Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kinderpoëzij (1860)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrator

G.J. Bos



Genre

poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kinderpoëzij

(1860)–Nicolaas Antonie van Charante–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

Het opengeslagen bijbelsch prentenboek.

 
willem.
 
‘Zie eens, Jan! daar ligt een kindje.
 
Kijk eens, op die mooije plaat.
 
Die daar bij zit, schijnt de moeder;
 
Dát de vader, die daar staat.
 
En dan nog een aantal mannen
 
Steken hunne handen uit,
 
Knielen bij het kindje neder. -
 
Jan! wat dit toch wel beduidt?’
 
jan.
 
‘'k Zal 't u zeggen. 't Kind is Jezus,
 
Die voor ons ter wereld kwam,
 
Die de menschen altijd leerde,
 
Kindren in zijne armen nam;
 
Die zoo magtig, wijs, weldadig,
[pagina 125]
[p. 125]
 
Zoo gehoorzaam zich gedroeg,
 
En een' ieder troost verleende,
 
Wie Hem raad en bijstand vroeg;
 
Jezus, dien ge in windsel-doeken
 
Hulpbehoevend liggen ziet. -
 
Moet Mimietje 't ook eens kijken?
 
Ziet ge 't lieve kindje niet?
 
Als ge, zoo als wij, naar school gaat,
 
En al in de boeken leest,
 
Zal Mimietje 't ook begrijpen,
 
Wie die Jezus is geweest.’
 
mimietje.
 
‘Dat klein broêrtje?.... Jan?’
 
jan.
 
‘Neen, meidlief!
 
't Kind, dat gij op 't prentje ziet,
 
Was eens 't allerbraafste kindje;
 
't Is ons kleine broêrtje niet.
 
't Was een kindje, dat zijne ouders,
 
Meer dan eenig ander kind,
 
Steeds in alles heeft gehoorzaamd,
 
God in alles heeft bemind.’
 
willem.
 
‘Zeg eens, Jan! wat doen die mannen
 
Met die stokken daar toch bij?’
[pagina 126]
[p. 126]
 
jan.
 
‘Die?.... 't Zijn herders, vrome menschen;
 
Zij zijn over 't kindje blij.
 
Zij bewaakten hunne kudde,
 
In den nacht, op 't open veld;
 
En dat Jezus was geboren
 
Had een engel hun verteld.
 
Ook een aantal andere englen
 
Daalden op deez' aarde neêr,
 
En die zongen toen een loflied:
 
De aard' zij vrede, God zij eer!
 
Daarop gingen deze herders
 
Aanstonds naar het kindje zien,
 
En het hunne liefde en eerbied,
 
Dankbaar hunne hulde biên.
 
Ziet gij wel, met hoeveel vreugde
 
Zij het oog ten hemel slaan,
 
Met verbazing neder knielen,
 
En daar opgetogen staan?’
 
suze.
 
‘'t Heeft niets van eene kinderkamer:
 
Ziet! hier staat een groote hond,
 
Dáár een muur van dikke steenen,
 
En het stroo ligt op den grond.
 
'k Zie geen tafel en geen stoelen,
 
't Is geen zolder, maar een dak,
 
En het kind ligt in geen wiegje,
 
't Heeft veel van een' houten bak.’
[pagina 127]
[p. 127]
 
jan.
 
‘Ja, dat wil ik best gelooven:
 
Want het was een herdersgrot,
 
Waar eens Jezus werd geboren.
 
Jezus had een droevig lot!
 
't Was een veestal, die den Heiland
 
Tot verblijf was toegezegd;
 
In een' voederbak, een kribbe,
 
Werd het kindje neêr gelegd.
 
Zoo gering en zoo behoeftig
 
Was op aarde zijn begin,
 
En zoo nedrig en eenvoudig
 
Trad hij deze wereld in. -
 
Maar nu weten nog de kleintjes
 
Van dit plaatje niet genoeg;
 
Nu moest onze Karel zeggen,
 
Welk een' naam de moeder droeg?’
 
karel.
 
‘'t Was Elisabeth.....’
 
jan.
 
‘Mis, vriendje!’
 
karel.
 
‘Neen, ik zeg het nog verkeerd.
 
'k Weet het beter: want nog onlangs
[pagina 128]
[p. 128]
 
Heeft Papa het mij geleerd.
 
't Was Maria.’
 
jan.
 
‘En de vader?’
 
karel.
 
‘Die heet juist zoo als die broêr,
 
Die, toen hij weer uit den put was,
 
Naar Egypte henen voer....
 
Jozef was het. Ja, nu ziet ge,
 
Ken ik de geschiedenis.
 
Dit is Jozef, dat Maria,
 
'k Weet, dat 't kindje Jezus is.
 
'k Weet er dit nog van te zeggen,
 
Dat wij ook zoo braaf en zoet,
 
Als dit kindje, moeten leven.’
 
jan.
 
‘En wanneer men dit ook doet,
 
Zal men, even als eens Jezus,
 
Deelen in de gunst van God
 
En in de achting van de menschen,
 
En men smaakt een rein genot.
 
Volgen wij, als brave kindren,
 
't Voorbeeld, dat ons Jezus geeft.
 
Dan ook zullen wij Hem volgen
 
In den hemel, waar Hij leeft.’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken