Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Silenus Alcibiadis, sive Proteus (1618)

Informatie terzijde

Titelpagina van Silenus Alcibiadis, sive Proteus
Afbeelding van Silenus Alcibiadis, sive ProteusToon afbeelding van titelpagina van Silenus Alcibiadis, sive Proteus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.34 MB)

ebook (8.69 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Silenus Alcibiadis, sive Proteus

(1618)–Jacob Cats–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 108]
[p. 108]


illustratie

Volghen tot vullinghe vande ledighe plaetse, sommighe stichtelijcke bedenckinghen.

AEstivae nives, hybernae rosae.

 
VEel Elefanten buyck, met hongers noot beladen,
 
Can eenen bosch alleen met zijn gewas versaden;
 
Een cleyne water-beeck haer brandich dorsten blust,
 
De bloemkẽs en het gras is t'bedde van haer rust.
 
Des weerelts rijcken schoot, den grooten cloot der eerden,
 
De snel-gheswinde lucht, de zee van grooter weerden,
 
T'wert al rontsom doorsocht, door-loopen, en door-gront,
 
En noch en can het niet voldoen eens menschen mont.
 
Men heeft des somer-daechs, in ijs en snee behaghen,
 
Men wou den stueren vorst wel roosen leeren draghen:
 
Is t'vleys in overvloet, naer visch is datmen haeckt;
 
En niet, dan datmen niet en can becomen, smaeckt.
 
Het leven is den mensch niet om de spijs ghegheven,
 
Maer spijse dient ghenut tot onderhout van t' leven.
 
Wech dan verkeerde lust: den buyck is haest versaet.
 
Laeft, u mijn ziel, met spijs die nimmermeer vergaet.
[pagina 109]
[p. 109]

Quod petis, jntus habes.

 
MEn houft geẽ meerder cracht in handen, ledeẽ, sinnen,
 
Als om sijn eyghen selfs te connen overwinnen?
 
Den mensch, wie dat hy zy, en dient geen meerder goet,
 
Als om, met God, in rust te stellen sijn ghemoet.
 
Ten waer ons niet van nood naer meerder vreught te jaghen,
 
Indien een yder cond' sijn eyghen gheest behaghen.
 
Gheen vvetenschap is nut, wat leertmen jaer aen jaer?
 
Als om sijn eyghen selfs te kennen gansch en gaer.
 
Wat looptmen dan soo verr', en sweeft met alle winden?
 
Al watmen buyten soeckt, is binnen ons te vinden:
 
Vrient wildy wesen sterck, rijck, vroylijck, en gheleert,
 
En soeckt niet hier of daer; maer u tot uwaerts keert.

Nascentes morimur.

 
ONs leven is hier niet als sieckten en cranckheden,
 
Verswackend' elcke reys des lichaems broose leden:
 
Elck sieck zijn is den mensch ghelijck een cleyne doot,
 
En stout ons vast al heẽ na Charons swartẽ boot.
 
Moet dan des menschen vleesch hier eens int graf bederven,
 
Soo laet ons metten gheest gheduerichlijcken sterven.
 
Om wel te sterven ist, dat yder mensche leeft;
 
Om wel te leven ist, dat t'leven ons begheeft.
[pagina 110]
[p. 110]

Malo gaudere, malum pessimum.

 
EEn gruwel zijn voor God, ons sonden en gebreken;
 
Maer gruwelijcker ist, daer in te blijven steken:
 
Noch ergher doet den mensch, die vroylijck daer in leeft;
 
En in zijn quaden wech, een welgevallen heeft.
 
Maer op der sonden pad zijn dees wel verst ghecomen,
 
Die hun, met vollen mont, der booser streken roemen.
 
Can ick van sonden niet vry houden mijn ghemoet,
 
Om dat ick ben een mensch bestaend' uyt vleesch en bloet,
 
Van vast int quaet te staen, van t'schandelijck verblyden,
 
Van des te draghen roem, wil ick my immers myden,
 
Mits dat ick ben een mensch vernieut door Christi soen.
 
Du gheefst my God den wil, ô gev' oock het voldoen.

Nunquam erit foelix, quem torquebit foelicior.

 
IN blyschap wil ick niet soo hooghe zijn gheseten,
 
Dat ick daer deur mijn God sou comen te vergeten.
 
'k En wil ooc niet soo verr' in-laten druck en rou,
 
Dat ick myn eyghen self daer door vergeten sou.
 
Ic merck dat niemant is door voorspoet soo verhevẽ,
 
Dat hem, naer synen wensch, hier alles wert ghegeven:
 
Ic sie ooc dat geen mensch soo ongheluckich leeft,
 
Die niet soo dit soo dat tot syn gherief en heeft.
 
Wel dan, wat gaet my aen? waerom ist dat ick wensche
 
Te zyn van beter staet als is myn even mensche?
 
Het best en hebdy niet, oock niet het quaetste lot;
 
Vernueght u dan, myn hart, en danct den milden God.
[pagina 111]
[p. 111]

Votum.

 
WAt is doch cruyt of spruyt, als wy aensien de dieren
 
Die crielen door de lucht, door velden en rivieren?
 
En wederom, wat is een domm' of stomme beest
 
Als ons comt in den sin des menschen hooghen gheest?
 
Wat is den mensch, als wy t'groot aertrijck gaen bemercken?
 
Wats t'aertrijck soo wy t'ooch slaen op des hemels wercken?
 
Wat is den hemel doch, als ons ghemoet aensiet
 
Hem die cruyt, beesten, mensch, aerd', hemel schiep uyt niet?
 
Niet, om sich sellefs wil, wil ick dan eer bewijsen;
 
Maer alle dinck in God verwonderen en prijsen,
 
En God in alle dinck. ô God, stuer myn ghedacht
 
Dat, buyten dy, myn ziel voortaen gheen dinck en acht.

FJNJS.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken