Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ons leesboek (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ons leesboek
Afbeelding van Ons leesboekToon afbeelding van titelpagina van Ons leesboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.15 MB)

ebook (5.09 MB)

XML (0.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie
jeugdliteratuur

Subgenre

bloemlezing
verhalen
gedichten / dichtbundel
non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ons leesboek

(1905)–Jan F.E. Celliers–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De IJs-streken.

Er zijn twee streken op onze aard-bol, waar sneeuw en ijs nooit verdwijnen, maar altijd-durende winterkoude heerscht, waar het dierlijk en plantaardig leven het schraalst vertegenwoordigd is. Deze streken liggen precies tegenover elkander, de ene in het verste Noorden en de andere in het verste Zuiden. Om het ontstaan van deze streken duidelijk te maken, zullen wij een figuur van onsopstel over ‘de Aarde’ hier nog eens aftekenen.

(Het opstel over de aarde moet eerst gelezen worden.)



illustratie

Het is duidelijk, dat de zon het hele jaar door maar weinig invloed kan hebben op de plaatsen P. en A. die gelegen zijn aan de denkbeeldige draailijn of as-lijn, waarom de aarde zich dagelijks rond-draait. De zon staat voor deze plaatsen altijd laag. Men noemt deze streken op de aarde de noordelijke en zuidelijke pool-streken.

In Juni-maand, en reeds vóór die tijd, is de aarde zodanig met haar noord-kant naar de zon gekeerd, dat de menschen van de noordelijke pool-streken (bij P) de zon zelfs niet meer

[pagina 266]
[p. 266]

zien ondergaan. Zes maanden lang blijft het voor hen één lange onafgebroken dag; hoewel laag aan de hemel staande beschrijft de zon dagelijks een kring in het rond, nooit op- of ondergaande (in werkelijkheid is het natuurlijk de aarde die voorbij de zon draait). Deze lange dag is tevens de zomer voor de noordelijke poolstreken. Daarentegen zijn dan de zuidelijke pool-streken (bij A) zodanig van de zon afgekeerd, dat de kromming van de aarde het zonlicht onderschept, zodat bij A de zon niet gezien kan worden. Aan de zuidelijke poolstreken blijft het zo zes maanden lang nacht en winter.

Naarmate de aarde zich voortbeweegt op haar baan om de zon en de December-stand nadert, keert dit alles om; dan krijgen weer de zuidelijke poolstreken zes maanden dag en zomer en de noordelijke poolstreken gaan de zes-maandelijksche winternacht in. De onderschepping van het licht kan op de volgende wijze duidelijk gemaakt worden: Veronderstel dat iemand midden op het dak van een huis zit, en dat iemand anders onder op de grond om het huis heen loopt met een lantaarn. Als hij nabij de muren loopt, zal de man op het huis nooit het licht van de lantaarn kunnen zien, omdat dak en muren hem in de weg zijn; maar, als de andere met zijn lantaarn op een afstand van honderd treden om het huis loopt, zal de man op het dak het licht altijd kunnen zien. Zo blijven de poolbewoners ook zes maanden in de schaduw van de aarde en dan weer zes maanden in het licht van de zon.

In de kloven en holten van deze noordelijke en zuidelijke poollanden vallen steeds grote hoeveelheden sneeuw en regen, die tot dikke ijs-massa's verstijven en langzaam afschuiven naar de zee, met kracht voortgedrukt door steeds vernieuwde ophopingen uit de lucht. Aan de zee breken de uiteinden van deze ijs-massa's of gletschers in het water af; door zeestromingen en winden worden dan deze grote ijsklompen of ijsbergen zeer ver weggevoerd; zij dragen dikwijls grond en stenen met zich mee. In warmere streken aankomende, vervalt de grote ijsklomp meer en meer; aangevochten door

[pagina 267]
[p. 267]

golfslag, zon en regen, neemt hij allerlei wonderlijke vormen aan, scherpe kanten en hoge torens dragende, schilderachtig omhangen met een kant-werk van ijskegels. Grote stukken vallen van de kanten, of wel, het warmere zeewater laat de ijsberg beneden wegsmelten, waardoor hij zijn evenwicht verliest en plotseling geheel omkeert in het water. Voor schepen is zijn nabijheid dus zeer gevaarlijk. De lichteffekten op deze ijs-kolossen zijn onvergelijkelijk schoon.



illustratie

Het zeewater-zelf bevriest ook tot een dikte van 6 of 8 voet. Door de invloed van de geringe zomer-warmte, van stormen enz., breken deze ijs-platen of schollen op in kleinere stukken, die tegen elkaar gedreven en op elkaar gestapeld worden. Dit drijf-ijs heeft dus een zeer ongelijke oppervlakte; het beslaat dikwijls zeer grote uitgestrektheden. De wind heeft vat op de oneffenheden der oppervlakte en drijft de schollen voor zich uit.

Ontmoeten deze schollen zwaardere ijs-massa's op hun weg of stoten zij tegen een kust aan, dan kruien zij op elkaar of beuken elkaar in stukken met donderend geraas. Voor de

[pagina 268]
[p. 268]

scheepvaart is dit drijf-ijs dus uiterst gevaarlijk: menig schip is al in het ijs beklemd geraakt en tot gruis vermorzeld. Het drijf-ijs pakt zich dikwijls zó langs de kusten samen, dat de schepen niet aan het land kunnen komen. Met sleeën, door honden getrokken, wordt dan de reis over het ijs ondernomen. Zulke drijvende schollen of ijsvlakten zijn soms 60 of 70 mijlen lang.

In de Zuidelijke IJs-zee komen meer ijsbergen voor dan drijf-ijs; en de ijsbergen bereiken hier een grootte die in de Noordelijke IJs-zee onbekend is. Deze ontzaglijke ijs-massa's hebben hier gewoonlijk een tafel-vorm, met loodrechte wanden uit het water opstaande; het zijn ware ijseilanden; zij zijn soms een mijl lang en breed, en men heeft er gevonden die drie of vier zeemijlen lang waren; daarbij steken zij tot 200 voet hoog boven het water uit, als reusachtige tafelbergen.



illustratie

Reizigers, die ver genoeg in de zuidelijke ijs-zee doordringen, vinden zich ten laatste tegengehouden door een onafzienbare lange ijs-muur, loodrecht opstaande, glad afgesneden van voren, zonder scheur of opening en bijna overal hoger dan 160 voet.

De tafel-ijsbergen keren zich ook somtijds om in het water en dan ontdekt men, dat zij van onderen vol grond en klippen zitten. Het schijnt dus, of het Zuidpool-land onder

[pagina 269]
[p. 269]

één grote, aaneensluitende ijskorst bedolven ligt, die naar alle kanten voortdurend afschuift naar het water en daar afbreekt in grote stukken, die dan ronddrijven als ijsbergen of ijs-eilanden. Het stuk land, dat zo onder een lijk-wade van ijs bedolven ligt, is bijna zo groot als de helft van Afrika. De grote, altijd afbrekende ijsmuur toont zijne grenzen aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken