Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weelde-drang (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weelde-drang
Afbeelding van Weelde-drangToon afbeelding van titelpagina van Weelde-drang

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

Scans (67.33 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weelde-drang

(1924)–Suze la Chapelle-Roobol–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 182]
[p. 182]

XVIII.

Na haar terugkeer van ‘de Vlame’ had Carla haar vader een paar keer bezocht. Zij kwam nooit zonder een uitgezochte lekkernij voor hem mee te brengen, maar hij nam er weinig notitie van. Hij zei niet veel, zat maar stil in zijn stoel bij de kachel, huiverde en had het koud, terwijl zij het tot stikkens toe benauwd vond in de kleine, dompige kamer. Carolien klaagde dat hij steeds achteruit ging, ook geestelijk. Men kon hem wel niet kindsch noemen, maar hij was toch wel een beetje versuft en bovenal grenzenloos onverschillig, 't was, zooals Carolien 't uitdrukte, alsof hij al dood was terwijl hij nog leefde, heel anders dan Grootje die helder was gebleven tot 't laatst. Carla beweerde dat zij weinig eer inlegde met haar bezoeken, 't eenige wat hem nog kon opwekken was de tegenwoordigheid van kleine Laura.

Maar toen 't kind haar grootvader op een Novemberdag had bezocht en door de overgang van de gloeiend gestookte kamer in de buitenlucht, zwaar verkouden was geworden, wilde Carla niet dat zij er nog heenging en zelf bleef zij nu ook maar weg. Pa had er zoo weinig aan, de toestand kon maanden, ja, nog wel jaren zoo duren en in den maalstroom van vermaken en partijen vergat zij de oudjes. Toen werd zij onbarmhartig uit haar onbezorgdheid wakker geschud. Op een diner, bij een hunner kennissen, juist terwijl de feestvreugde haar toppunt bereikt had en zij Michel de Raadt, die ver van haar afzat, woedend maakte door haar geflirt met haar tafelburen, zag zij hoe een der bedienden Maurits naderde en hem iets influisterde. Hij verontschuldigde zich tegenover de gastvrouw, er was iemand aan de telefoon om hem te spreken. Met een bleek en ontsteld gezicht kwam hij terug en wenkte Carla. De meiden thuis hadden hem opgebeld, er was een boodschap gekomen van mevrouw van Stavenvoorde, de oude heer was stervend, wanneer ze hem nog zien wilden, moesten ze onmiddellijk komen.

[pagina 183]
[p. 183]

Carla herinnerde zich later niets van de deelnemende gezichten rondom zich. De mooie zaal, het licht en de bloemen, de prachtige toiletten, al het geschitter en gefonkel verzonk als met een tooverslag.

Binnen een paar minuten zat zij in de auto en snikte zenuwachtig in Maurits armen.

Hij trachtte haar zoo goed mogelijk te troosten. Zij moest zich maar niets verwijten, 't was zeker plotseling zooveel erger geworden, dat had zij toch niet kunnen vermoeden. Maar zij wist beter. Weken lang had zij niet naar haar armen vader omgezien, omdat het haar verveelde, omdat ze er niet aan gedacht had.

Toen de auto voor het kleine huis stilstond, rilde zij.

‘Zal ik maar niet hier wachten?’ vroeg Maurits. De verhouding tusschen hem en zijn schoonouders was als tusschen vreemden, hij vond 't niet kiesch, nu ineens mee naar binnen te gaan.

‘Je moet zeker meegaan,’ fluisterde Carla angstig, ze was bang en voelde een steun in zijn tegenwoordigheid.

Er werd opengedaan door een vreemde vrouw, maar onmiddellijk stak Carolien het hoofd om de deur.

Zij traden binnen.

Mevrouw van Stavenvoorde was alleen. De kamer leek opgeruimd alsof men er den heelen dag niet vertoefd had, in den hoek bij de kachel was de rieten leunstoel weggeschoven.

Carolien stond bij de tafel. Haar gezicht was grauw en ingevallen. Maurits, die haar in langen tijd niet gezien had, vond haar heel oud geworden. Haar oogen zagen rood. Zij trad hen niet te gemoed, heette hen niet welkom.

‘Het is een half uur geleden afgeloopen,’ zei zij dof.

Carla snikte zacht. Maurits sloeg zijn armen om haar heen. ‘Is 't ineens zooveel erger geworden?’ vroeg hij.

‘Ineens?’ herhaalde Carolien, ‘hij is al sedert maanden zoo erg, hij ging altijd maar achteruit, dat wisten jullie toch wel.’ ‘Waarom hebt u mij niet eerder laten roepen?’ fluisterde Carla, zij hield het hoofd verborgen aan den schouder van haar man en keek haar moeder niet aan.

‘Ik had gedacht dat je nog wel eens uit je eigen was gekomen. Je wist dat hij heel erg was.’

[pagina 184]
[p. 184]

‘Heeft... heeft hij nog naar me gevraagd?’ aarzelend en beschaamd kwamen de woorden over Carla's lippen.

‘Nee,’ antwoordde Carolien hard.

De stilte werd alleen verbroken door Carla's heftig gesnik.

‘Ik zou maar niet zoo huilen,’ zei Carolien. Zij voelde op het oogenblik heelemaal geen medelijden met haar dochter. Al het grievend verdriet, de teleurstelling, de smart van de laatste jaren over de onverschilligheid van het kind, die zij samen gedragen hadden, zonder er tegen elkaar over te willen klagen, vervulde haar met bitterheid. Die tranen, die nietszeggende, ijdele tranen stemden haar niet zachter.

‘Wil je hem zien?’ vroeg zij.

Carla huiverde, zij had het liever niet gedaan, maar zij durfde niet weigeren.

‘Ga je mee?’ fluisterde zij tot Maurits.

Geruststellend drukte hij haar hand. Carolien ging vooruit, zij volgden haar, de donkere trap op, naar boven.

Op het smalle portaaltje stond de vrouw die hen had opengedaan, zij sprak zacht met mevrouw van Stavenvoorde.

‘Dadelijk,’ zei Carolien, ‘'t is maar een oogenblikje. Alles ligt al klaar.’

‘Wat wil ze?’ vroeg Carla, toen de vrouw zich, op haar teenen loopend, verwijderde.

‘We moeten hem afleggen, dat moet gauw gebeuren, maar jullie kunt wel even binnenkomen.’

In de kamer brandde een enkele gaspit met een groen papieren kap er om heen. In het kleine potkacheltje verglommen de laatste vonken van een kool vuur. Voor het groote ledikant in den hoek waren de geel en bruin gestreepte gordijnen dicht geschoven. Carla liet haar blikken gaan door het vertrek. Sedert haar huwelijk was zij niet hier geweest, de eenvoudige, bijna armelijke omgeving deed haar vreemd aan. In den spiegel boven den schoorsteenmantel, zag zij haar eigen beeld. De kostbare mantel was haar even van de schouders gegleden, zij zag haar half ontbloote borst en schouders, de afhangende diamant, die schuil ging in de weeke plooien van haar rijke kleeding. Ze voelde zich beschaamd in haar pracht en zij hulde zich dichter in haar mantel om zichzelf te verbergen, om een minder schril contrast te vormen met het doodsbed, waar zij voor stond.

[pagina 185]
[p. 185]

Carolien keek even voorzichtig door het gordijn, toen trok zij het langzaam heelemaal open.

Hij lag heel rustig, heel kalm. Het fijne gezicht zag groezelig grauw, de oogen waren gesloten en al ingezonken, van den spitsen neus tot aan de kin diepe plooien, de handen lagen op het dek. Hij leek heel oud en nietig.

Even streek Carla met haar hand langs zijn voorhoofd.

‘Hij is al koud,’ prevelde zij. Zij durfde niet meer huilen, de snikken kropten in haar keel.

‘Hij heeft niet geleden,’ zei Carolien. ‘Arme stakker, veel plezier heeft hij ook niet gehad in z'n leven.’

Toen zag zij Carla aan en 't was of zij nu eerst het schitterende toilet van haar dochter gewaar werd.

‘Waar kom je eigenlijk vandaan?’

‘Wij waren op een diner,’ antwoordde Maurits. ‘We kregen daar een boodschap.’

‘Zoo,’ zij keek naar haar schoonzoon, zijn overjas stond open en zij zag het laag uitgesneden vest, de witte das, het glanzend plastron van zijn overhemd. De uitdrukking van haar gezicht verhardde zich nog.

‘Jullie moest nu maar heengaan.’

Het hoofd gebogen als een schuldige, voor het eerst in haar leven zich verlegen en onbehagelijk voelend in haar feestkleedij, ging Carla naar de deur. 't Zou een verademing zijn om weg te komen. Als ze weer thuis was zou die gewaarwording van schaamte en vernedering haar niet meer zoo beklemmen.

Angstvallig ging zij naar haar moeder. Zij had haar nog geen zoen durven geven. Nu sloeg zij de armen om haar hals.

‘Arme moes, kunnen we niets voor je doen?’

De hartelijkheid en het medelijden, die zij op 't oogenblik in waarheid voelde, misten hun uitwerking niet geheel op Carolien. 't Was toch haar kind, haar lieveling en... nu ja... die arme pa had immers zoo dikwijls gezegd dat zij 't niet heelemaal helpen kon.

‘Nee kind, ik heb hulp genoeg.’

‘Ik kom morgen vroeg terug,’ lispte Carla.

Daar viel Carolien de paradekleeding weer in 't oog.

Zoo naakt, en al dat geschitter, het stuitte haar en zij voelde de zachtere aandoening wijken.

‘Waarom? Je arme vader heeft er niets meer aan en met de

[pagina 186]
[p. 186]

menschen die hier komen ben jij toch niet op je gemak.’

‘We komen natuurlijk terug,’ viel Maurits beslist in.

‘Ik zal alles voor de begrafenis met u regelen.’

‘Ook al niet noodig, dat wordt wel gedaan. 't Gaat maar heel eenvoudig, niks voor jullie.’

‘Toe moes,’ snikte Carla, de hand der oude vrouw in de hare nemend.

‘Ja, ja, ik meen niet dat jullie niet komen kunt, dat spreekt van zelf.’

Toen zij weg waren voelde ook zij zich verlicht. Zij wist het wel, al had zij 't zich ook honderdmaal willen ontveinzen, tusschen haar en haar dochter was de band verbroken. Er was thans meer onwil dan liefde voor het aangebeden kind. Nu ging alles wat zij aan zachtheid en teederheid bezat uit naar den stillen, geduldigen man, dien zij dikwijls overheerscht en afgesnauwd had, maar waarvan zij toch had gehouden, al die lange jaren, en die haar nu achterliet, eenzaam, oud en droevig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken