Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weelde-drang (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weelde-drang
Afbeelding van Weelde-drangToon afbeelding van titelpagina van Weelde-drang

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (67.33 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weelde-drang

(1924)–Suze la Chapelle-Roobol–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

X.

‘Hoe aardig dat je mij, oude vrouw, niet vergeten hebt en mij op komt zoeken,’ zei mevrouw van Vreesenburg verrast, ‘ik had er niet op durven rekenen.

Carla, die zich met een hartklopping had laten aandienen, keek mevrouw dankbaar aan. Zij had gedacht een grootscher, prachtiger huis te zien, dan de kleine woning in het deftige, nieuwe gedeelte van den Haag, maar er was iets zeer gemoedelijks en toch ook voornaams in den betrekkelijk eenvoudigen salon met zijn ouderwetsche meubelen, zijn fauteuils van kleurig tapiseriewerk, zijn familieportretten achter glas in dof vergulde lijsten. Het paste bij mevrouw, zooals zij daar zat, een statige, knappe dame in een correct zittende japon van violet laken, het dikke, sterk grijzende haar keurig en modieus gekapt.

‘Ik had al wel eerder willen komen mevrouw,’ antwoordde Carla, ‘maar...’

‘O lieve kind, dat mag ik wel zeggen, niet waar?’

‘Zeker, graag mevrouw, toe zegt u Carla.’

De douairière glimlachte. Een onweerstaanbaar persoontje, zoo lief, zoo eenvoudig. Ze keek haar nog eens onderzoekend aan. Ze was niet in den rouw, en aarzelend:

‘Je grootmama?’...

‘Die is gestorven mevrouw,’ zei Carla zacht.

‘Ja? Ik condoleer je dan van harte. De advertentie is mij zeker ontgaan, ik heb er toch telkens na in de courant gekeken.’

De advertentie van Grootje's dood had niet in de groote bladen gestaan. Carla vond het maar beter hier niet op te antwoorden. Het moeilijkste gedeelte van haar bezoek moest nog komen. Onderweg had zij vruchteloos bepeinsd hoe zij het zou aanleggen om mevrouw van Vreesenburg te doen verstaan dat zij eigenlijk geen meisje uit haar kring was. Telkens stond ze op het punt om om te keeren en naar huis te gaan, het heele

[pagina 76]
[p. 76]

plan op te geven, of ten minste te wachten totdat de familie de Bie terug was. Maar, een visite maken kon toch geen kwaad, zij zou 't van de omstandigheden laten afhangen.

Mevrouw vroeg belangstellend of zij haar grootmama nog levend had aangetroffen en Carla vertelde hoe droevig het alles geweest was en vooral hoe treurig zij het nu thuis vond. Haar ouders waren al niet jong meer, vooral haar vader, die eenzelvig was en altijd maar op zijn studeerkamer zat, o zij wilde niet klagen, vader en moeder deden alles voor haar; maar soms voelde zij het drukkende van de omgeving.

Ja, dat begreep mevrouw ten volle, zoo'n jong meisje als zij, had behoefte aan vroolijkheid, aan afleiding.

‘Ach,’ kwam Carla, dat laatste lief afwerend. ‘Als mijn vriendin, Meta de Bie, maar weer thuis is.’

‘De Bie?’ De douairière keek haar vragend aan.

‘Bedoel je de familie de Bie van de Prinsessegracht?’

‘Ja mevrouw.’

‘O, die ken ik heel goed, ik zit met mevrouw in het bestuur van een kinderbewaarplaats.’

Carla werd vuurrood. Dan kwam alles uit, haar gaan naar de dure kostschool voor het geld van vreemden, haar wonen aan het armoedig grachtje, het kleine plat burgerlijke van moe en van Grootje. Waarom was ze ook zoo dom geweest destijds in den trein, om zich airs te geven? Wat had zij zich belachelijk gemaakt.

Zoo goed zij kon, verborg zij haar verwarring en keek mevrouw in het lieve, vriendelijke gezicht.

‘De familie de Bie is heel lief voor mij geweest,’ zei ze aarzelend. ‘O liever dan ik het ooit vergelden kan, zij hebben zoo oneindig veel voor mij gedaan.’

De oude dame glimlachte vaag, een beetje verwonderd. Zij kende het meisje eigenlijk niet, vond het onbescheiden, om haar vertrouwelijkheid aan te moedigen, maar Carla, met haar aangeboren handigheid, zag ineens haar gedragslijn voor zich.

‘Ik ben hier gekomen lieve mevrouw,’ zei zij weifelend, ‘natuurlijk in de eerste plaats, omdat ik 't zoo heerlijk vond dat ik u een visite mocht maken, maar ook om u eens raad in iets te vragen. U neemt het mij toch niet kwalijk?’

‘Wel neen, meisjelief. Ik zou heel blij zijn als ik je in iets van dienst kon zijn.’

[pagina 77]
[p. 77]

Toen vertelde zij alles, hier en daar alleen maar wat opgemaakt. Vader en moeder hadden haar een goede opvoeding gegeven. Het gaan naar de Brusselsche kostschool was een buitenkansje geweest, maar zij had er veel van geprofiteerd. Het zou jammer zijn als dat alles verloren ging en zij was bang dat dit zou gebeuren wanneer zij thuis bleef in den kring, waaraan zij nu eenmaal, door de omstandigheden, ontgroeid was. O, zij hield dolveel van haar ouders, maar toch kon zij thuis niet meer heelemaal gelukkig zijn, mevrouw zou het misschien begrijpen.

Mevrouw keek het mooie, aanvallige schepseltje aan en begreep het volkomen. Dat het kind in den trein een beetje geposeerd had, nu ja, dat was niet te verwonderen, zij behoefde ook niet aan een vreemde te vertellen dat de vader van haar vriendin haar voor zijn geld naar de kostschool liet gaan.

‘En wat wilde je dan eigenlijk?’ vroeg zij aarzelend.

‘Een betrekking zoeken mevrouw, en mij onafhankelijk maken.’

‘Je bent nog heel jong.’

‘Ik wordt gauw negentien jaar.’

‘Ja, maar voor een betrekking? Voor gouvernante gaat niet, want je hebt geen examens gedaan. Als je nu eens aan je ouders vroeg om je te laten studeeren voor de een of andere acte?

Carla kleurde sterk. ‘Ik geloof niet dat het gaan zou mevrouw, mijn ouders hebben niet de middelen om mij dure lessen te laten nemen. Ook...’ en zij glimlachte weer, terwijl zij de oude dame aankeek, ‘vindt moeder dat 't nu wèl is en dat ik volleerd ben. Ik kan thuis blijven als ik wil en teeren op wat achter mij ligt, maar dat juist wil ik niet.’

‘Maar 't zal heel moeilijk zijn voor zoo'n jong meisje.’

‘Ik had gedacht,’ aarzelend speelde Carla haar laatste kaart uit, ‘of er onder uw kennissen niet de een of andere dame is die een jong meisje noodig heeft om haar gezelschap te houden, haar voor te lezen, met haar te wandelen en zoo... Zoo iets komt toch zoo dikwijls voor.’

‘Jawel, maar zou je dat niet te eentonig zijn? Dat is een zeer saai leven voor een levenslustig, jong persoontje.’

‘Ik weet niet mevrouw, het zou er van afhangen.’

Carla keek mevrouw vol aan en deze raadde haar gedachten.

[pagina 78]
[p. 78]

Zij wist zelfs niet waarom zij zich zoo aangetrokken gevoelde tot het wondermooie kind. Het kostte haar zelfs moeite om niet iets onberadens te doen. Zij mocht zich toch niet laten verleiden door een lief gezichtje en innemende manieren. Zij stond op.

‘Hoor eens lieve,’ zei zij vriendelijk, ‘zulke betrekkingen, als je bedoelt, zijn er natuurlijk. Ik weet er op het oogenblik geen, maar ik zal er naar informeeren.

Voor ik je echter van ganscher harte kan aanbevelen, moet ik iets meer van je weten, dat begrijp je toch wel, niet waar?’

‘O zeker mevrouw,’ antwoordde Carla ietwat teleurgesteld en met een hartklopping bij het denkbeeld dat mevrouw van Vriesendorp een bezoek zou brengen in het achterkamertje bij pa en moe.

‘Weet je waar de familie de Bie op het oogenblik vertoeft, kan je mij het adres geven?’

‘Zeker mevrouw,’ de oogen van de kleine glinsterden; de de Bie's zouden zeker gunstige inlichtingen van haar geven.

Toen zij heen ging had zij dolgraag de hand der oude dame even vast gehouden en met haar liefste stemmetje gevraagd of zij niet bij mevrouw zelf kon komen, maar zij durfde niet uit vrees van onbescheiden te zijn. Dus vergenoegde zij zich met haar groote violen-oogen op te slaan en haar recht hartelijk te danken voor de betoonde belangstelling; zij hoopte dan nog wel eens van mevrouw te hooren. De douairière verzekerde haar dat dit zeker zou gebeuren en toen Carla weer op straat stond begreep zij dat haar kansen niet slecht stonden en dat zij een gunstigen indruk had gemaakt.

Mevrouw van Vriesendorp was een statige, zeer krasse dame van even zestig jaar, niet rijk maar wel bemiddeld en levenslustig genoeg om van de voordeden eener goede gezondheid en een middelmatig fortuin te genieten. Dat laatste ging niet altijd even gemakkelijk. Haar eenzaamheid was dikwijls een beletsel. Kinderen had zij nooit gehad, maar haar huwelijk was heel gelukkig geweest. De eerste jaren, na den dood van haar man had zij haar alleen-zijn wel heel sterk gevoeld en betreurd, maar door haar oprechte droefheid was de behoefte aan afleiding, uitgaan, reizen en genieten, wat er in het leven op die manier te genieten valt, heel gering geweest. Maar nu, na vijf jaar, voelde zij haar levenslust weer bovenkomen. Zou het

[pagina 79]
[p. 79]

eigenlijk niet prettig voor haar, oude vrouw, zijn, om zoo'n zonnig, jong schepseltje om zich heen te zien? Nu de gelegenheid zich zoo ongezocht voordeed, handelde zij misschien wijs door die aan te grijpen, het zou gezellig en vroolijk zijn en zij deed waarschijnlijk een goed werk.

Heel lang wikken en wegen lag niet in haar aard, nog dien zelfden dag schreef zij aan mevrouw de Bie en de uitslag van al die bemoeiingen bestond hierin, dat Carla een week of drie later haar intrede deed in de aristokratische woning van mevrouw van Vriesendorp.

t' Huis waren harde woorden gevallen, maar Carolien, na eerst verweten en gesmeekt te hebben, verzoende zich al heel gauw met het denkbeeld, sloofde zich uit om Carla's garderobe keurig in orde te maken, fluisterde haar, den avond vóór zij heenging toe, dat zij, als zij niet heeelmaal met het salaris van mevrouw van Vriesendorp toekwam, ook nog op honderd gulden jaarlijks van haar en pa kon rekenen, en eindigde met tegenover haar kennissen te bluffen en heel hoog op te geven van haar dochter, die een prachtige betrekking kreeg bij een adellijke dame, waar zij als kind in huis kwam. Pa van Stavenvoorde, die niet veel gezegd had, alleen maar informeerde of Carla dikwijls thuis zou komen, zat met een droefgeestig, afwezig gezicht te kijken, toen de kleine vertrokken was. Spraakzaam en gezellig was hij nooit geweest, maar nu trok hij zich meer dan ooit terug in zijn klein heiligdom. In de schemering zat hij in Grootje's rieten stoel voor zich uit te staren, heel stil, hardop zuchten durfde hij niet, want hij vreesde de scherpe stem van Carolien, die hem verweet dat hij een gruwelijke egoïst was en 't kind haar geluk misgunde. Zij hadden alle reden om God op hun bloote knieën te danken en hij, in plaats van zich te verheugen, maakte haar dol met zijn begrafenisgezicht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken