Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoe bereidt men een ketter (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoe bereidt men een ketter
Afbeelding van Hoe bereidt men een ketterToon afbeelding van titelpagina van Hoe bereidt men een ketter

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.02 MB)

Scans (11.02 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoe bereidt men een ketter

(1976)–J.B. Charles–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige

137. Mohammed Ali très petit con, Allah grand con!

Om half vier zal Mohammed Ali voor het wereldkampioenschap zwaargewicht boksen. Mee omdat ik toch om half twee wakker ben, sta ik op om het te gaan zien. Het is nachtdonker om het huis en nachtkoud binnen de kamer en ik moet nog even wachten. Ik steek mijn hand uit naar het boek binnen bereik, dat toevallig de nieuwe stijl, deel i, is. Ik sla het op en lees uit een bijdrage van Armando (blz. 110): ‘...een taktische tip. Deze: breng de tegenstander aan de rand van de uitputting; geef hem, bijna murw, even de illusie dat je kracht verslapt; net als hij zich wil herstellen, sla je onverbiddelijk toe; de weerstand is gebroken.’

Mohammed Ali wint, en het is alsof hij de woorden van de rotterdamse bokspromotor Theo Huizenaar zelf ook net gelezen heeft, hij handelt er nauwgezet naar. Maar het is wel de laatste keer dat ik van mijn bed opsta voor Mohammed Ali. Ik ben disgusted van deze snoever, van zijn harkerige buiging naar Mekka. Die laatste punch was niet van hemzelf, zegt hij achteraf vroom, die was van Allah! Ik ben zelfs op slag van mijn belangstelling voor het boksen af. Hoe heb ik daar bijna een halve eeuw soms met plezier naar kunnen kijken? Ten eerste is het geen ‘manly’ art, dat boksen, en ten tweede moeten wij van die ‘manly arts’ af.

[pagina 200]
[p. 200]

Ik herinner mij dat ik met mijn buurman Piet Bohemen naar een bokswedstrijd in De Harmonie ging. De Harmonie was nog net niet voor joden verboden. Op de duurste plaatsen, dicht om de ring, zaten de rotmoffen en hun vrienden. Wij zaten daar vlak achter, om precies te zijn achter Lehnhoff met zijn maîtresse, de vrouw van die groningse dokter, aan de Parklaan woonde zij, meen ik. Piet en ik zeiden tegen elkaar dat wij zagen dat het mens met haar billen op de stoel roteerde als er hard gestoten werd. De hoofdpartij was die tussen Jac. Nolle en Jager. Jager was nsb'er, men zei zelfs ss'er en Nolle stond bekend als anti-duits. Nolle was als zestienjarige jongen begonnen in de boksschool van Abelsma. Ik herinner me nog dat ik hem daar gezien heb en dat hij een vlossig geel touw om zijn werkmansbroek droeg in plaats van een riem. Maar boksen kon hij wel, hij was trouwens van 1938-1942 kampioen van Nederland, en onder onze toejuichingen won hij van Jager. Jaren na de oorlog zag ik Nolle terug als portier-ordebewaarder in kafee De Pijp, in de Gelkingestraat. Waar dat is? In Groningen natuurlijk. Ik heb toen nog een gesigneerde foto van hem gekregen. Piet Bohemen juichte zo, dat de moffen stuurs achterom keken. O ja, ze hebben hem wel te pakken gekregen later, hem en zijn vrouw en zijn twee dochters en hun schoonzoon. Eerst landarbeid, in Drente, jawel, toen Westerbork en toen weg. Een jonge pas getrouwde landverrader uit Haren kwam in het huis. Hij stond soms in zijn zwarte wa-pak voor de deur om vervaarlijk te noteren wie hem niet groetten.

Wat ik niet begrijp is dat beleefde gemeier van zoveel ook joodse mensen nu, dat de meeste duitsers niet wisten dat de joden afgemaakt werden. Wij wisten, de Bohemens komen nooit terug. En natuurlijk zijn zij niet teruggekomen en zij zullen evenmin terugkomen als mijn broer Hendrik terug kan komen, want die Franz Streepje Straussen zijn doodslagers, waren het maar alleen revolvergekken, hoerenlopers en christenen, het zijn slachters.

[pagina 201]
[p. 201]

Hoho, zeg je, Franz Streepje was een militair! Natuurlijk, daarom juist. Wat hadden die Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei met hun loopjongens onder de nederlandse politie ooit kunnen beginnen zonder de garantie van Hitlers legers?

Piet Bohemen had zelf ook gebokst, wat mij van die kleine man - maar ik moet zeggen dat hij er taai uitzag - verbaasde. Hij had zich op kermissen in Antwerpen en Amsterdam regelmatig voor een rijksdaalder in elkaar laten slaan omdat hij niet te eten had. ‘Maar ik heb ook wel es raak terug kunnen stoten!’ gniffelde hij. Toen ik dit verhaal bij het interview van Ischa Meijer ter sprake bracht, vertelde die mij dat het boksen altijd een tipiese sport voor arme joden geweest was. Hij kon heel veel namen noemen. Het geeft te denken. Maar wat, dat wordt nog niet duidelijk.

Ik ga weer naar bed. Het nachtelijke intermezzo begon met een ‘realiteit’ van Armando in de nieuwe stijl, ook al weer jaren verdwenen, het eindigde met een verhaal dat ik mij, voordat ik in slaap viel, herinnerde van bezet Parijs. Een grote duitse officier koopt elke ochtend bij hetzelfde stalletje dezelfde krant, die hem door de koopvrouw toegestoken wordt met dezelfde woorden ‘voici, grand con’, welke laatste twee woorden zoals jij weet met ‘grote klootzak’ zouden kunnen worden vertaald. De geüniformeerde doodslager wist het echter niet en vraagt er op een keer in een kafee naar, aan zijn franse kennis. Kennissen van een duitser, in de bezetting, zijn natuurlijk hoogstwaarschijnlijk erg fout, zwarthandelaars, Hirschfelds enzo, maar deze was niet fout genoeg om een krantenvrouwtje in moeilijkheden te brengen. Hij legde uit dat ‘grand con’ ‘grote held’ betekende. De volgende morgen, als de rotmof zijn krant krijgt toegestoken met de woorden ‘voici, grand con’, blijft hij staan, glimlacht, en zegt in zijn beste frans ‘moi, très petit con, Hitler grand con!’

Maar het verband met Allah, in de punch van Mohammed Ali, dat mij duidelijk was toen ik deze uitweiding begon, is mij ontschoten voordat ik in slaap val.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken