Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de werken. Deel 2 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de werken. Deel 2
Afbeelding van Alle de werken. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Alle de werken. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.13 MB)

Scans (47.16 MB)

XML (5.07 MB)

tekstbestand






Editeur

J. van Vloten

Illustrator

Johan Wilhelm Kaiser



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de werken. Deel 2

(1862)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XL. Op 't gesichte van een jongen met de blase spelende.

 
Ick sagh eens lestmael op de straet
 
Een kinder-spel, een malle daet;
 
Maer evenwel, dat icker sagh,
 
Onthiel ick meer als eenen dagh;
 
En 't heeft my heden goet gedacht,
 
Dat ick'et hier te passe bracht,
 
Op hope, dat een kints geval
 
Aen my (nu man) eens baten sal:
 
Een jongen had' een groote blaes,
 
En maeckte daer met vremt geraes;
 
Hy gingh, hy stont, hy sprongh, hy liep,
 
Hy sprack, hy sweegh, hy songh, hy riep,
 
Hy sey, dat niemant in de stadt
 
Soo schoonen blaes als hy en had.
 
Maer t'wijl hy dus wijtmondigh tiert,
 
En hier en ginder henen swiert,
 
Een ander, die het speeltjen sagh,
 
En 't mal geraes niet lijden magh,
 
Quam toegeloopen met een spel,
 
En trof daer med' het windigh vel;
 
Daer vlieght terstont de schrale wint,
 
Daer slinckt de blaes, daer schreyt het kint;
 
En siet, van al het groot geswel,
 
En bleef'er maer een ydel vel,
 
Dat niemant wil, dat niemant acht,
 
Al waer'et hem schoon t'huys gebracht;
 
Daer geeft de jeught een grooten jou,
 
Als of een yeder seggen wou:
 
Ey, siet hem die soo weligh sprongh,
 
En schier de gantsche buerte dwongh,
 
Die staet nu als een wicht en krijt,
 
Want siet, de wint, die is hy quijt!
 
Hier uyt ontstont my dit gepeys:
 
Siet hier een les voor alle vleys!
[pagina 560]
[p. 560]
 
Hoe blaest, hoe raest, hoe stoft de mensch,
 
Wanneer hy krijght sijns herten wensch,
 
Het schijnt hy is soo grooten man,
 
Dat niemant by hem dueren kan!
 
Siet, wieder draeght een hoogen moet
 
Op eer, of staet, of machtigh goet,
 
Of eenigh ander werelts dingh,
 
Die vaert als dese jongelingh:
 
Daer komt, in haest, men weet niet wat,
 
Dat niemant oyt en heeft gevat.
 
Daer niemant op en heeft gedacht,
 
Dat niemant oyt en heeft verwacht,
 
En siet daer breeckt het moye spel,
 
Want 't is voorwaer een kranck gestel!
 
Een mensch, die (mits sijn overvloet)
 
Meynt langh en wel te zijn gevoet,
 
En roept: mijn ziel! ey, weest gerust,
 
En neemt uws herten volle lust,
 
Denckt om geen droefheyt of gevaer,
 
Ghy hebt genoegh voor menigh jaer;
 
Dien wort in haesten aengeseyt,
 
Terwijl hy vast, in 't breede weyt:
 
Wat mooghje roemen, rechte dwaes!
 
Uw' leven is maer enckel waes,
 
Weet dat oock even desen nacht,
 
(Al is 't u bijster onverwacht)
 
Uw' ziel van hier verhuysen moet;
 
Ey, wat is dan uw machtigh goet?
 
Een Koningh van de Fransche kust
 
Sagh eens veel Ridders uytgerust,
 
Ja, schier geheel de Fransche jeught,
 
Gantsch afgericht tot gulle vreught.
 
Maer siet, een puntjen van het stael
 
Dat brack de blijtschap altemael,
 
De Koningh kreegh een harde steeck,
 
Soo dat sijn leven henen weeck;
 
Siet, daer had al de blijdtschap uyt,
 
En enckel rouw' was haer besluyt!
 
De vorst, die Babel heeft gebout,
 
Door weeld' en voorspoet wonder stout,
 
Die gingh gelijck een trotsen haen,
 
Als op een hooge mishoop staen:
 
Ey, siet mijn Babel! riep hy uyt,
 
Geciert, gelijck een Koninghs bruyt,
 
Die heb ick door geduchte macht
 
Tot soo een hooghte uytgebracht!
 
Die mensche sprack, gelijck een Godt,
 
En hy wiert aller menschen spot,
 
Dat moedigh hert en hooge geest
 
Wiert hem vernedert tot een beest.
 
Siet, wie hem oyt tot roemen gaf,
 
Dat liep gemeenlijck qualijck af.
 
Wel vrienden, wie oyt roemen wil,
 
Die roem' in Godt, of swijge stil.


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken