Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Herinneringen en ontmoetingen (1840)

Informatie terzijde

Titelpagina van Herinneringen en ontmoetingen
Afbeelding van Herinneringen en ontmoetingenToon afbeelding van titelpagina van Herinneringen en ontmoetingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.44 MB)

ebook (3.55 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
reisverhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Herinneringen en ontmoetingen

(1840)–Christiaan Hendrik Clemens–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene Boerenwoning.

Vier wanden van te zamengevlochtene beuken takken of teenen, met leem bepleisterd, wit of geel geverwd, schragen een strooijen dak; de wanden zijn vier voet hoog, het dak vijfentwintig à dertig voet; ter beveiliging tegen den duivel en het on weder zijn de wanden met kruisen hier en daar beschilderd. Naast de deur eene plank met latjes bespijkerd, in eene schuinsche rigting tegen den gevel geplaatst. Het is de hoofd-ingang van meester haan en zijne kippen. Niet verre van de deur de put, vijf à zes voet diep; achter de put het varkenskot en de aan het huis grenzende koestal, een allervuilst verblijf, daar de stal tevens een uitgebreide mestvaalt is. Het legstroo, namelijk, bestaande uit onbruikbaar hooi, slecht stroo en aardappelen-loof, wordt onder de beesten geworpen, en niet uit den stal gedragen, dan, wanneer de beesten met de horens den zolder

[pagina 16]
[p. 16]

raken, en dus niet meer kunnen staan. Vóór dal wij de woning binnentreden, ontmoet gij nog eene soort van vijver, gevuld met de vloeibare deelen, die uit den koestal en de woning stroom en, twee of drie mesthoopen en meer geurverzamelingen van dien aard. Ziedaar eene Noord-Brabandsche boerenwoning met toebehooren.

Treden wij de woning binnen.

‘Goeden avond, Moarten van der Wiel!’

‘Goeden avond al te zoamen.’

‘Wie is Moarten van der Wiel?’

‘Hij was mijn buurman, toen ik mester te Gemonde was. Daar zit hij, naast Liesbeth zijne oudste dochter en Geert zijnen jongsten zoon; juist achter hem, bij het spinnewiel, zit Mechlien zijne vrouw.’

‘Waar zitten zij toch op?’

‘Wel op den vloer. De bouwstoffen waarmede het huis bepleisterd is, zijn in de woning gedragen, en vormen den vloer. Veegt uwe voeten dus niet af; draagt maar zorg, dat gij niet voorover tuimelt door in een der kuilen te trappen, die u regts en links, voor en achter omringen. Gij ziet Moarten met zijne twee kinderen; behalve deze spruitjes heeft hij er nog zes, bij den haard zitten, en wel op stoel noch bank. De haard is omgeven door eene soort van riool met stroo bedekt, waarin men de voeten zet, en dusdoende den vloer tot zitplaats krijgt.

Over den schoorsteen is het bed, ook van teenen gevlochten en met leem bepleisterd. Een zak met kaf, twee grove lakens en dekens, eene peuluw met stroo gevuld, ziedaar de rustplaats van Moarten

[pagina 17]
[p. 17]

van der Wiel, Mechlien zijne huisvrouw en drie kleine kinderen. De bedstede vormt tevens eene kast, waarin de vrouw haar naai- en breiwerk, de boer zijne pijpen, tabak en eenige andere snuisterijen bergt. De overige leden der familie, dikwijls nog een oude vader en eene moeder, hebben hun kwartier op zolder bij de kippen.

Het schoonste en beste meubelsieraad eener Noord-Brabandsche boerenwoning is een kabinet, dat wel niet met kleederen gevuld is, maar zindelijk onderhouden wordt. Het is een familiestuk, dat dikwijls meer dan honderd jaren telt, en waarop de joden, als op goud en zilver, belust zijn. De bon ton wil, dat de rijken der aarde zulke kabinetten tot huissieraad bezitten, van daar tracht men door goud den boer het oude, kunstige familiestuk af te koopen.

Eene onaangename lucht en walm komen u tegen, wanneer gij zulk eene woning binnentreedt. Hoofdzakelijk moet dit aan den turf, die de Noord-Brabandsche boer brandt, toegeschreven worden. Het is heiturf, die in platte, vierkante stukken van de oppervlakte der heide afgestoken, gedroogd en verbrand wordt. Dan staat de stal, meestal door eene geopende deur, in communicatie met de huiskamer; de biggen, kippen en eenden hebben vrij entrée; dus valt het ligt te vermoeden, waaraan die onaangename lucht moet toegeschreven worden.

Nu krijgt Moarten van der Wiel vier man inkwartiering. Waar zal hij ze bergen? In zijn eigen bed logeren reeds vijf personen; de zolder is door zijne familie in bezit genomen; de zoogenaamde

[pagina 18]
[p. 18]

schuur is met stroo, hout en gereedschappen gevuld, en daarenboven zoo togtig, dat geen christenmensch, zoo als men zegt, het in de schuur kan uithouden. Moarten is vindingrijk, vier palen worden in den grond geslagen; rondom met stroo bedekt en slechts met eene kleine opening voorzien, om in en uit te kruipen. De grond wordt met stroo dik bekleed; ieder man krijgt eene deken, zoo Moarten vier dekens heeft, en ziedaar de nachtplaats voor den krijgsman. Zulke verblijven noemt men schapenhokken, en wanneer de soldaat des avonds den buik met salade en pap gevuld heeft, gaat hij blatende zijn nachtleger opzoeken.

Zulke huizen vindt men in den omtrek, of liever in de buurten, van alle groote dorpen, maar vooral in de Hooge en Lage Mierle of de Zeven Zaligheden, Heeze en Leende, enz. Vraagt het maar even aan onze schutters, zij zullen u al die prachtvolle verblijven, als van een leijen dakje, opnoemen.

Bij mijnen buurman Moarten van der Wiel bragt ik de meeste mijner winteravonden door. Zijn oom Teun Carnuit bragt een tikske mede; moeder van der Wiel gaf eene pijpesteel, een glas en wat bruine suiker, en dan werd de mester op een klein glaasje aardappelen jenever met suiker onthaald. Maar dan moest ik ook vertellen. Meestal bepaalden zich mijne verhalen tot de verklaring van sommige natuurverschijnsels en van de ons omringende voorwerpen. Men was dan enkel aandacht, en bij het naar huis gaan, moest ik altijd belooven, spoedig terug te zullen komen.

Het verwondere u dus niet, mijne lezers! dat ik

[pagina 19]
[p. 19]

te Gemonde, als een zeer geleerd personaadje te boek stond, voor wien de boeren den ruigen, half glad gewreven hoed afnamen, wanneer zij des zondags den mester tegen kwamen.

Zoo gij te Gemonde mogt komen, en naar mijne reputatie wilt informeren, noemt dan mijnen naam niet, hij is te Gemonde onbekend, daar men mij slechts mester noemde; maar vraagt naar den mester, die eens vier officieren en drie oppassers in zijn kwartier gehad heeft. Dan zal men uitroepen: o, die man kennen wij wel; zij stolen toen als raven; kippen, duiven, eenden, kool, - al wat maar eeten vervoerbaar was!

En nogtans was ik algemeen bemind; slechts twee dingen vonden zij in mij niet goed: dat ik des vrijdags en zaturdags vleesch at, en geen kruis vóór en na het pap-eten maakte, als ik den avond bij hen doorbragt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken