
Of ick klim of nederdael,
 
Soo en vind' ick echter niet,
 
Waer oock mijn gesichte schiet,
 
Dat mijn oogen-lust verweckt,
 
Of mijn sinnen elders treckt.
 
Dat my stoort in mijn gemoet,
 
t'Wijl het veel gedachten voet,
 
Soo dat noyt mijn besich hert,
 
Door het oogh, verruckt en wert.
 
Hier toe zijtje dan bequaem,
 
Hier toe wonder aengenaem,
 
Om den drift van ons verstant
 
Staêgh te houden in den bant,
 
Om te geven ons gepeys,
 
Sijn beloop in vollen eys.
 
Dat ick geensints weet te doen,
 
Als ick trede door het groen,
 
Als ick door een boomgaert ga,
 
Of ontrent de bloemen sta;
 
Want een schoon en net gewas,
 
Laet de geest niet daerse was.
 
Maer noch prijs ick boven al,
 
Dat ick in uw' eensaem stal,
 
In den loop van mijn gebet,
 
Noyt of selden wert belet.
 
Maer, o dorr' en vluchtigh zant!
 
Als ick keere mijn verstant,
 
Vind' ick aen u weder iet,
 
Dat en prijst mijn herte niet:
 
Want of schoon des Hemels nat,
 
En de sonne boven dat,
 
Op uw' dorre klingen daelt,
 
Op uw' lichte duynen straelt,
 
Ghy ontfanght'et altemael,
 
Maer ghy blijft al-even schrael:
 
Daer een ander beter gront,
 
Als hem Godt den regen jont,
 
Stracx is danckbaer en beleeft,
 
Mits hy schoone vruchten geeft,
 
Immers gras en jeughdigh kruyt,
 
Dat hem uyt den boesem spruyt.
 
Maer ick bidde, mijn gemoet,
 
Stelt u op een ander voet,
 
En soo haest als uw' bedrijf,
 
Uw' gemoet, of nietigh lijf,
 
Van den Heer gesegent wert,
 
Geeft hem stracx een danckbaer hert;
 
Doet gelijck de vette kley,
 
Doet gelijck de klaver-wey:
 
Eert den Heer, en offert hem
 
Uw' gemoedt, en uwe stem,
 
En uyt al uw's herten gront,
 
Watje goets bedencken kont.
 
Doch, O Heer! mijn's herten rust,
 
Die my hier toe geeft den lust,
 
Geeft my doch volkomen kracht,
 
Dat U werde toegebracht
 
Prijs en eere, lof en danck,
 
Al mijn leve-dagen langk;
 
Dat mijn hert, en mont, en pen,
 
Wat ick hebb', en wat ick ben,
[pagina 491]
[p. 491]
 
Uwen lof vermelden magh,
 
Even tot mijn lesten dagh.
 
Maer Duyn, eer ick van u schey,
 
En ga naer een groene wey,
 
Dient van u noch iet geseyt,
 
Dat my in den boesem leyt:
 
'k Houw' u voor een wonder-werck:
 
Ghy zijt swack, maer echter sterck;
 
Schoon uw stoffe niet en kleeft,
 
En met alle winden sweeft,
 
Noch soo moet den Oceaen,
 
Voor uw swackheydt, stille staen;
 
Schoon de wint al bijster raest,
 
En op u veel waters blaest;
 
Want ghy houdt, als op een toom,
 
Oock een ongebonden stroom!
 
Of 't de Zee-godt bijster spijt,
 
Ghy blijft echter datje zijt;
 
En dat wordt men stracks gewaer,
 
Even nu soo menigh jaer;
 
Daerom, tot een kort besluyt,
 
Rijst'er dese leeringh uyt:
 
Datje niet en zijt geplant,
 
Door ons menschen hoogh verstant,
 
Of uyt Dijckers snege kunst;
 
Maer door Godes eygen gunst.
 
Hem zy dan èn lof èn danck,
 
Ons geheele strande langk!
 
Hy geeft dat'et dueren magh,
 
Even tot den jonghsten dagh!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken