Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zware kroon (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zware kroon
Afbeelding van De zware kroonToon afbeelding van titelpagina van De zware kroon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.25 MB)

Scans (1.59 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.04 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zware kroon

(1915)–René de Clercq–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 53]
[p. 53]

Noodiging

 
Mijn zachtste ziel vond ziel en vreugd in oogen blauw;
 
Maar uit mijn rouw, o volk, en uit uw rouw, rijst hoog
 
En heerlijk in haar trots en toorn een wondre vrouw
 
Met brandend donker oog.
 
 
 
Wijl alle kracht geboeid en alle geest geknecht
 
Houdt ze over land en stad haar blooten bronzen arm,
 
Bedreigend voor wie rijk, beschermend voor wie arm,
 
Oproepend al wie recht.
 
 
 
Haar wildschoon wezen blaakt van innerlijken gloed,
 
Vol wil, vol durf, vol rood verlangen naar den strijd;
 
Van aan de hooge borsten tot den hoogen voet
 
Haar gansche lichaam schrijdt.
 
 
 
En, wijl de mond in pijn tot spreken ligt geperst,
 
Uit al de spieren van het strakgelijnd gelaat
 
Voel ik, bij macht van liefde, 't bitter woord van haat
 
Dat naar de lippen berst.
[pagina 54]
[p. 54]
 
Gij, dichter? Zoekend schoonheid ver en onder u?
 
Gij, mensch? Die voor der menschen leed geen harte draagt?
 
De haagdoorn bloeit, de koekoek roept ook zonder u.
 
Alleen uw broeder klaagt,
 
 
 
Daar gij, vervreemd van hem, lui luistert naar een halm,
 
Weg met een straal die sprietelt of een vlerk die vlucht,
 
En zijne klacht, zijn vloek, door roodbewogen lucht,
 
Niet drijft tot scherpen galm.
 
 
 
Weet gij de wereld boos en dat ze goed kan zijn?
 
Weet gij de menschheid slaaf en dat ze hijgt om los?
 
Weet gij u zelf, tevreê met klank en kleur en schijn,
 
Neerliggen op oud mos?
 
 
 
Wee wee, indien de smart om groot verlies verengt
 
Uw borst, die zwoegen moest om al wat lijdt op aard,
 
Indien gij 't brood der vreugd, in haast'gen oogst vergaard,
 
Niet den bedrukte brengt!"
 
 
 
Krachtschoone, ik hoor uw woord, uw waarheid; voel meteen
 
Mijn hart om harten warm, mijn geest om geesten sterk.
 
Uw dapper schrijden vaart almachtig door mijn leên
 
En jaagt naar heerlijk werk.
[pagina 55]
[p. 55]
 
Voortaan geen doorn in 't hart gedoken door een bloem,
 
Geen andermans gedachten ongesmeed tot kunst!
 
Door stout bloedeigen daad te staan in eigen gunst
 
Is grootheid boven roem.
 
 
 
Niet om het doode wil ik leven; leven om
 
Wat leeft, mij zelf, mijn volk, en menschen ons gelijk.
 
Niet eeuwig om het doode; dood is arm en stom.
 
Het luide leven rijk!
 
 
 
Boven het koele wee dat, als een afgrondbron
 
Opborlend, luistert naar zichzelf in stilte en nacht,
 
Hoogvreugdig straalt voor allen, in een gloei van kracht,
 
Der heemlen bron, de Zon.
 
 
 
En wie uit Zon geboren wandelt in 't geruisch
 
Van hare forsche blijheid, weet het wezen goed,
 
Weet vrijheid, hoogmoed heilig, eedle naaktheid kuisch,
 
Voelt zon ook in zijn bloed.
 
 
 
Schoon droomt hij de aarde tot een ruimen disch gedekt,
 
Waar zelfs de logste scharen, met een vroo gezicht,
 
Een hooger menschlijkheid zien stijgen naar het licht
 
Dat eeuwig goden wekt,
[pagina 56]
[p. 56]
 
Dat eeuwig menschen lokt. Wat houdt mij laag? Wat scheidt
 
Den grauwen zonnezoon van heil'ger sferen, waar
 
Het sterfelijke loutert tot onsterflijkheid?
 
Wat maakt mijn opgang zwaar?
 
 
 
Niet liefde tot de menigte, niet strijd, noch smart.
 
Want liefde, smart en strijd verheffen, boven schuld.
 
Wat mij terneerdrukt is het koortsig ongeduld
 
Van 't eigen vreemde hart.
 
 
 
Ik had een zwoelen dag, doch in der tijden duur
 
Zie 'k soms mijn somberst werk in laaien glans gevat,
 
Als, op een achtergrond van nachtlijk bliksemvuur,
 
Een zwartgetorende stad.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken