Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons leesboek (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons leesboek
Afbeelding van Ons leesboekToon afbeelding van titelpagina van Ons leesboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.15 MB)

ebook (5.09 MB)

XML (0.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
jeugdliteratuur

Subgenre

bloemlezing
verhalen
gedichten / dichtbundel
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons leesboek

(1905)–Jan F.E. Celliers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Ware Godsdienst en Schijn-godsdienst.

Ons volk heeft de naam van een Godsdienstig volk te zijn en zeker met recht, wanneer dat volk als een geheel genomen wordt; doch zekere verschijnselen, zich openbarende vooral in tijden van druk en ellende - verschijnselen die ons met teleurstelling en diepe droefheid vervullen - geven ons het recht om te vragen: hebben wij allen wel een juist begrip van wat Godsdienst eigenlijk betekent?

Bestaat Godsdienst alleen in een geregeld bijwonen van alle Zondagsdiensten, of is het meer dan dit? Is zij alleen daar t'huis waar, in huis of kerk of veld, de Heer op gezette

[pagina 87]
[p. 87]

tijden aangeroepen wordt in gezang en gebed, of moet de Godsdienst zich verder uitstrekken? Is Godsdienst een gelegenheidsplicht of behoort zij een altijd-levende, altijd-werkende kracht te zijn, elke dag en elk oogenblik van de dag?

Hoe oud deze vragen ook al zijn, wij vinden altijd aanleiding om ze weer te stellen. Wij kennen menschen die zich zonder schroom of blozen aan daden overgeven, die ieder rechtgeaard mensch met walging en afschuw vervullen, maar 's Zondags vindt men hen geregeld op hun plek, psalmzingende en biddende met de vrome schare. Gewoonlijk is dit niet omdat zij de Godsdienst opzettelijk tot dekmantel maken van hun wanbedrijf, maar omdat hunne werkelijke verdorvenheid hun minder bezorgdheid baart dan verzuim der openbare Godsdienstplechtigheid.

Met angstvallige nauwgezetheid vermijden zij op de Zondag zelfs het minste wat een werkje genoemd zou kunnen worden, en koesteren tegelijkertijd een duiveltje in hun borst dat zij bestendig trouw blijven. Iemand beknort ons omdat wij op Zondag een punt snijden aan een tent-pen of een vrolijk deuntje fluiten, en intusschen besproeit hij zijn land met zijn buurmans water, waarop hij geen recht heeft. Dat doet hij niet op de Zondag, o neen, want het zou onvergeeflijke zonde zijn, op Zondag zelfs een graaf in handen te nemen om een paar schoppen aarde weg te spitten; neen, Zaterdagavond, in het donker, heeft hij de voor van zijn buurman geopend en, zonder dat hij de Zondag behoeft te ontheiligen door een vinger te verroeren, wordt zijn land besproeid! Iemand vindt het zonde, op Zondag een brief te schrijven om een zuster geluk te wenschen met haar verjaardag, maar met bijna geen gewetenskwelling zal hij Maandag een brief schrijven om een broeder teverraden! Huisgodsdienst en kerk-gang gaan intusschen geregeld voort.

Wat een verdoving, wat een reddeloze verharding moet het gevolg zijn van dergelijke handelwijzen.

Zo kan men getrouw zijn in zingen en bidden en toch een vreemdeling bij God. Struikelen is menschelijk, doch

[pagina 88]
[p. 88]

elke nadering tot God, welke niet gepaard gaat met een eerlijke blootlegging van zonde en een ernstige begeerte tot loutering, heeft meer invloed ten kwade dan ten goede.

Iedereen weet natuurlijk, dat er overal en ten allen tijde boosdoeners geweest zijn en zwakkelingen die de Godsdienst zo aan tijd en plaats willen binden, ten einde zich voor het overige niet daardoor gebonden of gehinderd te gevoelen.

Maar er bestaat nog een andere reden waarom sommige menschen alles zo op de Zondag laten neerkomen en zich verbeelden, aan alle eischen van Godsdienst en vroomheid te voldoen, wanneer zij niets meer doen dan de gebruikelijke plechtigheden van kerk- en biddagen trouw bijwonen en zich streng onthouden van zondagsarbeid. De reden is deze: Nog kinderen zijnde, werden zij, als wij allen, door de ouders naar kerk gezonden. Voordat wij nog enig begrip hadden van de leer of de predicatie, maakte het kerkgebouw op ons indruk, met zijn hoge toren, met zijn orgel, met zijn preekstoel, met zijn gekleurde ruiten, met heel zijn grote ernst en plechtstatigheid. De kinderen begrijpen het dus noodwendig zó: dat zij alleen door hunne tegenwoordigheid op zulk een plaats voldoen aan de hoogste eischen van braafheid, aan alles wat maar van hen verlangd kan worden. En wie zal zeggen, dat zulk een opvatting bij een kind onnatuurlijk of afkeurenswaardig is? Maar, helaas, deze eerste opvatting blijkt bij velen zó sterk te zijn, dat zij hierin altijd kinderen blijven en zich verbeelden, dat kerk-gaan de heele godsdienst insluit. Opgegroeid tot mannen, kunnen zij niet, met Paulus, ‘teniet doen hetgeen eens kinds was’; zij blijven kinderachtig, wat heel iets anders is dan kinderlijk. Dit zichtbare omhulsel der kerk houdt altijd - door hunne verbeelding gevangen; zij zien tegen gebouwen en torens en nachtmalen en biduren aan, en daar blijft hun blik hangen, zonder immer door te dringen tot de geestelijke diepten daarachter, waarvoor deze zaken slechts bekleedsel, inleiding en voorbereiding zijn; of wel, zij beschouwen deze tastbare zaken en hun zichtbaar aandeel daarin als van meer belang dan die diepere geestelijke bedoeling.

[pagina 89]
[p. 89]

Wanneer zulke menschen door omstandigheden gedwongen worden in het veld te vergaderen, ver van het kerkgebouw, dan horen wij hen tot God bidden om hen toch spoedig in de gelegenheid te stellen Hem weder in Zijne voorhoven aan te roepen, dat wil zeggen, in het kerkgebouw. Op zichzelf is deze begeerte zeer verklaarbaar, want onder gewone omstandigheden is het kerkgebouw de aangewezen plaats der bijeenkomsten. Maar zulk een gebed bewijst dikwijls, dat de bidder zich daar in het veld verder van God verwijderd gevoelt. Is het gebed uit de tempel van Zijn Natuur opgezonden voor Hem dan minder aannemelijk? Kan men zich dan ooit of ergens buiten Zijn Huis bevinden? Oppervlakkig-godsdienstige menschen hebben ook altijd een voorstelling van God als zich steeds ver van ons bevindende, boven de wolken.

Zo horen wij van menschen die het verschrikkelijk vinden, dat er naar de wolken geschoten wordt, opdat er regen zou vallen. Maar zij vinden het niet verkeerd om beneden in de aarde te schieten, ten einde een fontein uit te halen die God daar verborgen heeft; beneden mag dus wel water losgeschoten worden dat niet vanzelf komt, en zelfs goud!

Wat verschil is er tusschen Gods water in de lucht en Gods water in de aarde? Er is totaal geen verschil; maar oppervlakkige menschen denken, dat God zich meer boven in de wolken bevindt dan beneden op de aarde, en dat men zich meer vrijheden kan veroorloven waar Hij niet tegenwoordig is. Deze voorstelling van Gods afwezigheid, in verband met de gedachte dat wij Hem slechts op zekere plaatsen en bij zekere gelegenheden behoren te naderen, is de wortel van het hele kwaad. O, dat wij allen hiervan doordrongen worden: Hij is niet alleen in Zijne wolken, en boven Zijne wolken, maar op dezelfde wijze en in even sterke mate ook hièr, bij ons, in ons, op Zijne aarde, in Zijne kerken, buiten en binnen alle gebouwen door menschenhanden gemaakt, op Zondagen en andere dagen gelijk, elk ogenblik van nacht of dag. De minste gedachte te Zijner eere, de verborgenste zucht naar gerechtigheid, is een gebed; geen geheim is voor

[pagina 90]
[p. 90]

Hem te eniger tijd de geringste bedenking van ongerechtigheid. Alleen een levendig besef van deze, Zijne alles gelijkelijk doordringende, altijddurende tegenwoordigheid kan ons kracht ten leven geven, kan ons leiden tot ware Godsdienst, kan kerk en gezang en gebed voor ons ten zegen doen worden, gelijk zij ons ten zegen bedoeld zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken