Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek
Afbeelding van Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiekToon afbeelding van titelpagina van Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.10 MB)

XML (0.87 MB)

tekstbestand






Editeur

Reginald De Schryver



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek

(1971)–Frans van Cauwelaert–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Uit het archief van Frans van Cauwelaert 1


Vorige Volgende
[pagina 207]
[p. 207]

De Eerste Wereldoorlog

[pagina 208]
[p. 208]

Oorlogsdagboek 1914-1918Ga naar voetnoot(1)

Scheveningen / 26 October 1914

Bezoek aan collega Dr. Terwagne, Gentsche straat 151. Terwagne verhaalde me van zijn ontmoetingen met Destrée, Royer, FéronGa naar voetnoot(2), JansonGa naar voetnoot(3) e.a. te Oostende, Gent en Antwerpen, enkele dagen voor den val der stad, en de besprekingen onder hen gevoerd over de wenschelijkheid van onder de bevolking van het bezette gebied te blijven of niet. Destrée werd de eerste maal zijns levens ontvangen door Z.M. den Koning, welke hij verliet onder een diepen indruk van de hooge persoonlijkheid van den Koning, en had lang gesprek met de Broqueville.

Het besluit was dat de volksvertegenwoordigers zich over verschillende landen moesten verdeelen, en daar door hun invloed - door het gesproken of geschreven woord - handelen ten beste van België. Lorand was in Italië en vroeg om den bijstand van een tweeden collega, bij voorkeur socialist. Destrée bleef in Engeland met Janson en MélotGa naar voetnoot(4) (Folkestone). Terwagne en ikzelf waren aangeduid voor Holland. De kosten voor de ‘missie’ zouden worden gedragen door de Regeering, welke ook onze parlementaire indemniteit zou laten uitbetalen. De Broqueville zou hebben gezegd aan Destrée: ‘Vous pouvez dépenser sans compter.’

Ik opperde aan Terwagne den wensch om ten minste tijdelijk naar Antwerpen terug te gaan; vooral om den zedelijken steun welke

[pagina 209]
[p. 209]

onze aanwezigheid aan de bevolking zou geven.

Terwagne raadde mij dat beslist af. Hij was het geheel oneens met Mijnheer Franck daarover geweest in den gemeenteraad. Hij had er ook zoo eerst over gedacht. Maar Destrée had hem overtuigd dat deze ‘solution démagogique’ de verkeerde was. Hij zegde zelfs: ‘Vous ne pouvez pas rentrer’, gezien de ontvangen opdracht om Nederland te bewerken.

Ik heb hem daarop gevraagd dat hij bepaaldelijk zou vragen aan Destrée, welke de voorwaarden waren waarin hijzelf en de andere collega's hun taak volbrachten. Wij zouden elkander dan over een paar dagen terug ontmoeten om verdere afspraak te houden.

Terwagne liet me verder kennis nemen van een plan van werkzaamheden door Destrée ontworpen. Dit diende reeds tot richtsnoer voor het blad L'Echo belgeGa naar voetnoot(5), dat op de pers van het Algemeen HandelsbladGa naar voetnoot(6) werd gedrukt. Een artikel van hem en van mij werd ingewacht. Hij vond het geraadzaam ook een blad te stichten in het Nederlandsch.

Ik was in deze niet van zijn mening. En vond het beter stukken te plaatsen in de bestaande Nederlandsche bladen. Wat hij dan ook beaamde.

Terwagne had ook een telegram ontvangen van collega Féron, waarin deze wenschte mij te ontmoeten om te spreken over de questie van den terugkeer der vluchtelingen. In Londen was men algemeen van gedacht dat terugkeer der Belgen ongewenscht was. Minister BerryerGa naar voetnoot(7) en Segers zouden ook die opinie deelen. En Féron was met adv. LejeuneGa naar voetnoot(8) nu overgekomen om een ontmoe-

[pagina 210]
[p. 210]

ting te hebben op de grens - Roosendael - met Mter Franck. Féron en Terwagne waren vorigen avond bij mij komen aanbellen. Ik was afwezig en den volgenden morgend poogde ik vruchteloos met Féron in telefonisch gesprek te komen. Toen ik aansluiting kreeg, was Féron vertrokken naar Dordrecht.

Ik deed mijn zienswijze aan Dr. Terwagne kennen. Vooral nadruk leggende op onmogelijkheid en onwenschelijkheid om, tegen het verlangen van de Nederlandsche Regeering in, onvermogende duizendtallen hier te behouden. En wat de staatsbeambten betreft, de noodzakelijkheid bepleitende om te voorkomen dat ze ten laste zouden vallen van de Nederlandsche Regeering of liefdadigheid. Met pia vota was hier niet vooruit te komen. En Terwagne scheen daarmee in te stemmen. Als men van Engeland uit terugkeer voor ongewenscht hield, moest men vandaar ook voor overtocht zorgen.

26 October 1914

Bezoek gebracht aan Baron FallonGa naar voetnoot(9), om hem mijn bevindingen in Vlissingen en Zeeuwsch-Vlaanderen mede te delen. Ik heb hem ook mijn standpunt ontwikkeld. Hij was het volkomen eens met mijne zienswijze.

Bezoek aan Secretaris-Generaal van Nederlandsch Ministerie van Binnenlandsche Zaken, om over mijn reis verslag te doen. Over mijn vroeger uitgedrukten wensch om met Nederlandsche gelastigde te gaan zien hoe het staat in de meest geteisterde gemeenten, deelde hij mij mee dat Overste TerwisgaGa naar voetnoot(10) - die de onderhandelingen had geleid - en de minister van Binnenlandsche ZakenGa naar voetnoot(11) het niet gewenscht oordeelden dat een voor de Duit-

[pagina 211]
[p. 211]

schers persona ingrata zou meegaan. Prof. KohnstammGa naar voetnoot(12) was alleen gedelegeerd en werd met een eerste verslag dezer dagen terugverwacht. Afschrift zou mij worden meegedeeld.

25 Mei 1915

Naar me door den Heer FleskensGa naar voetnoot(13), voorzitter van de Nederlandsche voedingscommissie werd medegedeeld, heeft hij ontdekt dat de Duitsche vice-consul te MaastrichtGa naar voetnoot(14) 1 fl. per 100 Kg. aardappelen had geëischt, om door zijn protectie consent te verkrijgen voor het invoeren van 1 millioen kgr. aardappelen van Holland naar de provincie Luik.

Een paar dagen geleden, bij Prof. Struycken met Prof. van Hamel jr.Ga naar voetnoot(15) op diner. 't Gesprek liep natuurlijk over den oorlog, volkerenrecht en toekomstige statenverhoudingen, en Hollandsche sympathieën. Van de Duitschgezindheid van den anti-

[pagina 212]
[p. 212]

revolutionairen groep nu bracht Van Hamel een veelzeggend bewijs. Z.E.Minister LoudonGa naar voetnoot(16) had namelijk aan Van Hamel's vaderGa naar voetnoot(17) zelf verteld dat, ware KuyperGa naar voetnoot(18) nog aan het roer geweest of zelfs HeemskerkGa naar voetnoot(19), de onzijdigheid van Holland ongetwijfeld een sterk welwillend karakter zou hebben gedragen; want dat er onder het beleid van Kuyper met Duitschland besprekingen en afspraken waren gevoerd, welke voor Nederland zeer compromitteerend waren. De versterkingen van Vlissingen waren wel degelijk mede een opzet van Duitschland geweest.

Vrijdag 21 mei 1915Ga naar voetnoot(20)

Met Minister Poullet een lang onderhoud gehad over onze binnenlandsche politiek, vooral over de overhaasting met welke men aan een unionistische politiek wil beginnen, met onmiddellijke wijziging van de samenstelling van den ministerraad. Ook Min. Poullet was van meening dat men wachten moest tot na den vrede vooraleer iets te ondernemen, en dat van een versmelting der partijen

[pagina 213]
[p. 213]

niet veel te verwachten was. Hij las me daarover een nota voor welke hij gericht had aan du Bus de Warnaffe en waarin hij o.m. waarschuwde tegen het verwaarloozen van de verlangens der Vlamingen door een eventueele unionistische partij.

28 Juni 1915

Lunch met Minister Poullet. Ik vernam van Z.E. dat waarschijnlijk enkele Franschschrijvende Belgische journalisten in Engeland en deze van La BelgiqueGa naar voetnoot(21) in Holland door Min. Berryer worden ondersteund. Z.E. zou verder daarover informeren en, indien hij volle zekerheid verkreeg, zorgen dat de opstellers van De Vlaamsche StemGa naar voetnoot(22) op gelijken voet worden behandeld.

Ik gaf Z.E. in overweging of het oogenblik niet gekomen was voor onze Regeering, om een geruststellend woord voor de Vlamingen te zeggen, daar de ophitsingen van de franschbelgische kranten en aan den anderen kant de zichtbare aanhaligheid van de Duitschers de gemoederen begonnen te verontrusten. Z.E. ging erover schrijven aan Minister de Broqueville. Hij keurde ten zeerste de aanvalligheid van de Echo Belge af; ook van de xxe SiècleGa naar voetnoot(23), die zeer ongelukkig is in zijn uitlatingen over Holland. Hij vond integendeel De Vlaamsche Stem over het algemeen zeer sympathiek. Alleen vond hij ze wat eenzijdig-taalstrijdend; maar kon begrijpen dat de Vlamingen zich eenigszins bezorgd maakten over de tijdelijke samenstrijd met Frankrijk, ofschoon hij, zich in hunne plaats stellende, meer vertrouwen zou hebben in eigen kracht, daar zij toch de meerderheid vormen in het land.

[pagina 214]
[p. 214]

Zaterdag 7 Augustus 1915 / Van Best

Dezen middag gedejeuneerd met Van BestGa naar voetnoot(24) in Hotel Twee StedenGa naar voetnoot(25). Het gesprek liep over de aanloopjes welke tot nu toe zijn genomen om tot een regelmatige bevoorrading van de Belgische nijverheid te geraken. Een eerste poging was van België uit gedaan door de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Brussel. Evenwel zonder resultaat. De Belgische Regeering van Le Havre was toen zelf de zaak nog niet gunstig gestemd, wat wel het geval is tegenwoordig. Aan de mogelijkheid van slagen van de zijde van den Heer AnkermanGa naar voetnoot(26) geloofde Van Best ook niet en hij achtte het wenschelijk dat de Belgische Regeering daarvan op de hoogte werd gebracht opdat geen nutteloze stappen zouden worden gedaan. Beslissend is in deze de medewerking van de N.O.T. en de Koninklijke Commissie van UitvoerGa naar voetnoot(27). Een woord van haar is voldoende om de toestemming van Engeland tegen te houden. En de Heer Linthorst HomanGa naar voetnoot(28) zal er zich beslist tegen verzetten dat deze zaak als een onderneming van zuiver winstbejag

[pagina 215]
[p. 215]

wordt bedreven, zoals ze gedacht wordt door de Heer Ankerman. De Heer Van Best verwachtte ook dat onze Belgische Regeering, door te toonen dat zij voor bepaalde personen bijzondere waardeering had, zou zorgen dat deze zaak niet uitsluitend in handen van andersdenkenden kwam. En in feite was hijzelf de eenige Roomsche welke zich met deze zaak had beziggehouden.

Ik deelde aan den Heer Van Best beknoptelijk mede wat ik zelf van gedane pogingen wist en vestigde vooral zijn aandacht op de noodzakelijkheid dat er in België zelf een ernstige, gezaghebbende commissie tot stand zou komen. Hij zou er moeten spreken met oud-minister LevieGa naar voetnoot(29), en me verder bericht geven.

9 Augustus 1915 / Vlaamsche Stem

Met Julius HosteGa naar voetnoot(30) naar Amsterdam, om bij Prof. van Hamel een vergadering te houden, op welke ook DeswarteGa naar voetnoot(31) moest aanwezig zijn en was.

Voor de samenkomst deelde Deswarte ons mede dat zij bij BoissevainGa naar voetnoot(32) wederom circa 1200 fl. achterstonden. Blijkbaar was

[pagina 216]
[p. 216]

hij door DelbecqueGa naar voetnoot(33), de kashouder, sedert 14-dagen niet op de hoogte gehouden van den toestand. Uit een mededeeling van Prof. van Hamel bleek verder dat het steunfonds van de Raad van Bijstand niet 5000 fl. zoals was verwacht maar slechts ± 3750 fl. had bereikt. Een onhoudbare finantieele toestand. Ook niet over te nemen, zoals hij was. Dat zag Deswarte zelf in, en hij was van meening dat er te liquideren viel. Ik heb hem beloofd dat er echter finantieel zou worden tusschengekomen, in zooverre noodig om te beletten dat hij finantieel zou geblameerd kunnen worden als beheerder. Ik heb hem steeds de verzekering gegeven dat ik van mijnen kant alles zou hebben gedaan wat mogelijk zou wezen, met pen en daad, om hem met fatsoen te redden uit de verwikkelingen waarin hij onbedacht zich had laten meeslepen.

Wij hebben aan Prof. van Hamel ons standpunt tegenover de Vlaamsche-Post-mannenGa naar voetnoot(34) en tegenover de medewerking van Nederlandsche zijde breedvoerig uiteengezet. Zooals deze door GerretsonGa naar voetnoot(35) was opgevat, was zij voor ons volstrekt onaannemelijk en onduldbaar. Van Hamel had nog steeds aan de mogelijkheid van een vergelijk geloofd. Hij had de tekst van een verklaring, welke door beide partijen te onderteekenen zou wezen, gezonden aan Deswarte en Gerretson. Ook aan mij zou hij ze sturen, vertelde Deswarte. Ik ontving ze echter niet, maar ik las ze van Deswarte. De verklaring was ongetwijfeld goed bedoeld, maar niettemin onaannemelijk. En tot mijn genoegen was dit ook

[pagina 217]
[p. 217]

de opvatting van Deswarte. ‘Trouwens’, voegde hij er aan toe, ‘de tijd van vergelijken teekenen is voorbij’. Prof. van Hamel, schijnt, is nog niet genoeg doordrongen van de ideeën dat wij als Vlamingen niet alleen niet los van België mogen noch kunnen staan, maar zelfs met geen andere mogelijkheid dan het herstel van het vrije, zelfstandige België mogen coquetteren. Maar wij hebben duidelijk verklaard dat wij niets gemeens wilden hebben met menschen als Gerretson en zijn vrienden, dat hun aanwezigheid met hun geld, onder welken vorm ook, ons - d.i. Hoste en mij - elke medewerking aan De Vlaamsche Stem onmogelijk maakte en dat wij de Heeren zonder eenig ontzag zouden bestrijden indien zij zich in De Vlaamsche Stem wilden vastnestelen.

Bij onderzoek van het geval dat de groep-Gerretson van zijn meerderheid op de algemeene vergadering zou willen gebruik maken om het blad in hunne handen te nemen en voort te zetten, verklaarde de Professor dat natuurlijk de Raad van Bijstand zijn hand van het blad onmiddellijk zou afdoen. Maar hij zou nog eens met Gerretson en zijn vrienden onderhandelen en ze tot inschikkelijkheid en vrijwillige liquidatie van de zaak aanzetten.

Daarna had ik nog even een samenkomst op de kamer van Deswarte met Hoste, Deswarte en A. De RidderGa naar voetnoot(36). Daar bracht J. Hoste het voorstel tevoren dat al op de algemeene vergadering aan de aandeelhouders zou worden voorgesteld, al wat gedaan was als nietig te beschouwen. Al de aandelen en de vennootschap zelf zouden als niet bestaand worden beschouwd. Aan de obligatiehouders zou ook worden gevraagd dat zij een kruis zouden maken over hun stortingen. Op die voorwaarde heb ik me bereid verklaard om de schulden aan Boissevain ten bedrage van ± 1500 fl. te betalen. Wij hebben echter zorgvuldig gevraagd of er buiten deze geen andere schulden meer zouden opduiken, wat ontkennend door de beide beheerders werd beantwoord. In die voorwaarden zou het blad de volgende dag voortverschijnen door de zorgen van een consortium van enkele personen - Hoste, ikzelf, enz. - maar zonder nieuw vennootschap. Willen echter Gerretson c.s. het

[pagina 218]
[p. 218]

blad voortzetten op hun gezag, dan zal Deswarte met De Ridder, WittemansGa naar voetnoot(37) etc. ontslag nemen en het blad onmiddellijk verlaten. In dit laatste geval blijft het onbeslist of er meer zal worden gedaan dan een weekblad uitgeven. Het oprichten van een nieuw dagblad gaat onvermijdelijk met groote inrichtings- en propagandakosten gepaard. De Vlaamsche Stem echter werd op ± 3000 nrs. elken dag geplaatst. In het eerste geval zal een mail-editie van het blad worden gemaakt voor het front.

10 Augustus 1915

Vergadering voor Boekenaankoop op bestelling van de Koning met A. BuysseGa naar voetnoot(38) en J. Hoste. Buysse verklaarde zich volkomen tevreden met de hem verschafte inlichtingen over de gedane voorbereidingen. Bij een napraatje over de zaak De Vlaamsche Stem deelde hij vertrouwelijk mede dat Marcellus EmantsGa naar voetnoot(39) geldinzamelingen deed voor Alberic [Deswarte], welke zoogezegd geheel zijn vermogen zou hebben verloren en in nood verkeeren, ofschoon volgens zeggen van EggenGa naar voetnoot(40) aan Buysse hij wezenlijk over middelen hier zou beschikken. Ik laat het zaakje voor wat het waard is.

Bezoek van H. Meert

Belangrijker was echter om den rijkelijken voorraad van inlichtingen welke hij mij bracht, het bezoek van Hyp. Meert. Meert is in mijn oogen een man van de grootste eerlijkheid, en van de

[pagina 219]
[p. 219]

meeste nauwgezetheid in zijn mededeelingen. Hij is puntig en gewetensvol en is beter dan wien ook op de hoogte van wat er in de Vlaamsche wereld te Gent en elders omgaat. Hij verklaarde me omstandig, alles wat van eenig belang mocht wezen, over het ontstaan van De Vlaamsche Post en de verhouding van de Vlamingen tegenover dit blad.

Toen na de val van Antwerpen, het schandelijk pamflet La Vérité sur la chute d' AnversGa naar voetnoot(41) werd rondgestrooid - en dat gebeurde volgens Meert op misschien 10.000 ex., werd bij hem en enkele Vlamingen de vraag overwogen of er geen blad tot verweer tegen dergelijke onverantwoordelijke aanvallen zou worden gesticht. Het bleef echter bij een theoretische vraag. Op een zekeren dag ontving hij echter een uitnoodiging om een flamingantenvergadering bij te wonen, waar over de stichting van een blad zou worden gesproken. Zij was belegd door de stichters van De Vlaamsche Post.

[pagina 220]
[p. 220]

Waren aanwezig o.a. Meert, MaesGa naar voetnoot(42), Jef GoossenaertsGa naar voetnoot(43), DelahayeGa naar voetnoot(44), PicardGa naar voetnoot(45), MinnaertGa naar voetnoot(46), Fons Sevens, e.a. Fons Sevens kwam al gauw uit zijn schulp. ‘Men wil ons eenvoudig een valstrik spannen’, zei hij. ‘De Heeren welke De Vlaamsche Post willen stichten maken hun propaganda met Duitsche automobielen, zij zijn met auto's van de Kommandatur naar H. Verriest en Stijn Streuvels gereden, de medewerker van Het Laatste Nieuws is door de Duitschers rondgevoerd om de verkoopers van Het Laatste Nieuws te gaan opzoeken en ze te verplichten van het nieuwe blad rond te venten. En de Duitschers willen bedektelijk ook de middelen verschaffen.’ Waarna hij de vergadering heeft verlaten. In die voorwaarden heeft H. Meert aan de heeren Picard en Minnaert ten zeerste afgeraden om een blad uit te geven. Deze

[pagina 221]
[p. 221]

heeren loochenen wel elke finantieele medewerking van de Duitschers - Meert acht het echter wel mogelijk dat het blad voorrechten geniet voor het vervoer - maar de Vlaamschgezinden moeten elke verdenking vermijden. De goede raad mocht echter niet baten. Het blad verscheen. De eerste dagen bevatte het echter geen artikelen welke bijzonderen aanstoot gaven. Maar het werd slechter. Er werd verteld in de kringen der stad dat Picard afscheid was gaan nemen van PirenneGa naar voetnoot(47) en zou hebben gezegd, dat het met Vlaanderen uit was indien België weer verrees, maar dat er 90 % kansen waren dat Duitschland het zou winnen, en dat zij daarom de opinie wilden voorbereiden. Volgens Meert was dit gerucht echter valsch, volgens eigen verklaring van Pirenne en Jef Goossenaerts. Maar het werd gecolporteerd o.a. door Prof. Paul Frédericq en eischte optreden. Er moet kleur worden bekend van de zijde der andere Vlamingen. Maes kwam daarover Meert vinden. Zij gingen onuitgenoodigd naar een tweede vergadering, van welke zij hadden vernomen, en trachtten nogmaals de jonge heeren, maar even vruchteloos als de eerste maal, tot beter inzicht te krijgen. Intusschentijd kwam een stuk in omloop, waarin de Vlamingen zich van De Vlaamsche Post desolidariseerden. Het was reeds onderteekend door Davidsfonds, Willemsfonds, Vlaamsche Volksraad; ook hij met SpeleersGa naar voetnoot(48) teekenden voor Algemeen Nederlandsch Verbond.

Later werd hem door Domela NieuwenhuisGa naar voetnoot(49) verzoek gedaan om eenen aanbevelingsbrief bij Dr. Kiewiet de JongeGa naar voetnoot(50), met

[pagina 222]
[p. 222]

de bedoeling in Nederland geld te vinden voor De Vlaamsche Post; wat de heer Meert weigerde.

13 November 1915

Brief geschreven naar De ClercqGa naar voetnoot(51) naar aanleiding van de mededeeling van den Heer Rietjens in De Vlaamsche Post dat ik namens de Regeering eenen dreigbrief zou hebben geschreven aan een onzer eerlijkste voormannen.

's Avonds samenkomst bij mij aan huis met de heeren Persyn, J. Hoste, L. GevaertGa naar voetnoot(52) en H. JacobsGa naar voetnoot(53). Fr. LuytenGa naar voetnoot(54) uit Brussel was toevallig bij mij op bezoek en bleef aanwezig. Er werd natuurlijk veel over de laatste gebeurtenissen in de Vlaamsche Beweging gepraat. Persijn was er voor dat Vrij BelgiëGa naar voetnoot(55) het ingezonden stukje zou opnemen uit De TijdGa naar voetnoot(56) van 11 No-

[pagina 223]
[p. 223]

vember over De Clercq en mij. Hij vindt den maatregel der Regeering tegen De Clercq onpolitiek en is van meening dat De Clercq het niet onaangenaam heeft gevonden, om deze martelaarskroon op zijn hoofd te ontvangen. Ook Hoste acht het ontslag van De Clercq ongelukkig, al kan hij hem van regeeringsstandpunt verrechtvaardigen. H. Jacobs zegt dat De Clercq zich op voorhand aan dezen maatregel verwachtte. Den avond van onze samenkomst voor het definitief goedkeuren van het Manifest heeft De Clercq hem gezegd: ‘Ik heb nog tweeduizend frank op zak en zal het daarmee wel lang genoeg kunnen uithouden.’

F. Luyten had van Frans Reinhard hooren zeggen dat hij het schandalig vond dat Van Cauwelaert, een volbloed katholiek, en J. Hoste, een volbloed liberaal, samen een blad uitgaven. In het Algemeen Nederlandsch Verbond te Brussel had Meester ThelenGa naar voetnoot(57), die voorzitter is, reeds een paar keer beproefd om een Bestuursvergadering te houden, om positie te nemen in de Vlaamsche kwestie. Maar de andere heeren van het bestuur o.a. DelpireGa naar voetnoot(58), E. DeveenGa naar voetnoot(59) en hijzelf waren er tegen opgekomen. Onlangs nu kreeg Luyten een kaartje waarop werd meegedeeld dat hij in café X... komen konde als hij wilde. Mr. Luyten heeft begrepen dat zijn aanwezigheid minder gewenscht was en bleef weg. - Hij bevestigde ons ook nog dat het volk van separatisme niets wil hooren op dit oogenblik.

Van een dame - wier naam hij niet mocht noemen - had Luyten gehoord dat Ch. Woeste tegen haar gezegd had: ‘Vous verrez, Madame, l'Allemagne sera victorieuse partout et sur tous les points.’ - Aan mijzelf heeft Woeste op 4 Augustus in de Kamer, op mijn

[pagina 224]
[p. 224]

protest tegen Duitschland geantwoord: ‘l'Allemagne mène une politique de grande nation’, en verder aangaande België ‘que l'on ne pouvait pas sacrifier toute sa jeunesse’. Ook op den KroonraadGa naar voetnoot(60), na het ultimatum, had hij een gereserveerde houding aangenomen; en vóór de vergadering had hij Schollaert op zij genomen, om hem te suggereren dat het wijs zou zijn om even af te wachten en niet te haasten met het nemen van positie.

15 November 1915

Ik heb de aandacht van Poullet gevestigd op den goeden indruk dien hij kon verwekken met op het Koningsfeest van het Belgisch ComiteitGa naar voetnoot(61) (Haag) ook in 't Vlaamsch te spreken. Hij deed het en zijn verklaringen zijn van groote waarde. Zie Vrij België van deze week, waar ze tekstueel zijn verschenen, van de hand van Poullet zelf.Ga naar voetnoot(62)

20 November 1915 / Bezoek Camille Huysmans

Volgens Huysmans heeft de flamingantische scheurmakerij in België volstrekt geen invloed. De menschen vragen maar één zaak: vrij te zijn. Teekenend wat hij ondervond met de Politische Abteilung van de Duitsche K.Ga naar voetnoot(63). Hij kreeg namelijk vorige maand geen paspoort, omdat hij ‘eenen slechten invloed uitoefende op de flaminganten in Holland en de politieke plannen van Duitschland tegenwerkt’. Dit doelde op de laatste vergadering welke wij voor

[pagina 225]
[p. 225]

het goedkeuren van het Vlaamsch manifest hebben gehouden en waar Huysmans aanwezig was en zich scherp tegenover de Vlaamsche Post-mannen en tutti quanti had uitgelaten. Er was dus overgebracht. Aanwezig waren de heeren De Clercq en JacobGa naar voetnoot(64).

Dit feit laat zich van zelfs in verband brengen met wat wij ondervonden hadden op de eerste vergadering te Amsterdam. Ook deze was vertrouwelijk. Waren ook aanwezig vorige heeren. Onmiddellijk na onze bijeenkomst werd er een tweede gehouden met mannen van De Vlaamsche Post - Gerretson, HoekGa naar voetnoot(65), RietjensGa naar voetnoot(66), CantillonGa naar voetnoot(67), enz. - en Jacob vertelde er alles over wat ik gezegd had. Ten halve van de week verschenen mijn woorden reeds - merkelijk verdraaid natuurlijk - in De Vlaamsche Post.

Volgende maand komt Camille Huysmans zich definitief vestigen in Holland. Hij voorziet een volledige scheuring in de Sociaal-Democratische Duitsche Partij. De anti-oorlogsfractie - volgens hem veruit de talrijkste - gaat positie nemen tegen de Regeering en de nationalistische groep der socialisten, en dan is zijn aan-

[pagina 226]
[p. 226]

wezigheid als algemeen secretarisGa naar voetnoot(68) op vrijer terrein noodig voor het contact met Frankrijk en Engeland.

O.a. vertelde hij van voorbesprekingen welke afgevaardigden uit verschillende groepen op dit oogenblik voeren, over de politiek na den oorlog. Van katholieke zijde nemen er o.a. deel aan BraunGa naar voetnoot(69), TimmermansGa naar voetnoot(70), enz. Worden besproken: herziening van de Grondwet, wijzigingen aan schoolwet, enz. Ook de Vlaamsche Kwestie. De noodzakelijkheid van een Vlaamsche Hoogeschool wordt algemeen ingezien. Zelfs is men van niet Vlaamsche zijde geneigd, volgens C. Huysmans, om de Fransche universiteit te laten vallen of langzaam ten onder te gaan, indien het om praktische redenen noodzakelijk blijkt.

Poullet / Broqueville en de Vlaamsche Hoogeschool

Ook de ministers Poullet en de Broqueville blijven van het recht der Vlamingen op een Vlaamsche Hoogeschool te Gent overtuigd. Poullet wenscht alleen niet dat de verdwijning van de Fransche universiteit zoo ruw weg gedecreteerd wordt als in ons ontwerp 't geval is, maar is bereid om de gelegenheid tot het afsterven der Franse Universiteit te openen.

De Broqueville verklaarde mij bij mijn laatste bezoek in Le Havre, dat de kwestie der Vlaamsche Hoogeschool heel spoedig in de allereerste maanden na den oorlog moest worden opgelost. De leiding van deze hervorming, zegde hij, moest worden toevertrouwd aan mannen, welke tegelijkertijd volkomen op de hoogte zijn van het Hooger Onderwijs en het vertrouwen der Vlamingen genieten. Hij wilde aan mij - beweerde hij - deze taak hoofdzakelijk opdragen. Dit sloot aan bij hetgeen hij mij reeds had bevestigd in de maand juli 1914, toen hij mij bij gelegenheid van

[pagina 227]
[p. 227]

een korten terugkeer uit Castel-LyonGa naar voetnoot(71), te Brussel ontbood over die kwestie en eenige andere te spreken.

Wij zullen ons in den slaap niet laten wiegen, maar deze teekens zijn in elk geval vertrouwenwekkend.

Bij Prins de Ligne

Prins de LigneGa naar voetnoot(72), onze gezantschapsraad, vertelde mij als een open geheim dat de zusters van den Duitschen Keizer o.a. de Koningin van Griekenland en de Vorstin van Schaumburg-LippeGa naar voetnoot(73) als echte lichtekooien hun jeugd hebben doorgebracht.

's Avonds bezoek ten mijnent van J. Persijn, de Heer en Mevrouw HosteGa naar voetnoot(74) en H. Jacobs.

Op 18e kreeg ik bezoek van Pater MolkenboerGa naar voetnoot(75), die me zeer vertrouwelijk kwam ondervragen over Pastor Verriest. René De Clercq vertelde namelijk aan wie 't hooren wilde dat Pastor Verriest sedert jaren geen geloof meer had en huichelde. Een jong Hollandsch kunstenaar was reeds aan 't wankelen gebracht in zijn Katholiek geloof door dit verhaal. Ik heb aan Molkenboer gezegd

[pagina 228]
[p. 228]

dat ik geen aanleiding had om geloof te hechten aan De Clercq's bewering, maar dat het feit op zichzelf dat De Clercq, een beschermeling van H. Verriest, zulks vertelde, afschuwelijk was.

19 Februari 1916

Brief van De Broqueville ontvangen over verkoop Vrij België. Brief - samen met Hoste - van WaxweilerGa naar voetnoot(76) over onze politiek. Baron PeersGa naar voetnoot(77) heeft aan A. Buysse en mezelf mededeelingen gedaan over zijn vroegere ervaringen met SchellekensGa naar voetnoot(78) als handelsman. - Prof. van HeckeGa naar voetnoot(79) en de Heer Liebaert zijn me hun plannen komen voorleggen voor de meubeltjes, welke ik voorgesteld had te maken voor ons vluchtelingen en arbeiders in België (na terugkeer). - Vergadering van het Officieel ComitéGa naar voetnoot(80). - Eerw. Heer A. BruynseelsGa naar voetnoot(81) vestigt mijn aandacht op de groote

[pagina 229]
[p. 229]

verdiensten van den Heer VerviersGa naar voetnoot(82) voor het onderwijs van onze vluchtelingenkinderen. Hijzelf kan me belangrijke gegevens bezorgen over het ontstaan van vele Belgische scholen voor vluchtelingen, waarvan vele tot stand kwamen door zijn initiatief met dat van jhr. Ruys gecombineerd. - 's Avonds bezoek van Prof. en Mevr. van HeckeGa naar voetnoot(83). Deze laatste vertelde me o.a. dat ons gouvernement maandelijks frs. 100.000 betaalt voor onderhoud van onze Belgische soldaten op het Russisch front!Ga naar voetnoot(84)

FrancquiGa naar voetnoot(85), voorzitter van het Nationaal ComitéGa naar voetnoot(86), is in de stad. Hij liet me telefoneren dat hij me om 6u30 zou verwachten ‘Hôtel des Indes’Ga naar voetnoot(86bis. Hij was er echter niet, en heb hem mijn kaartje met de noodige aanwijzigingen achtergelaten.

[pagina 230]
[p. 230]

7 April 1916

's Avonds in de Litteraire SociëteitGa naar voetnoot(87) met Fleskens, RutgersGa naar voetnoot(88), kamerleden en oud-premier Heemskerk. Deze vertelde even van de eerste algemeene vergadering van de Hollandsch-Belgische commissie in 1907Ga naar voetnoot(89). Beernaert zat met hem voor. Op een gegeven oogenblik liet Beernaert zich tegenover Heemskerk ontvallen dat de bijeenkomst niet bijzonder aangenaam was aan de Duitsche regeering. Aan Frankrijk en Engeland integendeel wel. De secretarissen van de legaties dezer twee laatsten zitten in de tribunes. Heemskerk zette een stalen gezicht en deed of de bemerking hem langs liep. De Nederlandsche commissieleden wilden geenszins met deze samenkomsten een buitenlandsch politiek doel vervolgen, dat raken zou aan de plannen der groote mogendheden.

21 Mei 1916

Camille Huysmans deelde me telefonisch zijn plan mee om voor ‘Le livre du soldat’Ga naar voetnoot(90) uitgaven van Vlaamsche boeken als feuille

[pagina 231]
[p. 231]

littéraire te laten uitgeven. Door den heer L. De PaeuwGa naar voetnoot(91) is dat initiatief daartoe reeds genomen, door de school voor verminkten. De eerste uitgave was deze van De arme edelman van Conscience. Eerw. Heer Bruynseels had ontmoeting met Pater TarcitiusGa naar voetnoot(92), secretaris van Mgr. HeylenGa naar voetnoot(93). Ofschoon de bisschop van Namen zich zeer vrijmoedig tegenover de Duitschers houdt, ondervindt hij van hen geen last. Maar de priesters worden veel geplaagd, om op die wijze zich tegenover de bisschoppen te wreken. Volgens Pater Tarcitius zou Van VollenhovenGa naar voetnoot(94) zich met de Duitschers te vertrouwelijk toonen. Hij gaat met Von BissingGa naar voetnoot(95) kaartspelen. Tarcitius betwijfelde overigens of hij indertijd de nota van Mgr. Heylen tegen het Duitsche WitboekGa naar voetnoot(96) aan zijn regeering zelfs had overgemaakt en had minister Loudon op de hoogte gesteld

[pagina 232]
[p. 232]

van den toestand. Loudon had beloofd dat aan het kaartspelen met von Bissing dadelijk een einde zou komen, maar liet zich niet uit over de ontvangst van de nota van Heylen.

11 Juni 1916 (Sinxen) /Onderhoud met MelisGa naar voetnoot(97), secretaris van de stad Antwerpen

Melis was ten mijnent van 9.15 tot 11.15 's morgens en van 2.15 tot 4 uur. J. Hoste was bij het grootste deel van het gesprek aanwezig. Melis begon met mij den toestand van de Vlaamsche Beweging in België zelf uiteen te zetten. Algemeen was men gekant - op zeer enkele uitzonderingen na - tegen ieder blijvende connectie met Duitschland en vermeed ook elke samenwerking en gunst van dien kant. Maar de vervlaamsching der Hoogeschool tijdens de bezetting werd door zeer veel en vooraanstaande Vlamingen niet als een Duitsche gunst maar alleen als een nationaal recht beschouwd, en een belangrijke groep spande zich nu in om de verwezenlijking ervan te verzekeren. Nu of nooit, was hun overtuiging. De tegenstanders van deze hervorming verweten de anderen vroeger te heulen met den vijand. Nu is er over en 't weer meer verdraagzaamheid. Melis dacht echter niet dat de uitvoering van het plan mogelijk zou zijn. Studenten zouden er genoeg komen. Er bestaan nu reeds propagandacomités. Maar het zou ontbreken aan Professoren. Slechts zes hadden zich onder de tegenwoordige Gentsche hoogleeraars bereid verklaard om op te treden. De VreeseGa naar voetnoot(98) was er niet bij. Dat wist hij van Meert en Speleers. Deze laatste en ook Lod. DosfelGa naar voetnoot(99) zouden bereid zijn

[pagina 233]
[p. 233]

eenen leerstoel te aanvaarden. Er had zich ook onder ouders een ‘eedverbond’ gevormd waarvan de leden op hun eer beloofden hun kinderen liever naar Holland te zenden dan ze nog prijs te geven aan een verfranscht onderricht.

De Vlamingen zijn zeer verbitterd. Daarvan was de campagne van de xxe Siècle en de Franschdolheid van de Belgische besturen de schuld. De stad Antwerpen ontving b.v. van Kunsten en Wetenschappen (bestuurder Nicolai)Ga naar voetnoot(100) uitsluitend Fransche formulieren voor onderwijzerspensioenen. Melis verzoekt om Vlaamsche. Achter zijn rug om schrijft Nicolai naar StraussGa naar voetnoot(101) om te vragen of het college wel degelijk eens is met het verzoek van de burgemeester en erop wijzende dat zij nu toch niet toegeven aan ‘zekeren’ (Duitschen) invloed en nieuwe Vlaamsche formules laten drukken. Bespreking in 't college. Franck verdedigt Melis. Er wordt beslist Vlaamsche formules te vragen, zodra de stock Fransche uitgeput is. En eenige dagen later ontving het college eenen brief in dien zin terug - ondertekend door von SandtGa naar voetnoot(102)! - aan wien Nicolai dus zijn zienswijze had weten te onderschuiven. Van Poullet ontving Melis nochtans de mondelingsche verzekering dat de Vlaamsche formules bestonden en toelating om aan Nicolai namens den Minister mede te deelen dat zijn handelwijze hem zeer onaangenaam was.

Ik ontwikkelde op mijn beurt aan Melis mijn standpunt en gaf

[pagina 234]
[p. 234]

hem een overzicht van mijn handelingen. Hij was zeer gelukkig de inlichtingen te vernemen, die ik hem gaf en verzekerde dat hij volkomen met ons standpunt instemde.

14 Juni 1916 / Bezoek bij Poullet

De mededeelingen van Melis hadden indruk op den minister gemaakt. Hij bevestigde nogmaals dat de regeering onmiddellijk na den oorlog de vervlaamsching van het hooger onderwijs zou beginnen. Maar hij zegde dat het verblinding was vanwege de Vlamingen om dit met de Duitschers te ondernemen. Hij betreurde aan Melis niet het volgend argument te hebben gegeven: veronderstel dat de Duitschers de Fransche kloosterlingen in Noord-Frankrijk toelaten, zal er één zijn die er gebruik zal van maken? Poullet ontving ook het bezoek van Persijn en was zeer verontwaardigd over de nalatigheid van HubertGa naar voetnoot(103) die Persijn sedert maanden verstoken liet van zijn wedde.

Ik heb de laatste tijd aan Poullet uittreksels medegedeeld van soldatenbrieven over het Vlaamsch en de Vlamingen in het leger. Hij heeft beloofd over de huidige mistoestanden met grooten aandrang te spreken met den Koning en met generaal WielemansGa naar voetnoot(104) en de Broqueville.

Audiëntie bij Minister Loudon, met Buysse en Huysmans

Naar aanleiding van de beslissing van het Duitsche bestuur, in het Etappengebied vooral, om allen invoer naar België uitsluitend te doen loopen over de Duitsche organisatie en het verbod aan gemeenten en particulieren om nog iets afzonderlijk te gaan aankoopen, hebben B. en H. en ikzelf audiëntie gevraagd en genoten bij Loudon. Wij hebben aangedrongen dat de Hollandse regeering

[pagina 235]
[p. 235]

de onafhankelijkheid van hare grenscommissie (Fleskens) zou verdedigen. Het was in het belang van de goede gezindheid der Belgen in het bezet gebied, die zich gekrenkt voelen uit de hand van de Duitschers te moeten leven en een gevaar voor de onafhankelijkheid van onze arbeidersbevolking, op wie de Duitschers met meer of min voedsel drukking konden uitoefenen. Maar het is ook een politiek Nederlandsch belang dat België voelt dat Holland het rechtstreeksch bijstaat en dat Engeland niet den indruk krijgt dat de Duitschers een soort monopool over het teveel aan voedingsmiddelen van Holland zouden willen oprichten.

Loudon was het volkomen eens dat de commissie-Fleskens hare werkzaamheid en onafhankelijkheid moest behouden. Hij liet Mr. Fleskens onmiddellijk opbellen in de Tweede Kamer, en hem uitnoodigen tot een samenkomst met ons in Buitenlandsche Zaken. Wat dan ook geschiedde.

's Avonds vernam ik van den Heer Fleskens dat hij, na overleg met Loudon, den volgenden dag onmiddellijk naar Brussel vertrok. Hij deelde me bovendien mede, dat zijn commissie niet alleen van Duitschen kant, maar vooral van Amerikaansch-Engelschen kant in 't nauw dreigde te komen. De Engelschen schijnen te hebben bedongen, dat 50% van den uitvoer van Nederland bestemd wordt voor de geallieerden. Daar echter Engeland zelf niet voordelig de hooge prijzen kan besteden, tegen welke de Duitschers koopen op de Hollandsche markt, zou deze 50% gereserveerd worden voor België en Noord-Frankrijk, maar met dien verstande dat zij door de ReliefGa naar voetnoot(105) worden ingevoerd. Op die wijze zou de commissie-Fleskens zo goed als uitgeschakeld worden.

Bij een toevallige ontmoeting met Baron Fallon, had deze mij op den middag te verstaan gegeven dat er door de geallieerde mogendheden iets op touw was gezet om den uitvoer van Holland naar Duitschland te belemmeren.

[pagina 236]
[p. 236]

Gevaert - Persijn

Gevaert sprak me vandaag over het inzicht van Persijn om te Gent onder Duitsche bezetting te doceeren. Hij had het vernomen van Leo MeertGa naar voetnoot(106), maar was er volkomen tegen dat Persijn zou gaan.

23 Juni 1916

J. Hoste bezocht Min. Poullet en heeft zijn aandacht gevestigd op de gevaren welke de eendracht van België bedreigen, indien er niet krachtig halt wordt geboden aan de campagne der annexionisten en indien de bezetting van België nog een winter moet duren.

Poullet gaf hem onder andere de verzekering dat Min. Hymans partijganger is van een zeer voorzichtige politiek. Deze had geschreven ‘que si la Belgique devenait dépendante de la France ou de l'Allemagne à quelque point de vue que ce soit, le pays périrait par la désunion’.

Hoste vertelde mij ook dat hij vernomen had dat L. FierensGa naar voetnoot(107) gelast was door de Broqueville om een onderzoek in te stellen in Zeeuwsch-Vlaanderen naar de gezindheid der bevolking tegenover een mogelijke inlijving bij België. Bij een bezoek door een Hollandsch-Limburger op het Belgisch gezantschap te Parijs gebracht werd hem, naar het schijnt, door een neef van De Broque-

[pagina 237]
[p. 237]

ville - naar het heet Van CaloenGa naar voetnoot(108) - ook onmiddellijk gevraagd naar de stemming van de Limburgsche bevolking in dit opzicht. - Dat de groep van de xxe Siècle ook Baron BeyensGa naar voetnoot(109) verdacht maakt, bleek hem uit de vraag van volksvertegenwoordiger A. Buysse, of het waar was dat Baron Beyens, tijdens zijn gezantschap te Berlijn, bij onze regeering ten gunste van Duitschland zou hebben geïntrigeerd. Deze beschuldiging kwam hem blijkbaar uit het ‘Office belge’Ga naar voetnoot(110), met welk Buysse nog regelmatig samenwerkte op het oogenblik dat hij Hoste daarover sprak.

24 Juni 1916

Lunch genomen bij Poullet met E.H. Bruynseels en E. Verviers. Na den lunch ben ik nog eenen tijd met den minister alleen blijven ven doorpraten. In den loop van het gesprek liet de minister hooren dat in een ministerraad, tijdens zijn verblijf gehouden, de Broqueville bekend had dat zij de middelen in handen hadden om den xxe Siècle het zwijgen op te leggen en dat er toen gemeenschappelijk beslist werd aan de campagne een einde te stellen. Doch er blijken ministers zich niet aan de afspraak te houden en achter den rug tegen de beslissing der meerderheid in te werken. Tot deze behooren vooral Renkin en Segers.

Cam. Huysmans was den vorigen dag ook bij Poullet geweest en was zeer opgewonden. Hij had zelfs gedreigd de regeering in het openbaar op te vorderen met het ‘Office belge’ op te doeken.

In verband met de verhouding tusschen vluchtelingen en Neder-

[pagina 238]
[p. 238]

land, was de minister zeer ingenomen met mijn plan om een huldigingsfeest in te richten voor de Commissie tot Steun, en vooral voor Mr. Th. StuartGa naar voetnoot(111). Hij bekende dat indien men moest voortgaan met tegen Nederland te ageeren, hij verlegen zou zijn om langer in dit land te blijven. Want de Nederlanders geven zich goed rekenschap - na de onthulling van Jean BaryGa naar voetnoot(112) - dat er ministers zijn welke met de annexionistische groep relaties onderhouden, vermits er verschillende ambtenaren onder zijn.

Op de zitting van het Officieel Belgisch Comité heb ik in het bijzijn van verschillende leden zeer scherp aan Terwagne mijn gedacht gezegd over de perfide aanval welke Het Belgisch DagbladGa naar voetnoot(113) tegen mij wederom den dag te vooren had gericht in verband met de oproeping van alle Belgen tot 40 jaar.

's Avonds bij thuiskomst vernam ik toevallig dat op den middag J. Persijn het bezoek had ontvangen van René De Clercq en Picard. Zij kwamen bij hem middagmalen. Eenige dagen tevoren had hij het bezoek gehad van Hip. Meert uit Gent, die bij hem is komen avondmalen (met Leo Meert vermoedelijk). Over dit alles heeft Persijn tegenover mij echter een volstrekt geheim bewaard.

Na 't souper bezoek van J. Hoste met vrouw en schoonmoeder. J. Hoste had vernomen dat Gerretson reeds aan De Nieuwe CourantGa naar voetnoot(114) had geschreven, dat de activisten in onderhandeling waren

[pagina 239]
[p. 239]

met de Belgische Regeering over de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Een scheeve voorstelling blijkbaar van het feit dat J. Persijn eenige dagen geleden bij Min. Poullet was gegaan om over de kwestie te spreken in verband met zijn persoonlijke positie. Toen J. Hoste daarvan kennis gaf aan Persyn, bleek deze over dit misbruik dat van zijn mededeelingen was gemaakt zeer ontstemd. De onbetrouwbaarheid van Gerretson was een paar dagen geleden aan J. Hoste eens te meer gebleken uit het volgende feit. Onlangs ontmoette hij Gerretson in De Witte Sociëteit en sprak met hem in tegenwoordigheid van advocaat BellemansGa naar voetnoot(115) over de toestanden. Gerretson kwam met zijn gewone bewering af dat geheel zijn groep België ongerept wilde behouden en z.m. Maar enkele dagen later - zijn gewoon procédé toepassend - schreef hij aan J. Hoste eenen brief, waarin hij eenige punten van hun gesprek ophaalde en eenige verklaringen van J. Hoste, b.v. over den nieuwen oproep der Belgische regeering, in een valsch daglicht stelde. Hij deed het o.a. voorkomen alsof ook in het gemoed van Hoste de loyale Belg met den consequenten Vlaming te kampen had. Hoste heeft voorzichtigheidshalve onmiddellijk per brief geantwoord dat de voorstellingen van Gerretson onjuist waren.

29 Juni 1916

Volgens den Heer L. Gevaert had J. Persijn van het Duitsch gezantschap een uitnoodiging ontvangen om te Gent te doceeren. Doch Juul was nog onbeslist, en hij zag zelfs beter dan eenige dagen geleden de bezwaren in welke met de heropening van de Universiteit te Gent zouden verbonden zijn, wanneer de overige gesloten bleven.

1 Juli 1916

De Heer Gevaert had vernomen door J. Persijn dat de laatste berichten, welke deze uit België had ontvangen, het meer twijfelachtig deden voorkomen, of de Universiteit te Gent zou worden geopend. Een groote struikelsteen scheen te vormen de duurte van

[pagina 240]
[p. 240]

het leven. Elk student zou gemiddeld 3000 fr. hebben gekost. De gunstige verwachting welke men had gehad, was 25 professoren en 500 studenten. Zelfs dat dorst men nu niet meer te verhopen.

2 Juli 1916

Dezen namiddag een lang en gezellig onderhoud gehad over de Vlaamsche Beweging in verband met de tegenwoordige gebeurtenissen met Juul Hoste en J. Persijn.

10 Juli 1916

Bijeenkomst van de Schaepman-vrienden te Rijsenburg. J. Persijn voerde het woord. In zijn korte aanspraak raakte hij de gebeurtenissen van heden aan. Over de schuldvraag wilde hij niet rechten. In verband met onze verhouding tot Nederland legde hij sterken nadruk op onze eenheid door beschaving. In vragenden vorm liet hij doorschemeren dat hereeniging van Vlaanderen en Nederland de weg der historie was.

Voor het diner sprak ik lang met HoogveldGa naar voetnoot(116) over de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Hoogveld was zeer beslist van meening dat wanneer de Vlamingen die hervorming uit de handen der Duitschers aanvaardden zij zelfmoord pleegden en algemeen in Nederland zouden worden afgekeurd. Mgr. van SchaickGa naar voetnoot(117), president van het Seminarie, een der meest hoogstaande Nederlanders, sloeg zijn handen van verbazing in elkaar toen hij hoorde dat er Vlamingen waren die zoo blind zouden handelen. Hoogveld zou ook aan Persijn met alle sterkte afraden om een professoraat te Gent te aanvaarden. Hij deelde mij mede dat toen Persijn rond Paschen naar Cuelemborg was gegaan hij verklaard had dat hij zijn medewerking zou hebben verleend. Persijn had

[pagina 241]
[p. 241]

dan ook verteld dat de Regeering zijn wedde had geschorst, maar dat de ministers hun eigen wedde op 50.000 fr. hadden gebracht. Ik heb die zaken recht gezet, maar aan Hoogveld medegedeeld dat ik weinig afgeweten had van den gedachtengang van Persijn in deze zaak van de Hoogeschool. Na het eten sprak Hoogveld geruimen tijd met Persijn, en daarna weer met mij. Hij was eenigszins onder den indruk van hetgeen Persijn hem had verteld over den geestestoestand der Vlamingen in het bezet gedeelte en vroeg mij of het niet mogelijk was dat de regeering een verklaring zou afleggen, die de Vlamingen zou geruststellen omtrent de vervlaamsching van Gent. Persijn had hem gevraagd mij daarover te polsen. Ik heb aan Hoogveld uitgelegd waarom stappen naar dat doel mij zonder uitkomst schenen te zullen blijven zoowel van de zijde der regeering als van de zijde der Vlamingen zelf, die in die verklaring toch altijd graten zullen vinden. Van Hoogveld vernam ik bovendien dat J. Persijn naar het bezet gedeelte eenen brief had geschreven, over zijn onderhoud met Poullet, en dat afschrift van de brief bij Piet SteenhoffGa naar voetnoot(118) was, en dat in Roosendael een bijeenkomst van Vlamingen zou hebben plaats gehad in verband met de hoogeschoolkwestie. J. Persijn sprak me bij den terugkeer 's avonds echter alleen van zijn plan om Dosfel o.a. eens te vragen om naar Roosendael te komen en vroeg of ik iets er zou tegen hebben om deze daar te ontmoeten. Hij verklaardde zich zeer aarzelend over de kwestie om naar Gent te gaan en twijfelde aan het welgelukken van het ontwerp der vervlaamsching door de Duitschers. Maar wel was hij van zin, zegde hij, om tot het laatste oogenblik zooveel mogelijk chantage op de regeering uit te oefenen om ze een gunstige verklaring te doen afleggen. Op zijn vraag hoe ik dacht over het stellen van een verzoek aan de regeering om een verklaring te doen, heb ik mijn meening uitgesproken tegenover Hoogveld herhaald; ik heb bijgevoegd dat ik wel bereid was om het verzoek eenvoudig in te reiken, maar alleen geen persoonlijke bemoeiing verder geven aan de zaak, wanneer ik niet op voorhand wist welke de conclusie zou zijn die door de stellers zou worden getrokken indien het verzoek onbeantwoord of slechts onbe-

[pagina 242]
[p. 242]

vredigend beantwoord bleef. Want het was de gewoonte bij de Vlaamsche politiek van vragenstellen, dat uit een stilzwijgen van de regeering, ook uit zuiver opportuniteitsredenen, een reden werd gehaald om dan zich maar in de tegenovergestelde richting te werpen en dat ik in geenen deele wou medewerken om onze Vlaamsche Beweging eenen weg op te voeren, waar voor ons slechts onheil is te vinden.

Sleeswijk

Gerard van SpanjeGa naar voetnoot(119) wist te vertellen dat Louis van GorkomGa naar voetnoot(120) door professor SleeswijkGa naar voetnoot(121) is gevraagd, of hij hem met mij soms in aanraking niet kon brengen.

Woensdag 7 maart 1918, 12 uur-1 uur

Onderhoud met Engelsche consul-generaal RotterdamGa naar voetnoot(122). Heb hem getracht te doen begrijpen dat over de Vlaamsche kwestie valsche voorstellingen werden gewekt, waarom Vlaamsche volk wantrouwend was en redenen waarom de Engelschen in het bijzonder den schijn niet mogen nemen de Franschgezinden in Vlaanderen tegen het volk in bescherming te nemen. Integendeel Vlamingen en Engelschen hebben van elkander niets te vreezen maar

[pagina 243]
[p. 243]

wederkeerigen steun. Heb hem uitgelegd waarom tegen ‘Union douanière’Ga naar voetnoot(123). Hij vroeg uitleg waarom in 1830 de Vlamingen van de Hollanders zoo afkeerig waren. Reden: vrees voor Calvinisme, taaldwang, invloed van Frankrijk, belastingen, oude veeten. De consul zegde zich ten uiterste tevreden over ons onderhoud en stelde voor dat ik mijn gedachten in een brochure zou hebben samengevat welke in 't Engelsch, Fransch en Nederlandsch zou worden verspreid. Ik heb hem geantwoord dat mijn gedachten in Nederland genoeg bekend waren, niet echter in Engeland en Frankrijk, waar ik ze gaarne verspreiden zou; maar dat ik zou beginnen met een nota voor hem persoonlijk. Dat vond hij een zeer gelukkig idee en beloofde mij de nota over te maken aan zijn regeering. Hij verzocht om nog een onderhoud. Wat ik hem beloofde zoodra mijn nota zou klaar zijn. Ik verklaarde mij tevens bereid hem te woord te staan op alle vragen over politieke informatie welke het hem behagen zou mij te stellen.Ga naar voetnoot(124).

voetnoot(1)
We behouden de spelling van dit eigentijds document. - Voor een duidelijker begrip van het Oorlogsdagboek, zie ook de Herinneringen, vooral p. 264-274.
voetnoot(2)
Maurice Féron, oBrussel 1 maart 1865 †ald. 9 mei 1929, promoveerde 1886 in de rechten te Brussel, advocaat, 22 april 1913-dec. 1919 liberaal volksverteg., nov. 1921 tot zijn dood senator voor het arr. Brussel.
voetnoot(3)
Paul Emile Janson, oBrussel 30 mei 1872 †Weimar-Buchenwald tussen 27 febr. en 22 maart 1944, doctor in de rechten, mei 1910-1912 en mei 1914-1935 liberaal volksverteg. voor het arr. Doornik, 21 nov. 1935 tot zijn dood gecoöpteerd senator, was febr.-sept. 1920 en bijna onafgebroken van nov. 1927 tot aan Wereldoorlog ii minister van zeer verschillende departementen en herhaaldelijk eerste-minister, 5 juni 1931 minister van Staat.
voetnoot(4)
Augustin Mélot, oNamen 16 sept. 1871 †Neuengamme (Hamburg) 11 nov. 1944, doctor in de rechten, 25 mei 1902-1919 katholiek volksverteg. voor het arr. Namen.
voetnoot(5)
L'Echo belge was tijdens Wereldoorlog i te Amsterdam een Belgische patriottisch-gezinde ochtendkrant.
voetnoot(6)
Het Algemeen Handelsblad, liberaal blad te Amsterdam, aanvankelijk (juli 1825-jan. 1828) vooral handelsberichten, werd sedert 5 jan. 1828 een halfwekelijks en op 1 okt. 1830 een dagblad; sedert 1 nov. 1831 versmolten met de Nieuwe Amsterdamsche Courant.
voetnoot(7)
Paul Berryer, oLuik 4 mei 1868 †Spa 14 juni 1936, promoveerde te Luik in de rechten, advocaat, 24 mei 1908-1936 kath. senator voor het arr. Luik, sept. 1910-nov. 1918 minister van Binnenl. Zaken, dec. 1921-maart 1924 van Binnenl. Zaken en Openbare Gezondheid, 21 nov. 1918 minister van Staat, 1 jan. 1925 burggraaf.
voetnoot(8)
A.E.E. Charles Lejeune, oAntwerpen 31 maart 1873 †Oudergem 4 feb. 1940, makelaar, 1919-1925 liberaal senator voor het arr. Antwerpen.

voetnoot(9)
Albéric Fallon (baron), oGent 14 juni 1862 †Sint-Joost-ten-Node 21 jan. 1925, diplomaat, 1899 gezant in Brazilië, 1904 in Portugal, 1914-1918 in Nederland, 1920 Roemenië, 1921 Brazilië.
voetnoot(10)
Willem Hendrik van Terwisga, oHaarlem 1 april 1861 †'s-Gravenhage 22 nov. 1948, 1 mei 1907 luitenant-kolonel van de Nederlandse generale staf, 1908-1910 hoofd van de iide afdeling van het departement van Oorlog, 1911 waarnemend sous-chef van de generale staf met rang van kolonel, 1912 kolonel, 1914 generaal-majoor en commandant van de derde divisie (Breda), 1916-1919 commandant van het veldleger met rang van luitenant-generaal.
voetnoot(11)
Nederlands minister van Binnenl. Zaken was op dat ogenblik Pieter W.A. Cort van der Linden, o's-Gravenhage 14 mei 1848 †ald. 15 juli 1935, 1881-1896 hoogleraar in de staatshuishoudkunde te Groningen nadien te Amsterdam, 1897-1901 minister van Justitie, 1902-1913 lid van de Raad van State, 19 aug. 1913 tot 9 sept. 1918 minister-president en minister van Binnenlandse Zaken, 1918-1934 lid van de Raad van State, 1915 minister van Staat.
voetnoot(12)
Philipp Abraham Kohnstamm, oBonn 17 juni 1875 †Ermelo 31 dec. 1951, promoveerde 1901 te Amsterdam in de wis- en natuurkunde, 1908 buitengewoon hoogleraar aldaar aan de Gemeentelijke Universiteit, 1932-1939 hoogleraar in de pedagogie te Utrecht, 1938-1946 te Amsterdam.

voetnoot(13)
Albertus Nicolaas Fleskens, oHeesch (N.-Br.) 20 april 1874 †Eindhoven 2 febr. 1965, 1908-1935 burgemeester van Geldrop, 1910-1935 voor de katholieke partij lid van de Tweede Kamer, 1935-1940 lid van de Eerste Kamer, op 5 dec. 1914 voorzitter van de Commissie ter regeling van de voorziening in noodzakelijke levensbehoeften in Belgische grensgemeenten.
voetnoot(14)
Vice-consul in Maastricht was Ludwig Haex, oMaastricht 18 april 1874 †ald. 14 sept. 1945, advocaat te Maastricht, 1900-1922 Duits vice-consul voor de provincie (Nederlands-) Limburg.
voetnoot(15)
Joost Adriaan van Hamel, zoon van Gerard Anton (zie noot 17 hierna), oAmsterdam 8 okt. 1880 †Baarn 18 okt. 1964, promoveerde 1902 in de rechten, 1910 hoogleraar in strafrecht aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, 1917-1918 lid van de Tweede Kamer, nadien als jurist werkzaam in internationale organismen en commissies.
voetnoot(16)
John Loudon (jonkheer), o's-Gravenhage 18 maart 1866 †Wassenaar 11 nov. 1955, promoveerde te Leiden in de rechten, 1890-1945 in diplomatieke dienst, sept. 1913-sept. 1918 als extra-parlementair minister van Buitenl. Zaken.
voetnoot(17)
Gerard Anton van Hamel, oHaarlem 17 jan. 1842 †Amsterdam 1 maart 1917, Nederlands strafjurist, 1880 hoogleraar aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, 1909 tot zijn dood liberaal lid van de Tweede Kamer.
voetnoot(18)
Abraham Kuyper, oMaassluis 29 okt. 1837 †'s-Gravenhage 8 nov. 1920, promoveerde 1862 in de theologie en was aanvankelijk gereformeerd predikant, 1880-1901 hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, 1874-1877 en 1894-1912 lid van de Tweede Kamer voor de Antirevolutionaire Partij, 1913-1920 van de Eerste Kamer, 1901-1905 minister-president en minister van Binnenlandse Zaken, 1912 minister van Staat; van bij de stichting in 1872 tot 1920 hoofdredacteur van De Standaard.
voetnoot(19)
Theodorus Heemskerk, oAmsterdam 20 juli 1852 †Utrecht 12 juni 1932, 1888 tot zijn dood lid van de Tweede Kamer voor de Antirevolutionaire Partij, 1908-1913 minister-president en minister van Binnenlandse Zaken, 1913 lid van de Raad van State, 1918-1925 minister van Justitie, 1926 minister van Staat.

voetnoot(20)
In het manuscript staat zeer duidelijk 21 mei; vermoedelijk moet het 28 mei 1915 zijn.

voetnoot(21)
La Belgique, tijdens Wereldoorlog i Fransgezind en Belgisch-patriottisch dagblad te Rotterdam onder de directie van J. Wappers.
voetnoot(22)
De Vlaamsche Stem, van 1 febr. 1915 tot 31 jan. 1916 Vlaamsgezind dagblad te Amsterdam; in de zomer 1915 eigendom geworden van een Nederlands consortium met Duitsgezinde leiding en sedertdien aan de zijde van de activisten.
voetnoot(23)
Le Vingtième Siècle, 1895-1940 katholiek dagblad te Brussel, verscheen tijdens Wereldoorlog i in Le Havre en stond toen tot maart 1918 onder leiding van Fernand Neuray (voor deze, zie verder p. 263, noot 39); het blad was zeer patriottisch, en zelfs annexionistisch, en genoot de sympathie van sommige ministers.
voetnoot(24)
Johannes van Best, oValkenswaard 21 aug. 1880 †Brussel 21 april 1958, advocaat en procureur te Eindhoven, 1913-1918 lid van de Tweede Kamer voor de katholieke partij.
voetnoot(25)
Het Hotel Twee steden, dat thans niet meer bestaat, stond te 's-Gravenhage op de hoek Buitenhof-Hofsingel.
voetnoot(26)
Jan A. Ankerman, oNijehaske (Friesland) 15 dec. 1869 †'s-Gravenhage 20 jan. 1928, 1902-1909 predikant te Wommels, 1909-1918 en 1921-1922 lid van de Tweede Kamer voor de Christelijk-Historische Unie.
voetnoot(27)
De Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij (N.O.T.) werd op 24 nov. 1914 opgericht en beoogde, zoals uit haar statuten blijkt, ‘het verleenen van hare tusschenkomst in den ruimsten zin des woords ten behoeve van Nederlandsche kooplieden of vennootschappen van koophandel ten einde, ondanks den bestaanden oorlogstoestand, den ongestoorden aanvoer en uitvoer van goederen zooveel mogelijk te verzekeren’. De N.O.T. nam een monopoliepositie in voor de Nederlandse buitenlandse handel. Zij had o.m. een zgn. subcommissie B, m.a.w. de Commissie voor het Handelsverkeer met het Buitenland, waarvan de werkzaamheden zich uitstrekten van april 1915 tot eind 1917.
voetnoot(28)
Jan Tymes Linthorst Homan, oAssen 2 okt. 1873 †Havelte 27 mei 1932, studeerde rechten te Groningen, advocaat en procureur te Assen, 1915-1917 uitvoerend lid van de subcommissie B van de N.O.T. (zie vorige noot), juni 1916-eind 1917 voorzitter van het Landbouw-Export-Bureau, 1917-1931 commissaris van de koningin in Drente.
voetnoot(29)
Michel Levie, oBinche 4 okt. 1851 †Sint-Joost-ten-Node 6 maart 1939, mei 1900-1921 kath. volksverteg. voor het arr. Charleroi, juni-febr. 1914 minister van Financiën, geheim vertegenwoordiger van de Belgische regering van Le Havre bij het Nationaal Hulp- en Voedingscomité (zie verder, noot 86) in bezet België, 21 nov. 1918 minister van Staat.

voetnoot(30)
Julius Hoste (junior), oBrussel 7 juni 1884 †ald. 1 febr. 1954, advocaat en journalist, opvolger van zijn vader Julius sr. Hoste als directeureigenaar van het liberale Brusselse dagblad Het Laatste Nieuws, leidde met Frans Van Cauwelaert tijdens Wereldoorlog i in Nederland het Weekblad Vrij België (aug. 1915-nov. 1918), juni 1936-mei 1938 minister van Openbaar Onderwijs, febr. 1942-sept. 1944 onderstaatssecretaris in de Belgische regering te Londen, 26 juni 1949 tot zijn dood liberaal senator voor het arr. Brussel.
voetnoot(31)
Albéric Deswarte, †Nieuwpoort 28 aug. 1878 †Brussel 3 juni 1928, advocaat te Brussel, febr.-aug. 1915 eerste hoofdredacteur van De Vlaamsche Stem, nov. 1921 tot zijn dood socialist. senator voor het arr. Brussel.
voetnoot(32)
32 Bedoeld worden de uitgevers te Amsterdam van het Algemeen Handelsblad op de persen waarvan ook De Vlaamsche Stem werd gedrukt: Charles Boissevain, o1842 †1927, 1885-1906 hoofdredacteur- en 1896-1915 directeur, en Alfred G. Boissevain (†1922), 1906-1922 directeur-hoofdredacteur.
voetnoot(33)
Marcel Delbecque, oKortrijk 15 okt. 1888 †10 jan. 1963, zoon van René De Clercqs halfzuster Leonie, van beroep boekhouder kreeg hij dank zij De Clercq een baantje bij De Vlaamsche Stem; nadien, als activist, verbonden aan het ministerie van Nijverheid en Arbeid te Brussel.
voetnoot(34)
De Vlaamsche Post, febr. 1915-maart 1916 activistisch blad te Gent. Voor de Vlaamsche Post-mannen, zie verder p. 225.
voetnoot(35)
Frederik Carel Gerretson (met pseudon. Geerten Gossaert), oKralingen 9 febr. 1884 †Utrecht 27 okt. 1958, Nederlands letterkundige, historicus en politicus, studeerde o.m. aan het ‘Institut Solvay’ te Brussel en promoveerde 1917 te Heidelberg in de wijsbegeerte; was tijdens Wereldoorlog i o.m. secretaris van A.F. de Savornin Lohman, hoofd van de Christelijk-Historische Unie en verwierf in de zomer 1915 60 % der aandelen van De Vlaamsche Stem, die van dan af de zijde der activisten koos; 1915-1917 redacteur van Dietsche Stemmen, 1925-1954 hoogleraar in de geschiedenis te Utrecht, 1952-1956 lid van de Tweede Kamer voor de Christelijk-Historische Unie.
voetnoot(36)
André De Ridder, oAntwerpen 20 okt. 1888 †Borgerhout 1 juli 1961, letterkundige, tijdens Wereldoorlog i leraar aan het Belgisch Atheneum te Amsterdam en tot aug. 1915 redactiesecretaris van De Vlaamsche Stem, 1924 hoogleraar in de statistiek aan de rijksuniversiteit te Gent.
voetnoot(37)
Herman Jan Frans Wittemans, oAntwerpen 22 jan. 1879 †ald. 4 april 1963, 1900-1961 advocaat te Antwerpen, verbleef tijdens Wereldoorlog i in Nederland, okt. 1920-1925 socialist. senator voor het arr. Antwerpen.

voetnoot(38)
Arthur H. Buysse. oNevele 14 april 1864 †Gent 28 sept. 1926, jan. 1909-1921 en maart 1924 tot zijn dood liberaal volksverteg. voor het arr. Gent.
voetnoot(39)
Marcellus Emants, Nederlands letterkundige, oVoorburg 12 aug. 1848 †Baden (Zw.) 14 okt. 1923.
voetnoot(40)
Jan L.M. Eggen (van Terlan), oGent 23 juni 1883 †Bonn 28 dec. 1952, promoveerde te Gent in de letteren en wijsbegeerte en in de rechten, advocaat aldaar en magistraat in Congo, 1915 lid van de opstelraad van De Vlaamsche Stem, 1916-1918 in de rechtsfaculteit hoogleraar te Gent, wegens activisme naar Duitsland uitgeweken waar hij hoogleraar werd te Bonn, 1934 door de nazi's ontslagen, 1949 in zijn ambt hersteld.

voetnoot(41)
Dit pamflet van eind 1914 heette eigenlijk La vérité sur la capitulation d' Anvers en werd op grote schaal verbreid met de bedoeling, de stad Antwerpen te schandvlekken. De inhoud ervan was: dat Antwerpen zich had gedragen als een eerloze en opportunistische stad, die uit alles geld wilde slaan - een anti-joodse uitval hoorde hier bij - en de gordel van vestingen aan de Duitsers had uitgeleverd; het Engels geschut zou van de stad een puinhoop maken, waarna ze zichzelf gezuiverd opnieuw zou kunnen verheffen. In het pamflet werden burgemeester Jan de Vos en de raadsleden Louis Franck en Alph. Ryckmans aangevallen. De auteurs achtten de tijd van het flamingantisme voorbij en huldigden het onverdeelbare België. Op dit pamflet werd geantwoord met La Vérité sur la prise d'Anvers, dat genoemde burgerlijke overheden vrijuit liet gaan, daar zij wegens de terugtrekking van de militaire bevelhebber niet anders hadden kunnen handelen; vooral werd onderstreept dat Antwerpen niet gekapituleerd had (capitulation) maar door de Duitsers werd ingenomen en bezet (prise). In een ongedateerde nota van na 1950 schrijft F.V.C. hieromtrent: ‘Een van de prikkelstukken, die bedoeld waren om de Vlamingen tegen de Fransgezinden in het harnas te jagen, was de brochure La vérité sur la capitulation d'Anvers, welke men heeft willen doen doorgaan als een redevoering die door minister P. Hymans zou zijn uitgesproken en door La Métropole van Antwerpen bekend gemaakt. Beide beweringen bleken echter vals te zijn. Uit onderzoek dat namelijk door Dr. van de Perre werd ingesteld, scheen zelfs te blijken dat het gemene ding wel het werk kon zijn geweest van Duitse regeringsagenten. Maar het werd verspreid, niet alleen in het bezet Belgisch gebied, doch ook in Nederland, Engeland en zelfs op het Belgische front, waar het als stooksel tegen de Vlaamse gedachte heeft dienst gedaan.’
voetnoot(42)
Boudewijn Maes, oGent 10 jan. 1873 †Sint-Martens-Latem 18 nov. 1946, tijdens Wereldoorlog i te Gent ambtenaar bij de telegraafdienst en anti-activist; nadien 1919-1921 volksverteg. van het Vlaamsche Front (Frontpartij) voor het arr. Gent.
voetnoot(43)
Jozef (Jef) Goossenaerts, oWuustwezel 25 febr. 1882 †Astene 6 dec. 1963, promoveerde te Gent in de letteren en wijsbegeerte, leraar te Chimay, Ath en Gent; in dec. 1915 werd hij door de Duitsers gevangen gezet en naar het kamp van Göttingen gedeporteerd; later bijzonder bekend geworden als inrichter van de Vlaamse Wetenschappelijke Congressen en als stichter van het maandblad Wetenschappelijke Tijdingen (oorspr. Wetenschap in Vlaanderen), 1935-nu.
voetnoot(44)
Jozef Delahaye, oDiksmuide 27 dec. 1884, studeerde geneeskunde te Leuven en Gent.
voetnoot(45)
Leo Picard, oAntwerpen 4 nov. 1888, historicus en journalist, in okt. 1914 te Gent medestichter van Jong Vlaanderen (Jong-Vlaamsche Beweging) en aanvankelijk medewerker van de in febr. 1915 gestichte Vlaamsche Post. Als te gematigd verdreven, brak hij met beide en week sept. 1915 naar Nederland uit, waar hij De Vlaamsche Gedachte uitgaf. Hij bleef tot 1945 in Nederland als redacteur-buitenland bij het dagblad Het Vaderland (Den Haag) en kwam na Wereldoorlog ii terug naar België. Woont thans te Gent.
voetnoot(46)
Marcel G.J. Minnaert, oBrugge 12 febr. 1893 †Utrecht 29 okt. 1970, promoveerde 1914 te Gent in de biologie, begin 1914 medestichter van het weekblad De Bestuurlijke Scheiding en tijdens Wereldoorlog i medewerker aan De Vlaamsche Post, 1916-1918 docent te Gent, wegens activisme naar Nederland uitgeweken promoveerde hij er te Utrecht in de wis- en natuurkunde, verwierf 1932 de Nederlandse nationaliteit, 1937-1963 hoogleraar te Utrecht en directeur van de Sterrewacht.
voetnoot(47)
Henri Pirenne, oVerviers 23 dec. 1862 †Ukkel 24 okt. 1935, historicus, 1884 docent te Luik, 1886-1930 hoogleraar te Gent.
voetnoot(48)
Raymond Speleers, oWaasmunster 9 maart 1876 †Aalst 29 april 1951, promoveerde 1900 te Leuven in de geneeskunde en arts te Gent, 1916-1918 professor in de oogheelkunde aldaar, wegens activisme uitgeweken naar Nederland en er na studies te Leiden arts te Eindhoven, tijdens Wereldoorlog ii opniew hoogleraar te Gent.
voetnoot(49)
Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard, oAmsterdam 25 juli 1870 † ald. 4 jan. 1955, 1895-1918 Nederlands predikant te Gent en er een centrale figuur in de in okt. gestichte beweging Jong Vlaanderen, nadien tot 1943 in Friesland.
voetnoot(50)
Hermannus Jacob Kiewiet de Jonge, oGroningen 29 sept. 1847 †Nyon (Zwitserland) 13 april 1935, promoveerde 1881 in de klassieke letteren, 1874 leraar te Dordrecht, 1901-1902 rector van het gymnasium aldaar, sedert de tweede stichting van het Algemeen Nederlands Verbond in 1898 voorzitter hiervan en tot 1919 leider van het maandblad Neerlandia.

voetnoot(51)
René De Clercq, oDeerlijk 14 nov. 1877 †Maartensdijk 12 juni 1932, letterkundige, promoveerde in de germaanse filologie te Gent, sedert 1906 atheneumleraar aldaar, aug. 1915-jan. 1916 met Anton Jacob hoofdredacteur van De Vlaamsche Stem; door regering van Le Havre oktober 1915 wegens activisme als leraar ontslagen; juli 1917 terug naar België en na de oorlog ter dood veroordeeld; vestigde zich in 1918 in Nederland. - Voor Rietjens, zie verder noot 66.
voetnoot(52)
Lieven Gevaert, industrieel, oAntwerpen 28 mei 1868 †'s-Gravenhage 2 febr. 1935, 28 juni 1894 stichter van de commanditaire vennootschap L. Gevaert en Co die sinds 1905 een fabriek had te Mortsel, 1920 omgevormd tot N.V. Gevaert-Photoproducten, 1926 medestichter van het Vlaams Economisch Verbond.
voetnoot(53)
Henri Jacobs, oMechelen 4 sept. 1886 †Vorst-Brussel 4 jan. 1959, 1909 kandidaat-notaris te Leuven, tijdens Wereldoorlog I o.m. secretaris van de Commissie tot Verzending van Vlaamsche boeken naar het Belgisch leger, lid van de eerste beheerraad van De Standaard, medewerker van F.V.C., 1918 van minister Helleputte.
voetnoot(54)
Frans Luyten, oPulle 27 april 1847 †Brussel 7 jan. 1917, middelbaar onderwijs in het college te Turnhout, actief in de Brusselse afdeling van het Algemeen Nederlands Verbond, en o.m. betrokken bij herstellingswerken van historische gebouwen.
voetnoot(55)
Vrij België, weekblad van 27 aug. 1915 tot 20 nov. 1918 te 's-Gravenhage uitgegeven door Frans Van Cauwelaert en Julius Hoste jr.
voetnoot(56)
De Tijd, Nederlands katholiek dagblad in 1845 te 's-Hertogenbosch gesticht en sedert 1846 te Amsterdam uitgegeven.
voetnoot(57)
Willem (William) Thelen, oMaastricht 26 jan. 1870 †Brussel 12 febr. 1958, promoveerde 1892 in de rechten aan de Vrije Universiteit te Brussel, sedertdien advocaat in de hoofdstad.
voetnoot(58)
Lodewijk Delpire, oAntwerpen 12 dec. 1846 †Brussel 26 maart 1927, onderwijzer, publiceerde 1907 in het Antwerpse halfwekelijkse dagblad De Standaard, onder de naam Didaskalos, i.v.m. taalmisstanden in het ministerie van Landbouw, brieven aan minister J. Helleputte.
voetnoot(59)
Emiel Deveen, oAntwerpen 26 sept. 1869 †Schaarbeek 5 mei 1954, kandid. in de letteren en wijsbegeerte, sedert 29 april 1895 in dienst van het Rekenhof te Brussel, 1921-1931 als raadsheer, 1931-1951 als voorzitter; zeer bedrijvig in de Brusselse afdeling van het Willemsfonds, waarvan hij 1922-1946 voorzitter was.
voetnoot(60)
De Kroonraad wordt samengesteld uit de ministers van Staat en kan in belangrijke aangelegenheden de Koning adviseren.

voetnoot(61)
Er waren op vele plaatsen in Nederland Belgische Comités opgericht, die gedurende de oorlog regelmatig in Algemene Vergadering bijeenkwamen. Niet verwarren met het Officieel Belgisch Comité (zie verder p. 228, noot 80).
voetnoot(62)
Zie Het Koningsfeest in Den Haag in Vrij België, nr. van 19 nov. 1915, p. 9.

voetnoot(63)
Met K. wordt wel Kommandantur bedoeld, hier dan het Duits bestuur; als onderdeel hiervan werd op 13 febr. 1915 de ‘Politische Abteilung’ opgericht, bij dewelke in hoofdzaak de ‘Flamenpolitik’ ging berusten.
voetnoot(64)
Anton Jacob, oBoom 28 maart 1889 †Antwerpen 23 febr. 1947, promoveerde te Gent in de letteren en wijsbegeerte, leraar, sedert aug. 1915 met René De Clercq hoofdredacteur van De Vlaamsche Stem en met hem bij Kon. Besluit van 5 okt. 1915 als leraar afgezet; 1916-1918 docent Nederlands en Nederlandse Letterkunde aan de Gentse universiteit, en lid van het bestuur van de Raad van Vlaanderen; als activist veroordeeld en uitgeweken, werd hij hoogleraar in Hamburg en tijdens Wereldoorlog 11 opnieuw te Gent.
voetnoot(65)
Derk Hoek, oHoogvliet (thans Rotterdam) 6 juni 1887, woonde 1892-1914 te Brussel als zoon van een Nederlands predikant en studeerde er 1906-1914 rechten en geschiedenis aan de Vrije Universiteit. Na de oorlog werkzaam in de Nederlandse landsadministratie en in industriële ondernemingen. Woont thans in s'-Gravenhage.
voetnoot(66)
U.H.M. Edgard Rietjens, oSint-Truiden 5 april 1892 †Brussel 9 febr. 1933, studeerde te Brussel en week in 1914 uit naar Nederland, waar hij te Utrecht medestichter was van de Dietsche Bond en publiceerde in Dietsche Stemmen en De Toorts. Rietjens behoorde niet tot de groep Picard/Gerretson/Cantillon, die zich in Den Haag ophield.
voetnoot(67)
Eugène Cantillon, oHalle 7 jan. 1893 †'s-Gravenhage 1942, studeerde te Brussel Germaanse filologie, verbleef sedert Wereldoorlog 1 in Nederland waar hij o.m. correspondent is geweest voor De Vlaamsche Post, redacteur werd bij Het Vaderland (zoals Leo Picard), veel archivalisch werk verrichtte en o.m. over J.R.Thorbecke publiceerde.
voetnoot(68)
Camille Huysmans was van 1 jan. 1905 tot 1922 secretaris van de Tweede Internationale.
voetnoot(69)
Conrad Alexandre Braun, oNijvel 7 juni 1847 †Brussel 30 maart 1935, promoveerde te Luik in de rechten, 27 mei 1900-1929 kath. senator voor het arr. Brussel, 2 april 1925 minister van Staat.
voetnoot(70)
Het is niet duidelijk wie met Timmermans wordt bedoeld; een parlementslid van die naam was er in de jaren 1912-1918 alvast niet.

voetnoot(71)
F.V.C. schrijft Castel-Lyon, maar een plaats van deze naam bestaat er noch in België, noch in Frankrijk; vermoedelijk wordt de Franse badplaats Châtelguyon (Puy-de-Dôme) bedoeld.

voetnoot(72)
Albert Edouard Eugène Lamoral de Ligne (prins), diplomaat, oBrussel 12 dec. 1874 †ald. 4 juli 1957, sedert 1896 in diplomatieke dienst, was 1898-1918 gezantschapsraad o.m. en laatst in Den Haag, 1920-1926 gevolmachtigd minister aldaar, 1927-1931 ambassadeur in Washington, 1932-36 bij het Quirinaal, 1937 gepensioneerd.
voetnoot(73)
Bedoeld worden: Sophie o1870 †1932, echtgenote van de Griekse koning Konstantijn I o1868 †1923, en Viktoria o1866 †1929, echtgenote van 1o Adolf von Schaumburg-Lippe o1859 †1916 en 2o van Alexander Zoubkoff o1900 †1936. (Keizer Wilhelm II had nog twee zusters: Charlotte, o1860 †1919 en Margarete o1872 †1954).
voetnoot(74)
Joanna Persoons, oLokeren 8 sept. 1888 †Ukkel 20 mei 1960, huwde te Lokeren met Julius Hoste jr. op 5 juli 1913.
voetnoot(75)
Bernardus Constant Molkenboer, oLeeuwarden 10 dec. 1879 †Nijmegen 30 juli 1948, studeerde kunstgeschiedenis te Rome, 1916 stichter en redacteur van het katholiek letterkundig maandblad De Beiaard, waarvan F.V.C. medewerker was, 1923 lector, 1933 buitengewoon hoogleraar te Nijmegen in de Vondelstudie en de zeventiende-eeuwse letterkunde.

voetnoot(76)
Emile Waxweiler, oMechelen 22 mei 1867 †(auto-ongeluk) Londen 27 juni 1916, ingenieursstudies te Gent, socioloog, professor aan de ‘Université libre de Bruxelles’, 1902 eerste directeur van het ‘Institut Solvay’ aldaar, lid van de in 1907 opgerichte Tweede Hoogeschoolcommissie.
voetnoot(77)
Léon Irénée Charles Ernest Peers de Nieuwburgh, oOostkamp 27 sept. 1843 † ald. 24 juni 1930, zakenman (melkbedrijven), stichtte tijdens Wereldoorlog I in 's-Gravenhage een Comité dat de in landbouw geïnteresseerde Belgen groepeerde.
voetnoot(78)
Het is niet duidelijk naar welke Schellekens verwezen wordt
voetnoot(79)
Albert van Hecke, oZottegem 29 nov. 1881 †Sint-Pieters-Woluwe 11 april 1959, 1907 docent, 1909 buitengewoon, 1913-1952 gewoon hoogleraar te Leuven in de fac. van Wetenschappen en Toegepaste Wetenschappen, tijdens Wereldoorlog I in dienst van de Belgische vluchtelingen, 1932-1939 kath. volksverteg. voor het arr. Aalst.
voetnoot(80)
Het Officieel Belgisch Comité voor Nederland, gevestigd in de Nassau Zuilensteinstraat 21 's-Gravenhage, werd begin 1915 door de Belgische regering gesticht, om de leiding te nemen over de Belgische organisaties en in overleg met de Nederlandse inrichtingen de stoffelijke en zedelijke belangen van de uitgeweken landgenoten te behartigen. Voorzitter ervan was professor Albéric Rolin (oMariakerke-bij-Gent 16 juli 1843 †Brussel 3 februari 1937, 1881 buitengewoon, 1886-1913 gewoon hoogleraar te Gent); F.V.C. werd secretaris bij Kon. Besluit van 10 maart 1915. Niet verwarren met de Belgische Comités (zie hoger noot 61) noch met het ‘Office belge’ (zie hierna, noot 110).
voetnoot(81)
August Bruynseels, oEssen 26 dec. 1880 †Antwerpen 3 juli 1942, 19 sept. 1903 priester van het aartsbisdom Mechelen, 1905-1914 leraar aan Sint-Jan-Berchmanscollege te Antwerpen, 1914-1922 bestuurder van de sociale werken in het arr. Antwerpen, 18 mei 1922 pastoor van O.L.V.-Vrouwter-Sneeuw te Borgerhout. Tijdens Wereldoorlog I afgevaardigde voor Nederland van Kardinaal Mercier; als dusdanig verbleef hij vooral in Bergenop-Zoom.
voetnoot(82)
Emile Verviers, oRoosendaal 24 okt. 1886 †Oisterwijk (Tilburg) 3 febr. 1968, promoveerde 1914 te Leuven in de politieke en diplomatieke wetenschappen, woonde 1908-juli 1915 te Leiden, nadien te Oisterwijk, maakte zich o.m. verdienstelijk tijdens Wereldoorlog I voor het onderwijs van de Belgische vluchtelingenkinderen.
voetnoot(83)
Mevrouw Van Hecke, geboren Marcelle Eugénie Houa, oSint-Truiden 1 mei 1890, woont thans te Sint-Pieters-Woluwe.
voetnoot(84)
Tijdens Wereldoorlog i vocht aan Russische zijde een uit Belgische vrijwilligers bestaande pantserafdeling (‘gepantserde automobielen’). In het zomeroffensief van 1916 nam ze deel aan de opmars naar Lemberg; daarbij sneuvelden zesendertig man die in Tarnopol werden begraven. (Zie daarover Vrij België, 21 juli 1916, p. 11).
voetnoot(85)
L.J.Emile Francqui, oBrussel 25 juni 1863 †Overijse 16 nov. 1935, financier, werd in 1912 directeur in 1932 gouverneur van de ‘Société générale’; tijdens Wereldoorlog I met E.Solvay leider van het Nationaal Hulpen Voedingscomité (zie hierna), mei 1926-nov. 1927 en nov. 1934-maart 1935 als extraparlementair technicus minister zonder portefeuille.
voetnoot(86)
Bedoeld wordt het Nationaal Hulp- en Voedingscomité (‘Comité national de secours et d'alimentation’) dat in aug. 1914 te Brussel onder het voorzitterschap van Ernest Solvay (o1838 †1922) werd opgericht, en waarvan op 20 febr. 1915 een afdeling tot stand kwam in 's-Gravenhage.
voetnoot(86bis
Het ‘Hôtel des Indes’ is ook nu nog gelegen aan de Lange Voorhout 56, in 's-Gravenhage.
voetnoot(87)
De Witte (ook Litteraire) Sociëteit is een club in 's-Gravenhage, opgericht in 1802, en nog steeds ontmoetingspunt van regeringspersonen, hoge ambtenaren, officieren en gepensioneerden uit heel Nederland; sinds 1870 gevestigd in het nog bestaande pand aan het Plein.
voetnoot(88)
Victor Henri Rutgers, o's-Hertogenbosch 16 dec. 1877 †(in Duitse gevangenschap) Bochum 5 febr. 1945, 1913-1918 lid van de Tweede Kamer voor de Antirevolutionaire Partij, 1915-1919 burgemeester van Boskoop (Z.-Holl.), 1919-1925 lid van de Gedeputeerde Staten in Zuid-Holland, aug. 1925-maart 1926 minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 1926 hoogleraar in Romeins Recht en Strafrecht aan de Vrije Univ. te Amsterdam.
voetnoot(89)
De Hollands-Belgische Commissie, met een vooral economisch gericht programma van werkzaamheden, kwam een eerste maal bijeen op 4 nov. 1907 te Brussel; de twee volgende vergaderingen gingen door in 's-Gravenhage op 17 mei 1909 en te Brussel op 27 juni 1910. De vierde zitting, voorzien voor juni 1912 in Den Haag, greep niet plaats.

voetnoot(90)
‘Le livre du Soldat - Het Boek van den Soldaat’, liefdadige instelling gesticht in juni 1915, met als doel, naar de soldaten boeken te sturen; ze stond onder leiding van volksvertegenwoordiger Eugeen Standaert (oBrugge 4 dec. 1861 †Ronse 15 nov. 1929, mei 1906-1919 en nov. 1923-1929 kath. volksverteg. voor het arr. Brugge). In april 1916 waren reeds ca. 40.000 boeken verzonden.
voetnoot(91)
Leo De Paeuw, oBaarle-Hertog 1873 †Brussel 18 juni 1941, rijksambtenaar, tijdens Wereldoorlog i burgerlijk kabinetschef van de minister van Oorlog, 1915 inspecteur-generaal van het Lager Onderwijs.
voetnoot(92)
Albert Bootsma, met zijn kloosternaam pater Tharsicius (aldus de door hem gebruikte spelling) oTilburg 10 jan. 1877 †Namen 30 jan. 1940, 10 jan. 1877 ingetreden in de premonstratenserabdij van Tongerlo waar hij op 15 okt. 1901 priester werd gewijd. In 1908 werd hij privésecretaris van Mgr. Heylen (zie vlg. noot).
voetnoot(93)
Thomas Lodewijk Heylen, oKasterlee 5 febr. 1856 †Namen 27 okt. 1941, doctor in de theologie en de filosofie, 1 juni 1887 abt van de premonstratenserabdij van Tongerlo, 23 okt. 1899 tot zijn dood bisschop van Namen.
voetnoot(94)
Maurits Willem Raedinck van Vollenhoven, heer van Cleverskerke, oHaarlem 25 nov. 1882, Nederlands diplomaat en economist, tijdens Wereldoorlog i te Brussel gezantschapsraad, naderhand minister-resident te Brussel, een zelfstandige post nadat de gezant met de Belgische regering was uitgeweken, en was er beschermheer van het Nationaal Hulp- en Voedingscomité. Publiceerde 1946 Mémoires, met bijna 150 blz. over zijn Belgische tijd in Wereldoorlog i. Woont thans te Madrid.
voetnoot(95)
Moritz Ferdinand Freiherr von Bissing, oBellmansdorf (Lauban) 30 jan. 1844 †Brussel 18 april 1917, Pruisisch kolonel-generaal, reorganisator van de cavalerie, dec. 1914-april 1917 Duits gouverneur-generaal in België.
voetnoot(96)
Dit Duitsch Witboek was op 10 mei gepubliceerd en behandelde vooral het vraagstuk van de Belgische vrijschutters. Als antwoord der Belgische regering verschenen H. Carton de Wiarts en baron Beyens' Belgische Grijsboeken, waarin de aantijgingen van gruwelen door de Belgische bevolking werden weerlegd. (Zie o.m. p.schöller, Het geval Leuven en het Duitse Witboek, Leuven, 1958).

voetnoot(97)
Hubert Melis, oAntwerpen 25 maart 1872 †Adinkerke 7 april 1949, letterkundige en (okt. 1914-dec. 1918) stadssecretaris te Antwerpen, juli 1921-aug. 1922 kath. gemeenteraadslid.
voetnoot(98)
Willem Lodewijk De Vreese, oGent 18 jan. 1869 †Voorschoten (Leiden) 10 jan. 1938, promoveerde 1891 te Gent in de Nederlandse Letteren, 1891 docent aldaar, 1911 gewoon hoogleraar en bibliothecaris, 1918 directeur van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, 1919 uit dit ambt ontheven; tijdens Wereldoorlog i activist, nadien naar Nederland uitgeweken, waar hij gemeentebibliothecaris van Rotterdam werd.
voetnoot(99)
Lodewijk Dosfel, oDendermonde 15 maart 1881 †ald. 27 dec. 1925, promoveerde 1901 in de rechten te Leuven en vestigde zich als advocaat te Dendermonde, nadien rechtskundig adviseur bij het ministerie van Spoorwegen, 1898-1914 stichter en hoofdredacteur van Jong-Dietschland, 1916-1918 gewoon hoogleraar in Belgisch Strafrecht en Burgerlijk Recht aan de Gentse universiteit, na de oorlog als activist veroordeeld.
voetnoot(100)
Edmond Nicolaï, oVerviers 25 dec. 1849 †Brussel 13 okt. 1927, promoveerde 1872 te Luik in de rechten, ambtenaar op het ministerie van Kunsten en Wetenschappen, 1912-1919 (gepensioneerd) directeur-generaal, doceerde 1894-1920 statistiek aan de rijksuniversiteit te Gent.
voetnoot(101)
Louis Strauss, oBrussel 26 nov. 1844 †Antwerpen 30 okt. 1926, 1904-1926 liberaal raadslid en 1908-1921 schepen te Antwerpen, 16 nov. 1919 tot zijn dood kamerlid voor het arr. Antwerpen.
voetnoot(102)
Maximilian von Sandt, oBonn 23 dec. 1861 †Berlijn 29 jan. 1918, studeerde rechten en staatswetenschappen in Bonn en Straatsburg, doctor iuris, 1907-1917 ‘Regierungspräsident’ te Aken, na de Duitse inval sedert eind aug. 1914 tot sept. 1917 hoofd van de Duitse ‘Zivilverwaltung’ in België, nadien nog voor korte tijd in zelfde functie bij het Duitse ‘Generalgouvernement’ in Warschau.

voetnoot(103)
Vermoedelijk betreft het hier Armand Hubert, oLessen 15 aug. 1857 †Mons 1 okt. 1940, promoveerde 1881 in de rechten te Leuven, 1900-1921 senator voor het arr. Mons-Zinnik, dec. 1921-1932 gecoöpteerd senator, mei 1907-nov. 1918 minister van Nijverheid en Arbeid.
voetnoot(104)
Maximilien Wielemans, o10 jan. 1863 † in het hoofdkwartier van het leger aan de IJzer 5 jan. 1917, tijdens de oorlog luitenant-generaal en opperbevelhebber van het Belgisch leger.

voetnoot(105)
Bedoeld wordt de door Amerikanen opgerichte ‘Commission for Relief in Belgium’ die, onder voorzitterschap van de latere president Herbert Hoover, in samenwerking met het Nationaal Hulp- en Voedingscomité tijdens Wereldoorlog i zorgde voor invoer van levensmiddelen uit de U.S.A. naar bezet België.
voetnoot(106)
Leo Meert (-de Mullewie), oSint-Niklaas-Waas 26 aug. 1880 †Antwerpen 13 aug. 1963, aanvankelijk industrieel en schrijver, 1906 medestichter en nadien jarenlang voorzitter van het Vlaamsch Handelsverbond, voorloper van het Vlaamsch Economisch Verbond (o1926); tijdens Wereldoorlog i lid van de Raad van Vlaanderen en in 1918 leider van de Kolenverdeling voor Vlaanderen en in de Commissie van Gevolmachtigden belast met de Financiën; wegens activisme uitgeweken leefde hij na Wereldoorlog i lange tijd in Bad-Godesberg.

voetnoot(107)
Laurent Fierens, oAntwerpen 1 april 1875 †Anderlecht 18 jan. 1961, promoveerde 1898 in de rechten te Leuven, 1898-1920 advocaat te Antwerpen; tijdens Wereldoorlog i in Nederland en er o.m. voorzitter van het Belgisch Comiteit in Arnhem en medewerker van Het Belgisch Dagblad. Na de oorlog in een bankonderneming maar wegens financiële moeilijkheden en een proces naar Brussel verhuisd, waar hij als maatschappijbeheerder werkzaam bleef.
voetnoot(108)
Léon van Caloen (baron), oBrugge 16 maart 1883 †ald. 11 febr. 1961, licentiaat in de polit. en soc. wetenschappen te Leuven, 1910-1918 in diplomatieke dienst als gezantschapsattaché op meerdere posten; tijdens Wereldoorlog i leefde hij als particulier in Parijs en bewees er diensten aan het Belgisch gezantschap.
voetnoot(109)
N. Eugène L. Beyens (baron), oParijs 24 maart 1855 †Brussel 3 jan. 1934, 1912 Belgisch gezant te Berlijn, voegde zich na het uitbreken van de oorlog bij de Belgische regering in Le Havre, jan. 1916-aug. 1917 minister van Buitenlandse Zaken, 1921-1925 gezant bij de H. Stoel.
voetnoot(110)
Het ‘Office belge’ was een inlichtingsbureau van de Belgische regering, gevestigd aan de Lange Voorhout 88a in 's-Gravenhage; het stond onder de leiding van de socialistische volksvertegenwoordiger Terwagne, en met aanvankelijk (niet langer dan april 1915) ook F.V.C. als secretaris. Zie wat deze erover schrijft p. 303.

voetnoot(111)
Theodorus Stuart, oAmsterdam 12 maart 1857 †ald. 10 sept. 1928, studeerde rechten en was werkzaam als advocaat en procureur te Amsterdam, betrokken bij financiële ondernemingen en vele jaren lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland; tijdens Wereldoorlog i te Amsterdam voorzitter van het Nederlandsch Comité tot steun van Belgische en andere Slachtoffers van de Oorlog. (Over hem zie Vrij België, 18 febr. 1916, p. 1-2).
voetnoot(112)
Jean Bary, †eind 1916, liberaal journalist, een tijdje hoofdopsteller van La Flandre Libérale (Gent) en tijdens Wereldoorlog i eerst in dienst van de Belgische regering o.m. bij Le Courrier de l'Armée-De Legerbode, nadien in 1916 te Genève uitgever van het veertiendaagse blad La Belgique indépendante.
voetnoot(113)
Het Belgisch Dagblad, tijdens Wereldoorlog i te 's-Gravenhage nationalistisch Belgische krant met als leus ‘Alles voor België! België boven alles’; onder de leidende medewerkers o.m. kamerlid N.M.Terwagne, L. Du Castillon en advocaat Laurent Fierens.
voetnoot(114)
De Nieuwe Courant, 1900-tot Wereldoorlog ii te 's-Gravenhage dagblad van liberale strekking, door en voor groot-industriëlen.
voetnoot(115)
Franz Bellemans, oSint-Niklaas 3 aug. 1884 †Gent 17 aug. 1941, promoveerde 1907 in de rechten te Gent en sedert 1910 advocaat aldaar.

voetnoot(116)
Johannes H.E.Hoogveld, oElden 25 juli 1878 †Nijmegen 23 juli 1942, katholieke theoloog en filosoof, promoveerde te Rome en doceerde sedert 1905 wijsbegeerte aan het klein-seminarie te Culemborg, sedert 1915 tevens wijsbegeerte en pedagogiek aan de Roomsch-Katholieke Leergangen te Tilburg, sedert 1923 hoogleraar hierin aan de Universiteit te Nijmegen.
voetnoot(117)
Joannes A.S. van Schaick, oUtrecht 3 dec. 1862 †Culemborg 14 juni 1927, Nederlands priester en toondichter, sedert 1906 president van het klein-seminarie te Culemborg.
voetnoot(118)
Piet H.J.Steenhoff, oUtrecht 16 jan. 1866 †Baarn 26 jan. 1945, huwde met Albertine Smulders, 1884 redacteur, 1908-1932 hoofdredacteur van het Nederlands katholiek dagblad Het Centrum.

voetnoot(119)
Gerard van Spanje, oUtrecht 15 okt. 1884 †ald. 8 dec. 1966, apotheker, gekend burger van de stad en lang lid voor de R.K.Staatspartij van de Gedeputeerde Staten der provincie Utrecht.
voetnoot(120)
Louis J.C.van Gorkom, oUtrecht 2 april 1881 †'s-Hertogenbosch 1 juni 1946, studeerde te Utrecht Nederlandse letteren en rechtswetenschappen, 1909 doctor iuris, nadien leraar-geschiedenis in Den Bosch en 1921 conrector aldaar, 1927 doctor in de letteren en wijsbegeerte (geschiedenis). Vriend van F.V.C. en zoals deze vóór Wereldoorlog i mikpunt van de integralisten; had tijdens de oorlog sympathieën voor Duitsland.
voetnoot(121)
Jan Gerard Sleeswijk, oAmsterdam 7 oktober 1879 †'s-Gravenhage 5 juni 1969, promoveerde 1908 te Amsterdam in de geneeskunde, 1910-1933 hoogleraar in de technische hygiëne aan de Polytechnische Hogeschool te Delft; tijdens Wereldoorlog i medewerker aan het Duitsgezind blad De Toekomst (zie hiervoor p. 259, en noot 32 aldaar).

voetnoot(122)
Ernest G.B. Maxse, o18 nov. 1863 †Clavering (Essex) 13 maart 1943, sedert 1890 in diplomatieke dienst, 1914-1919 consul-generaal in Nederland met residentie te Rotterdam.
voetnoot(123)
Bedoeld wordt de eventuele tolunie met Frankrijk. Verwijzing naar Broquevilles onderhandelingen uit 1916, om na de oorlog zulke Frans-Belgische unie tot stand te brengen; de Vlaamse ministers, inzonderheid minister van Financiën van de Vyvere, die de besprekingen met de Franse minister van Handel, Etienne Clémentel, moest voeren, waren er tegenstanders van.
voetnoot(124)
Voor dit memorandum en de hele discussie errond, zie hierna p. 337-339.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

plaatsen

  • over Antwerpen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Camille Huysmans


datums

  • 26 oktober 1914

  • 25 mei 1915

  • 21 mei 1915

  • 28 juni 1915

  • 7 augustus 1915

  • 9 augustus 1915

  • 10 augustus 1915

  • 13 november 1915

  • 15 november 1915

  • 20 november 1915

  • 19 februari 1916

  • 7 april 1916

  • 21 mei 1916

  • 11 juni 1916

  • 14 juni 1916

  • 23 juni 1916

  • 24 juni 1916

  • 29 juni 1916

  • 1 juli 1916

  • 2 juli 1916

  • 10 juli 1916

  • 7 maart 1918