Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oorlogsnovellen (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oorlogsnovellen
Afbeelding van OorlogsnovellenToon afbeelding van titelpagina van Oorlogsnovellen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.47 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oorlogsnovellen

(1919)–Ernest Claes–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

Marche forcée

WE LAGEN achter een hooge schuur in het gras, rookten onze pijp en bespraken de gevechten bij Luik. Niemand van ons twijfelde er aan of de Duitschers zouden daar een klopping van belang krijgen die hun den lust zou ontnemen tot Namen door te komen. In die overtuiging werden we nog gesterkt door de Brusselsche kranten die we te lezen kregen, en door ‘L'Ami de l'Ordre’ van Namen. :-: Een rosharige korporaal van Brussel, die aldaar in een fabriek had gewerkt waar tevens vele Duitschers de hooge daghuren kwamen opstrijken, en diensvolgens beter op de hoogte was dan velen van ons, was voortdurend aan het woord. ‘Moesten ze zelfs Luik innemen, opperde hij wijselijk, dan worden ze tusschen Namen en Brussel door 't Fransche leger verpletterd.’ Als korporaal was hij natuurlijk beter dan wij op de hoogte van strategie en militaire mogelijkheden. :-: Op stuk van zaken waren wij er heel gerust in, daar in 't gras achter de schuur, op dien mooien warmen zomernamiddag. Van op de plaats waar wij lagen liep de streek neer in een diepe vallei, en zoover we zien konden lagen de rijke tarwevelden goudgeel onder de Augustuszon te blakeren. In een Zondagstemming brachten wij de dagen door, in de herbergen van 't dorp pinten drinkend en pijpen rookend, en we zongen

[pagina 46]
[p. 46]

de ‘Marseillaise’ en ‘De Vlaamsche Leeuw’ met zoo'n woeste geestdrift dat de goede Walen een hoog idée kregen van onze dapperheid. :-: Ik had den naam zoo ietwat ‘germanophile’ te zijn. Telkens als met de ‘onnoozele Duitsche piotten’ gelachen werd had ik gezegd: ‘Wacht maar, tot ze hier komen,’ en dit kwam sommigen erg verdacht voor. Het was natuurlijk dom van me zoo iets te zeggen. Onze kommandant zelf wist in de eerste dagen niet goed wat hij aan me had. Een flamingant, zie je, pangermanisme peut-être! :-: We lagen dus achter die schuur, rookten onze pijpen en keken over de korenvelden. 't Sloeg vijf uur op den kerktoren. :-: Ta-ta-ta-tare... Daar werd opeens ‘rassemblement’ geblazen. We sprongen recht en spoedden ons naar de dorpsplaats. De officieren stonden om den majoor die hun eenige aanduidingen gaf op de kaart. Uit de schuren en de huizen kwamen de piotten, ransel op den rug en geweer op den schouder, de sergeanten gaven bevelen, en op een weerlicht stond ieder in zijn peloton in 't gelid. We kregen elk nog 60 patronen die in de zakken van onze capote werden gestopt, de majoor sprong op zijn paard, plaatste zich voor de troepen, 't vaandel van 't regiment werd buitengebracht, de majoor kommandeerde ‘Ga....rrrde à vos!’ en de muziek speelde de ‘Brabançonne.’ :-: ‘En avant.... Marrrche!’ :-: 't Was stikkend warm, maar in 't Westen overtrok de lucht zoo grauw als een schaliën-

[pagina 47]
[p. 47]

dak, en pas waren we buiten 't dorp of het begon te regenen in dikke zware druppels. De bui duurde een uur lang en ging over in een triestigen mistregen. Ransel en mantel waren doortrokken van 't water en wogen dubbel zwaar. Onder de schako glommen de gezichten rood van inspanning, en 't zweet liep met den regen over ons gezicht. :-: Rond middernacht zouden we eerst ter bestemming komen. In de deemstering van den vroegeren avond zagen we den langen grijzen weg op en neer kronkelen over de heuvelen en door de valleien van het landschap. Van in de laagten zagen we de lange kolom, officieren te paard aan 't hoofd, als een zwart monster den heuvel voor ons opklimmen, met hier en daar een korte gaping. :-: Hier kwamen we nu dichter bij de forten van Namen. Links en rechts lagen de tarwe- en havervelden platgewalst tegen de aarde. Ik zie nog dien boer staan aan den rand van den weg. Met de handen in de broekzakken en de beenen wijd uitgeschoord stond hij daar en keek naar ons, roerloos. Achter hem lag zijn land, zijn zwoegen, zijn zweet, zijn hoop, - zijn heerlijke oogst dien hij zelf had plat gerold. En 't scheen me of uit zijn somberen blik iets straalde van ingehouden haat tegen die hij daar voor hem zag voorbijgaan als dragers van oorlog en vernieling. Toen ik beneden den heuvel kwam keek ik om. Hij stond immer nog in dezelfde houding, boven op den heuvel, onbeweeglijk, zijn zware gestalte hoog afge-

[pagina 48]
[p. 48]

teekend op de grauwe avondlucht. :-: Den ganschen weg langs, over alle banen en wegels trokken karren en wagens beladen met huisraad, bedden, kisten en koffers, en bovenop vrouwen en kinderen, die zwijgend neerkeken op de sombere velden en de voorbijtrekkende troepen. De mannen gingen zwijgzaam langs de wagens of stieten een zwaar beladen kruiwagen tegen den klimmenden weg op. Anderen dreven het vee voor zich uit, de rustige koeien en de zottebollende kalveren die langs de baan het natte gras afbeten. :-: En voor en achter ons, links en rechts over de rijke landouwen zagen we te allen kant groote Waalsche hoeven, armere werkmanshuizen, korenmijten en houtstapels in laaienden brand staan. De roode vlammen schoten woest op, kleurden 't omliggende land in bloedigen schijn en vunsden weer weg in dikke zwarte rookkolommen. Aan den overgang van een spoorlijn was een gansche troppel huizen neergebrand. De huisraad was in een boomgaard gedragen, en de regen doorzijpelde het alles. Zware boomen lagen over den weg neergehakt, fruitboomen waaraan de groene appels en pruimen nat blonken tegen den grond. :-: De soldaten keken dat alles aan met stommen blik; ze keken naar de brandende huizen, naar de vluchtende boerengezinnen, en de treurige menschen die langs den weg stonden. Daar werd niet gelachen dien keer, niet gezongen, 't was de eerste maal dat de akelige werkelijkheid van den oorlog voor hen lag. :-: In

[pagina 49]
[p. 49]

een dorp hielden we stil. Daar was geen drank meer te krijgen in de enkele herbergen, 't lag alles vol soldaten sedert een paar dagen. :-: 't Werd nacht. :-: En voort ging het, voort in marche forcée, met den van regen doortrokken ransel en mantel. Onze voeten gleden uit over den slijkerigen leemgrond. :-: 't Werd een zwoele warme zomernacht. We trokken door een bosch, en de weg was er pikdonker. Ik zag enkel naast me, mijn kameraden die met gebogen rug voortsjouwden en soms een ruk gaven aan hun ransel die de gamelle deed rinkelen. :-: Toen wij uit het bosch traden zagen we voor ons een lange donkere boomenrij: de weg op Namen. Er werd halt gekommandeerd. We lieten ons naast den steenweg op 't natte gras neerzinken. Een dommelend gerucht kwam uit de verte, dichter en dichter, en in snellen galop kwam een regiment lanciers langs ons voorbij. Van waar wij lagen leken ons de zwarte ruiters reusachtig hoog. :-: Debout! - en voort gingen we. Middernacht was voorbij: achter ons sloot het land weer toe in effen donkerte. De lucht was doortrokken als van seringen-geur; in de verte dommelde 't laatste gerucht van de troepen die we zagen voorbijtrekken. :-: We voelden hoe onze beenen als automatisch voortsloegen, en een zware pijn in den rug deed ons soms pijnlijk zuchten. :-: Nog een half uur, werd er gezegd. En dit half uurtje was éen bergop. :-: We waren er eindelijk. De twee eerste com-

[pagina 50]
[p. 50]

pagnies werden in een hoeve ondergebracht. De andere, waar ik bij behoorde, in 't kasteel van baron de C.... Men bracht ons daar op den zolder, reusachtig groot, 't was er pikdonker, zonder zelfs een enkelen schoof stroo, en een stof dat ge met gesloten oogen moest voorttasten. :-: Maar we lieten ons vallen waar we stonden, dachten aan eten noch aan drinken, en sliepen op de harde planken den allerzaligsten slaap. :-:-:


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken