Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons leesboek (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons leesboek
Afbeelding van Ons leesboekToon afbeelding van titelpagina van Ons leesboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.15 MB)

ebook (5.09 MB)

XML (0.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
jeugdliteratuur

Subgenre

bloemlezing
verhalen
gedichten / dichtbundel
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons leesboek

(1905)–Jan F.E. Celliers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De Landman en de Beek.

Een landman zat onder de bomen bij het stromende water en dacht bij zichzelven: ‘Hoeveel kracht gaat hier verloren! Zie deze kleine stroomversnelling, dit watervalletje - het is een kleine kracht - werkende, werkende te morgen en te avond, doch niets volbrengende. Maar zal iemand zo dwaas zijn, het water een verwijt te maken van deze krachtverspilling?

[pagina 101]
[p. 101]

Het doet wat het niet laten kan, het volgt de wet van zijn natuur. Wil ik zijne kracht te mijnen nutte aanwenden, dan moet ik een molenrad in zijne stroming plaatsen, of een dam in zijne bedding opwerpen, opdat het afgeleid wordt naar gindsche akker en die vruchtbaar make. En de dam moet hecht en sterk zijn, anders zal ik bij mijn terugkomst vinden dat hij doorweekt en weggespoeld is, en het water - mijn wil niet gehoorzamende - tot de oude loop teruggekeerd is. Zo ik wijs ben, zal ik het water geen verwijt maken doch wel mijzelven, dewijl ik mijn dam niet sterk genoeg gemaakt had om de natuur van het water te overwinnen.

Als mensch heb ik ook een natuur die mij eigen is; het voert mij naar de zee der eeuwigheid en ik kan niets doen om zijn loop te stremmen. Is mij dan krachtverspilling te verwijten, indien de grote Landman, die mij zowel als dit water geschapen heeft, geen rad in mijn stroming plaatst, geen sterke dam in mijne bedding opwerpt, mij geen akker toont om vruchtbaar te maken? Maar, maar, laat mij eens verder kijken: is er geen dam? Wat is het dan dat mij hindert, wanneer de stroom van mijn natuur, van mijn hartstocht, mij voert tot een hard woord, tot zelfzuchtig voorbijgaan van anderer nood, tot bedrog, tot ongeoorloofd, zelfs geheim genot? Ja, daar is een dam, de dam van het geweten; maar och, die is zó zwak en ondoelmatig, dat de stroom van mijn natuur hem telkens en telkens wegspoelt. Zeg ik telkens en telkens? Zo erken ik dan, dat de dam onophoudelijk weer in mijn stroming geplaatst wordt; zo ondervind ik dat de grote Landman, om redenen van zijn eigen, de dam niet sterk genoeg gemaakt heeft om altijd volkomen weerstand te bieden, dat Hij de zorg daarvan voor een groot deel aan mij toevertrouwd heeft. Tusschen mij en de beek vind ik dus dit grote verschil bestaan, dat van de beek niet en van mij wel gehoorzaamheid verwacht wordt aan de wil van de Landman. Alles moet op zichzelf beschouwd worden; weg dus met oppervlakkige algemeenheden die zelfs boosheden willen verontschuldigen door te zeggen dat, aan de natuur in alles ongehinderd

[pagina 102]
[p. 102]

een vrije loop gelaten moet worden. Want mijn natuur, de menschelijke natuur, is deze: dat ik mij verdeeld gevoel tusschen een neiging tot doorbreken en een neiging tot gehoorzamen. Maar nu, zou het dan niet een wonder zijn en tegen-natuurlijk, indien ik altijd gehoorzaamde? Dat zou een wonder zijn, - met de beste wil van de wereld kan ik mijn natuur niet veranderen, kan ik de kwade neiging niet bannen. Maar verander ik dan de natuur van de beek, wanneer ik het op-dam? Niet in het minst; ik kan dat ook niet. Ik doe alleen dit: ik dwing de beek om zijn natuur te mijnen voordele aan te wenden door het op hoger terrein vast te houden en het daar over mijn akker te leiden, in plaats van het nutteloos naar de laagte te laten snellen, waar het wellicht moerassen voedt die de lucht verpesten.

Maar waar en wat is de akker die ik vruchtbaar moet maken? Laat mij niet beginnen met rondom mij heen te zoeken, laat mij de blik naar binnen slaan. Ik-zelf ben die akker! En daar geen akker vruchtbaar gemaakt wordt met het doel alleen, dat het vrucht zal voortbrengen, maar opdat zijn vrucht velen tot levensonderhoud zij, zo kan ik er verzekerd van zijn, dat mijn vruchtbaarmaking door de grote Landman niet tevergeefs bedoeld is. Dat water weet niet, dat het mijn akker besproeit om velen te voeden. En zó laag sta ik weer beneden de grote Landman, dat ik misschien zelfs beneden aan de akker zal uitlopen, na volbrachte levenstaak, zonder te weten of te doorzien wat goeds ik volbracht heb; doch een kinderlijk vertrouwen en onbestemd vooruitzicht op een oogst, die komen moet, laten mij steeds blijmoedig mijn gewetensdam weer opbouwen, opdat ik mijn natuur volge op het hogere terrein - mijn hogere natuur - op de akker des groten Landmans.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken