Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons leesboek (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons leesboek
Afbeelding van Ons leesboekToon afbeelding van titelpagina van Ons leesboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.15 MB)

ebook (5.09 MB)

XML (0.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
jeugdliteratuur

Subgenre

bloemlezing
verhalen
gedichten / dichtbundel
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons leesboek

(1905)–Jan F.E. Celliers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

Het Oog.

Wanneer wij een kamer goed sluiten, zodat zij donker is, en wij maken dan een kleine opening in een van de luiken, dan zien wij op de muur, die recht achter de opening is, een beeld of prentje van het landschap dat buiten de kamer is; maar dit prentje op de muur zal onderste boven staan.

Zo een donkere kamer kunnen wij ook in het klein maken. Wij nemen daartoe een kistje dat goed dicht is:



illustratie

de achterplank nemen wij er uit en zetten daarvoor een ruit in de plaats van dof glas (matglas), of anders een gewone glas-ruit, aan de binnenkant beplakt met een vel dun wit papier; aan de voorkant van het kistje maken wij een klein rond gaatje. Wanneer wij dit gaatje nu bij voorbeeld op een boom richten, dan zullen wij op het glas een omgekeerd beeld van de boom zien staan. Het is duidelijk dat de top van de boom, op het prentje, onder komt te staan en de voet naar boven, omdat de lichtstralen rechtlijnig door de kleine opening gaan naar de glas-plaat.

Indien het nu mogelijk was, het glas met een stof te bestrijken waarop dit prentje een blijvende indruk maakt, dan zou dit prentje zo bewaard kunnen blijven, zelfs wanneer wij het gaatje sluiten. Zulk een stof heelt men inderdaad gevonden, en daardoor alleen is het mogelijk om portretten

[pagina 76]
[p. 76]

te nemen. De afnemer of portret-nemer werkt ook met zulk een klein donker kamertje of kistje, maar bij zijn werktuig is de opening vóór in het kistje een beetje groter en daarin zijn een of meer glazen of lenzen aangebracht. Deze glazen dienen alleen om het prentje duidelijker te maken, en men kan zelfs zonder de glazen, dus alleen door de opening, portretten nemen (mits de opening klein is).

Ons oog nu is ook zulk een donker kamertje.

De figuur hieronder



illustratie

stelt ons oog voor, in doorsnede van boven naar onder. (De figuur en de beschrijving zijn overgenomen uit het werk van H. v.d. Stadt ‘Beknopt leerboek der Natuurkunde’).

Het achterste gedeelte van de oog-bol is omsloten door het harde, witte oogvlies H, dat geen licht doorlaat. Van voren gaat dit witte oog-vlies over in het sterker gekromde hoorn-vlies A, dat wel licht doorlaat. Onder het harde oogvlies ligt het adervlies I, hetwelk zeer vele bloedvaten bevat en ook een zwarte kleurstof (een kleurstof die evenwel bij

[pagina 77]
[p. 77]

sommige menschen ontbreekt, nl. bij de zogenaamde albino's). Onder het ader-vlies bevindt zich het net-vlies K, een allerbelangrijkst orgaan. Dit net-vlies is eigenlijk een uitbreiding, binnen in de oogbol, van de gezichts-zenuw M, die aan de achterzijde in het oog komt en vandaar naar de hersenen loopt. Het adervlies gaat aan de voorkant over in het gekleurde regenboog-vlies of Iris D. Dit vlies is bij verschillende personen verschillend gekleurd, en daardoor zeggen wij dat de ogen bruin, blauw enz. gekleurd zijn. In het midden van het regenboog-vlies is een ronde opening C, de zogenaamde pupil, waardoor het licht naar binnen dringt in het oogkamertje. Achter de pupil vindt men de heldere kristallens E, die uit een groot aantal lagen is samengesteld.

De voorste en achterste oogkamers B en F, zijn met een waterachtig vocht gevuld, terwijl de grotere inwendige ruimte L gevuld is met het glasachtig lichaam, hetwelk zelf nog weer door een uitertst fijn vlies omsloten wordt, het glasachtig-vlies.

De gehele oogbol wordt door zes spieren vastgehouden en bewogen; van deze spieren zijn twee (N en O) in de figuur zichtbaar. Het oog wordt aan de voorzijde door de oogleden beschut; de ooghaartjes of wimpers houden stof en zweet terug.

De traan-klieren Q en R scheiden voortdurend een waterachtige vloeistof af, waardoor het oog vochtig wordt gehouden en van stof wordt gezuiverd.

Deze zuivering bewerken wij voortdurend door de ogen te knippen.

Bij de vorming van beelden of prentjes werkt het oog op dezelfde wijze als het donkere kamertje of kistje, door de portretnemer gebruikt: C is de opening voor-in, B en E zijn de vergrootglazen of lenzen. L is het eigenlijke donkere kamertje; en op de achterste muur daarvan, dat is op het netvlies K, worden de prentjes of beelden gevormd.

Naarmate een ding, waarnaar men kijkt, ver of nabij is, maakt de lens E zich dunner of dikker, want anders zou het prentje op het netvlies niet altijd goed duidelijk zijn.

[pagina 78]
[p. 78]

Door ziekte of leeftijd verliest de lens somtijds dit vermogen om zich in de vereischte mate dunner of dikker te maken. Bij sommige menschen heeft de oogbol ook een vorm die niet gunstig is voor duidelijke vorming der beelden. Deze afwijkingen van het oog worden dan verholpen door het gebruik van kunstmatige lenzen of brillen.

Ook voor licht van verschillende sterkte richt het oog zich in, zonder dat wij het weten. Bij krachtig licht wordt het regenboogvlies groter, zodat de opening of pupil kleiner wordt; bij zwak licht daarentegen wordt de pupil groter.

Wij weten nu, dat dit prentje achter in het oogkamertje gevormd wordt, doch verder kunnen wij niet verklaren wat zien eigenlijk is, evenmin als horen, ruiken enz. alleen door natuurkundige beschouwingen verklaard kunnen worden. En dit komt, omdat de eigenlijke werking en het eigenlijke wezen van onze geest voor ons een gesloten geheim is. De vorming van een nauwkeurig prentje op het netvlies is wel een noodzakelijke voorwaarde om enig voorwerp te zien, maar dit is nog het zien-zelf niet. Wij weten niet, op welke wijze de gezichts-zenuw de indrukken naar de hersenen overbrengt en op welke wijze de hersenen die indrukken verwerken, opdat wij de dingen zien zoals zij zich aan ons vertonen. Slechts door oefening, van onze eerste jeugd af, hebben wij geleerd om de beelden op ons netvlies en de indrukken die zij op ons bewustzijn maken in verband te brengen met voorwerpen buiten ons. Een blindgeborene, die door een dokters-operatie het gebruik van zijn ogen krijgt, is in het begin geheel verbijsterd en ziet niet zo als wij, hoe volkomen het beeld ook al mag zijn dat op het netvlies van zijn oog gevormd wordt. Van te voren mag hij bij voorbeeld door het gevoel zeer goed in staat geweest zijn om het onderscheid te weten tusschen iets dat rond en iets dat vierkantig is, doch nu hij zijn oog voor het eerst over deze dingen laat gaan, kan hij deze onderscheiding niet maken door het oog alleen.

Eerst door oefening, door bij voorbeeld ook de voorwerpen te bevoelen die nu voor het eerst op zijn oog indruk maken,

[pagina 79]
[p. 79]

leert hij eigenlijk zien, leert hij langzamerhand onderscheid maken tusschen de dingen door middel van het oog alleen.

Wij leren hieruit, dat slechts de onderlinge samenwerking of onderlinge aanvulling van onze verschillende zintuigen ons een voorstelling geeft van de dingen zoals wij ze zien; wij leren dat de voorstellingen, door de werking van elk zintuig op zichzelf voortgebracht, zeer van elkander verschillen. En daarom is het ook niet onmogelijk, dat zelfs deze voorstelling der dingen, door de samenwerking van onze weinige en zeer beperkte zintuigen ontstaan, zeer verschillend kan zijn van het eigenlijke wezen der dingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken