Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Per karos naar St. Petersburg. Reisdagboek van de Amsterdamse graanhandelaar uit het jaar 1816 (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Per karos naar St. Petersburg. Reisdagboek van de Amsterdamse graanhandelaar uit het jaar 1816
Afbeelding van Per karos naar St. Petersburg. Reisdagboek van de Amsterdamse graanhandelaar uit het jaar 1816Toon afbeelding van titelpagina van Per karos naar St. Petersburg. Reisdagboek van de Amsterdamse graanhandelaar uit het jaar 1816

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.13 MB)

Scans (15.23 MB)

ebook (3.97 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Editeur

M.E. Kluit



Genre

non-fictie

Subgenre

reisbeschrijving
non-fictie/dagboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Per karos naar St. Petersburg. Reisdagboek van de Amsterdamse graanhandelaar uit het jaar 1816

(1962)–Willem de Clercq–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 85]
[p. 85]

Reis door Mecklenburg en Pommeren

18 May

Met de Heer F. gefranciseerde Zweed, zoude ik de reis door een gedeelte dezer landen doen. Zijn E. was mij reeds vooruit gereisd, en ik zou volgen. Nu kwam dan eindelijk mijn wagen en ik ondervond hier l'embarras des richesses; want eer alles behoorlijk gesmeerd, bezorgd en ingepakt was, ging een goed half uur voorbij, en nog was zooals uit het vervolg blijken zal, niet voor alles gezorgd. Ik reed het drukke Hamburg uit en reeds voorbij Wandsbeck gereden, wierd ik eensklaps uit eenige aangename bespiegelingen door de bemerking van den voerman gewekt, dat het portier niet goed gesloten zijnde, ik mijnen korf daaruit verloren had. Nu behelsde deze korf mijne gezamentlijke reisprovisie; wij joegen over de scherpe steenen terug, doch er was geen korf te vinden, en dus moest ik met het verlies van mijne mondbehoeftens den verderen weg inslaan. Ik gevoelde dat die weg mij nu minder raadbraakte, en had gelegenheid om wat om mij heen te zien, in een nevelig, dampachtig weder dat hier bij de lente schijnt te behooren. In Schönberg wierd ik opgewacht door eenen gewezen Hortulanus uit den Hortus Medicus te Amsterdam, doch verder bestond mijn eenige onderhoud in dat met mijnen voerman, die mij dan ook verscheiden voermans anecdotes verhaalde. Ik had gelegenheid genoeg nog op de Duitsche Staaten te vloeken, die hunne wegen zoo verwaarloosden, hun eene reize herwaards toewenschende in den postwagen, een afschuwelijk rijtuig, dat mij, met zes paarden bespannen, tegenkwam, en zoo bereikten wij Lübeck.

Lübeck, 19 May

Nauw was ik een paar uur in Lübeck geweest, of ik bevond, dat

[pagina 86]
[p. 86]

ik niet buiten den waard, maar buiten mijn reiscompagnon gerekend had: qui ne pouvait absolument partir dimanche, avoit des affaires, etc. Dus moest ik den lieven Zondag nog in Lübeck doorbrengen. Nu, ik zag hier niet veel nieuws als dat ik nog getroffen wierd door de ongewone en smaakloze massa van den zoogenoemde Holsternthor. Op de wallen heeft men op eene soort van geslechte batterij een zeer schoon uitzicht. Verder hoorde ik een oogenblik een kansel-leeraar welke, gelijk allen die ik tot nu toe hoorde, predikte alsof hij eene les opzeide en ook weinig invloed kon hebben. Des middags bezogt ik een paar tuinen alwaar de halve beaumonde van Lübeck vereenigde. Niet alleen vindt men hier weder het eeuwige kegelen, maar ook bij het gekras van een paar violen, een soort van dans waarin van dat soort van dames komen, die zoo tusschen den hoogen en lageren stand der maatschappij in zweeven. Men zegt van onze arme Hollanders, dat zij zeer phlegmatisch zijn, doch in dit verwijt mogen onze Duitsche broeders dan ook wel delen, want op zulke plaatsen, als deze, ziet men zelfs in 't midden van den dans geen gezicht vertrekken, geen lagje zich plooien, alles gaat even bedaard en men geniet het zoogenaamd vermaak zonder dat men eigentlijk weet, wat vermaak in de waereld is. -

20 May

Nu zou dan de reis na Wismar doorgaan en dit geschiedde ook indedaad. Mijn wagen wierd gereed gemaakt, en na vele zorgen en omstandigheden togen wij eindelijk het vriendelijke Lübeck uit en na door een zeer bevallig boschje gereden te zijn, kwamen wij in de staten van den hertog van Mecklenburg. Onze eerste aanmerking was, dat de wegen hier ook al niet beter waren dan in de aangrenzende landen, en onder verschillende aanmerkingen van mijnen vriend sur l'affreux pays, die niet uitbleven, kwamen wij te Grevesmühlen eene vrij elendige stad, waar de stadsmuzykant zich op de viool vermaakt en alles al zeer langzaam toeging. De weg verder na Wismar was zoo uitgehold dat wij eenige keeren op het punt waren geheel om te slaan en de zwaarlijvige postillon, door zich in vele buigingen te wringen, het evenwigt herstelde. De eerste station van Grevesmühlen toonde ons eene aangename land-

[pagina 87]
[p. 87]

streek, men zag nu overal hoogtens met korenvelden. Eindelijk dan bereikten wij het einde van deze togt, terwijl een zoogenoemde Steenweg, alleen het ideaal van een zeer slechte chaussee opleverde en eindelijk genaakten wij Wismar.

21 May
Wismar

Nadat wij onze naam aan eenen allerstomsten Mecklenburgschen corporaal opgebiecht hadden, kwamen wij in een groot en nieuw hôtel te land. Reeds zaten wij vreedzaam aan onzen matigen avonddisch, toen er eensklaps eene uitnodiging kwam nog dien avond met eene Wismarsche familie kennis te maken. Wij wierden ingevoerd in een gezelschap alwaar de pocaal reeds duchtig in 't rond zwierde. Men wierd weldra famielaar, alle talen wierden beurtelings gezongen en opgezegd. De champagne en madera wierden in zeer grote glazen rondgeschonken en toen wij ontsnappen wilden, bemerkten wij dat de deuren gesloten waren, en vernamen dat dit Wismarsche bon ton was. - Eindelijk toch verkreeg men de vergunning terug te keeren en de eene meer, de andere minder, door de invloed van Vader LyaeusGa naar eind96 vervuld, kwam men eindelijk tot ruste.

Wismar, zoo dikwijls door de Hamburgers ein hässliches Loch genaamd, verdient dezen naam toch eigentlijk niet; men vindt er zeer schoon gebouwde huizen, doch smaak moet men hier niet zoeken. De haven is schoon en zeker. Alles wat publiek gebouw heet: stadhuis, poorten, kerken, is boven alle verbeelding afschuwelijk. Het opmerkelijkste is dat in deze Duitsche kerken steeds bijna alle de glazen gebroken zijn en niemand lust of geld schijnt te hebben dezelve te herstellen. De markt is zeer fraai. De environs zijn juist niet zeer beschaduwd, hoewel men mij toch naar Rohlsdorf, een zeer bevallig boschje voerde. Wat de menschen betreft, deze zijn alhier ten uiterste gastvrij, en overhopen de vreemdeling met vriendelijkheid, die nog aangenaamer zijn zoude, indien het gebruik van duchtige teugen daarmede niet gepaard ging. Voor goed drinken is Wismar ook door geheel Duitschland bekend, met welke nationale roem de inwoners dan ook wel in hun schik zijn. Deze stad, weleer Zweedsch, wierd door den Koning van Zweden voor den tijd van honderd

[pagina 88]
[p. 88]

jaar aan den Hertog van Mecklenburg verkogt. Men bewaart hier nog het uitgedroogde lijk van den Zweedschen generaal WrangelGa naar eind97, hetwelk ik echter tog niet het geluk had te zien. Ondankbaar ware het deze stad te verlaten zonder niet nogeens den gullen aard harer bewoners den behoorlijken lof toe te zwaaien. De straten gaan hier tusschenbeide berg op en af, zoodat het rondlopen hier ook verre van gemakkelijk is. De kooplieden leven hier genoeglijk, houden rijtuigen en paarden en dragen, zooals in de meeste kleine steden, zorg zich niet dood te werken!

22 May

Reeds des morgens te half vijf, na nog een dagverblijf in Wismar, zaten wij in den wagen om verder op te trekken. De weg leidt door een zeer goed bebouwd land. In de eerste rustplaats Bukow hadden wij nog regt gelegenheid op de traagheid der Duitschers te schimpen, bij wien de spreuk: kom ik er vandaag niet, dan kom ik er morgen, steeds in eere is. - Na verschrikkelijk langzaam rijden, kwamen wij te Doberan, alwaar een allerfelste stortregen ons belette de merkwaardigheden behoorlijk te bezichtigen. Dit Doberan een beroemd zeebad, is een plaatsje dat de alleraangenaamste ligging bezit, door het schoonste geboomte (waarmee het) van alle kanten omringd is. Men ziet hier zeer schone wandelingen, het paleis van den Hertog, een Gothisch gebouw voor zijne dochter, een zeer fraai comediehuis, schone herbergen, in 't kort de vereeniging van veele aangenaamheden. Na eenen moeilijken weg reden wij voort, en bereikten eindelijk Rostock.

23-24 May
Rostock

Reeds het eerste gezicht van Rostock toont, dat men zich in eene gehele andere stad bevind. Dezelve is zeer regelmatig gebouwd, word overal door regte straten doorsneden, en door vele schone huizen versierd, hoewel dezelve weleens wat bont zijn geschilderd. Buiten de poorten vindt men veele tuinen en wandelwegen en alles levert de kenmerken van welvaart en nijverheid op. Diepe wallen

[pagina 89]
[p. 89]

toonen dat men deze stad voorheen als eene soort van vesting beschouwde, doch dezelve heeft, gelijk veele andere steden, door eene verbeeterde of liever verergende krijgskunde, dit voorrecht verloren. De stad ligt aan eenen zeer smallen zeeboesem, die zich in de Oostzee uitstort, en welke indedaad rijkelijk met schepen bezet was. Men is voorts in deze steden vrij beschaafd, hoewel de echte Duitsche geest hier tog ook eigentlijk niet doorstraalt. De staten van Mecklenburg worden door eenen Hertog geregeerd, die goed eet en drinkt, dus luidt de betuiging der inwoners, en verder steeds aan dengenen, die het laatst spreekt, gelijk geeft. - De Mariënkirche is zeer groot, en ook door vercierselen vrijwel opgevuld. Men ziet hier een der schoonste en grootste orgels, die ik ooit zag. Obelisken en grafzuilen, gelijk men die overal vindt, en schilderijen, die juist niet voortreffelijk zijn. Onder het altaar van deze kerk liggen de ingewanden van Hugo de Groot bewaard, welke hier op zijne togt na Zweden overleed. Heilig zij dus aan elken Nederlander deze plaats, waar een der grootste mannen van ons vaderland den laatsten adem uitblies. - Wat zal hier niet al veranderd, wat niet voorgevallen zijn, zints de dood van dien vereeuwigden. Veelligt waren toen alhier nog slechts zwaarmoedige steenmassaas, of elendige hutten te vinden, terwijl nu alles netheid aanduidt. Men vond hier gewis toen nog geene huizen, gelijk het hôtel de Russie, alwaar wij onze huisvesting hadden, en dat met de schoonste kamers voor reizigers, alle de gemakken des levens en zelfs een danszaal vereenigt, die zoo door derzelver grootte, als door de sierlijkheid van derzelver bouworder bezichtiging verdient. Ik bezogt hier ook den schouwburg, goed gebouwd, doch alwaar de bijzondere slechte verlichting mij belette de schoonheid der Rostockerinnen te bewonderen. Men gaf o.a. een stuk, de knegt met twee meesters genoemd, waarin een comiek den rol van den bediende uitmuntende vervulde. - Verder was hier weder een rook-, speel- en leesvereeniging, alwaar men een ontelbaar getal vond van tijdschriften, en schriften door de omstandigheden der tijden geboren, en men weet niet of men het geduld der schrijvers, of dat der lezers van verschillende dier geschriften het meest moet bewonderen. - De Duitschers willen alles beschrijven, alles ontleden, en met regt zeide mijn reisgenoot van veele van hen: Ils cherchent midi à quatorze

[pagina 90]
[p. 90]

heures. Ook hier ben ik verpligt de vriendelijkheid der Rostockers hulde te doen. Slechts twee dagen bragt ik hier door en ik ontfing daarvan veele blijken. - Deze goede lieden zijn grotendeels kooplieden. Hun koophandel is eenvoudig en is eigentlijk alleen ‘Product-handel’. Naauwlijks heeft de klok vijf geslagen, of allen trekken naar de voornoemde Gesellschaft, de damp stijgt uit een menigte meerschuime kanalen, de whisttafel word bezet, en ziedaar hunne uitspanning. Er is hier ook nog eene Hoogeschool. Opmerkelijk is het, dat de bul waardoor de vergunning tot het oprichten van dezelve voor eenige eeuwen door de Paus toegestaan is, door eenen geheimschrijver ondertekend is, die den naam van Buonaparte voerde, een naam voorwaar dien hij niet vermoedde dat eens zoo beroemd worden zoude. Hier hoorde ik ook veel van de wonderen verhaalen, door eenen landman hier nabij wonende voortgebragt, welke door bestrijking veele kwalen genas, zoodat soms eenige duizend personen, dikwijls op eenen dag tot hem komen, en hij zelfs den Doorluchtigen Hertog van Mecklenburg onder het getal zijner genezene patiënten kon rekenen. - Men zegt, dat de artsen zelve bekennen, dat hij eene grote massa van magnetische kracht bezit, en een buitengewoon vuur in zijne handen gloeit. - In hoeverre dit mooglijk zij, is niet mijne zaak te beslissen. Relata referoGa naar eind98 zeggen wij Latijnen.

25 May
Reis na Stralsund

Wij wilden reeds des nachts van Rostock vertrekken, doch dewijl men ons waarschuwde, dat wij alsdan gevaar liepen, hals en beenen te breken, en wij daartoe weinig lust hadden, stelden wij de tocht tot den vroegen morgen uit, en vertrokken met heerlijk weder verder, vonden ook eenen slegten weg, doch het gerucht en de verhalen hadden er ook niets aan verminderd. Het land, dat wij doortrokken, behoorde nog aan den Hertog van Mecklenburg wiens hof-almanak bijna even zoo uitgestrekt als die van wijlen Keizer Napoleon is, en welke door zijne onderdanen eene menigte onnutte kostgangers doet betalen, doch het is nog als in den tijd van La Fontaine: Tout petit prince a des ambassadeurs.

[pagina 91]
[p. 91]

Bij Damgarten genaakt men dan eindelijk het voormalige Zweedsch nu Pruisisch Pommeren en men bemerkt terstond aan eene menigte formaliteiten, dat men onder het gezegend gebied van zijne Pruisische Majesteit is. Damgarten is een allerelendigste plaats, waar wij lang opgehouden wierden, en vervolgens twee paarden bekwamen die evenals de Zweedsche, zeer klein en zwak waren. Men vond nog de Zweedsche uniformen. Het land is vrij moerassig doch men vindt overal betere wegen, en bebouwde velden, terwijl men zich over het buitengewoon getal van ganzen alhier moet verwonderen. - Barth is een klein stadje, dat zeer onaanzienlijk, doch echter voor de zeevaart ten uiterste belangrijk is, dewijl de reders van eenige honderd schepen hier gevonden worden. Hier verliest men nu het meest door de verandering der regering, dewijl de Pruisische vlag niet op de Middellandsche zee mag verschijnen. Verder reisden wij nu na Stralsund, na door een verschrikkelijk onweder, liefelijk begroet te zijn. - Stralsund onderscheidt zich door zeer brede grachten en omgeworpen vestingwerken. - De stad ziet er al zeer droevig uit, wij hielden stil in het beste logement alwaar men ons op gerookte spekgans onthaalde. De maaltijd in de herbergen is alhier zeer onaangenaam, daar alles met de grootste langzaamheid geschied, en men hier dikwijls een quartier uurs naar een zeer slegt gerecht moet wachten. Wij bragten hier eenen Zondag door, en gaarne had ik het bekende Rügen een bezoek gegeven, doch daar de afstand van de merkwaardige Stubbenkammer zeven mijlen was, konde ik dit niet met het doel mijner reis overeenbrengen. Ik bezocht hier de twee grote kerken met eene menigte versierselen opgevuld, doch die er dan voorts zeer elendig uitzagen. In eene van dezelve waren bij eene belegering veertig bommen gevallen, zoodat de grond in eene geduurige golving was. Meest alle glazen in stukken zijnde, zoo vinden de vogelen des hemels eenen vrijen ingang en vergezellen door hun gezang dat der gemeente. - Nadat de leeraar zijne rede uitgegalmd heeft, treed hij naar het altaar en deelt het Avondmaal uit. Hierna wordt gezongen, of liever geschreeuwd, den zegen uitgesproken, nog eens gezongen en dan basta. Men plag hier het huis te vertonen, waarin de beroemde anecdote wegens het voorgevallene van Karel den TwaalfdenGa naar eind99 en de bombe geschied is, doch dit is afgebroken. Met regt is ook deze plaats in de nieuwere geschiedenis door den

[pagina 92]
[p. 92]

dood van SchillGa naar eind100 vermaard, die alhier door eenige Hollanders gedood wierd, nadat hij nog eerst, reeds na het innemen der vesting tot den haven genaderd, teruggekeerd was en de generaal CarteretGa naar eind101 nedergesabeld had. Schill is met regt beroemd, doch echter misschien meer als hij verdiende. - Hier had hij in de laatste dagen geheel den kop verloren, was steeds dronken en die inwoners die aan de contributiën weigerden te voldoen, wierden op eene zeer republicanische wijze door vijftig Aarsprügeln tot reden gebragt. - Zoo is dan toch ook menig vrijheidsvoorstander een Napoleon in zijn soort. Het stadhuis is hier van zulke eene allerwonderlijkste bouworde, dat men zich sterk moet verwonderen dat er een tijd geweest is, waarin men zoo iets fraai vond. De haven was hier niet sterk bezet. Men ziet van nabij de kust van Rügen. Men vindt hier nu een bezetting van Pruissen. De officiers zoo trotsch alsof zij nog van het geslacht der Titans waren; koffers en passen worden sterk gevisiteerd, doch met eene goede steekpenning komt men vrij. Ainsi va le monde.

Daar wij hier ongelukkig Zaturdag laat aankwamen, bemerkten wij het onaangename om hier eenen Zondag zonder kennissen door te brengen, vooral daar het weder zeer onaangenaam was. Alle de goede Straalsunders en Straalsundinnen zaten meestal op de drempelen hunner huizen met troniën, waarop de verveling haar lieflijk beeld geschilderd had. In ons logement dineerden wij op Zweedsche wijze, dat is men begint met brood en kaas en dan eerst wordt de soep opgedragen. Onze hospes egter behandelde ons zoo stiefvaderlijk dat wij een beter locaal opzochten en vonden, alwaar wij tevens in een nieuw spel onderrigt wierden, hetwelk uit eene heerlijke vereeniging van het kegel- en billardspel geboren was. Ziedaar dan de voornaamste bijzonderheden wegens de stad Stralsund, die voorzeker zich op weinige bijzonderheden kan beroemen. Men klaagt hier dat het weder bijna nooit goed is, en dat behoort dan toch ook tot de onaangenaamheden des levens. Men leeft hier verder vrij genoeglijk en klaagt sterk over den weinigen handel, en de vereeniging met Pruissen of liever de afscheiding van Zweden, doch men moet zich troosten, want:

 
on sait que de tout temps
 
Les petits ont pâti les sottises des grands.
[pagina 93]
[p. 93]

28-29 May
Reis van Stralsund tot Stettin

Het was op een bekorelijke morgen, die de tegenspraak van het algemeene gevoelen scheen op te leveren, dat wij Stralsund verlieten, en verder optrokken door een bevallig en aangenaam land. De eerste pleisterplaats, die wij bereikten was een dorp op een aangename wijze op verschillende heuvels gelegen, waarvan de hoogste tot kerkhof diende, en met een fraai kerkje versierd was. Hier stonden verschillende eiken wier kracht de woede des tijds had weerstaan en die gedurende opeenvolgende eeuwen zoo vele geslachten hadden zien bloeien en vergaan. - Een van dezelve was van binnen geheel uitgehold en kan gewis twaalf à veertien menschen in zijn omkreits bevatten. - Zeer goed uitgekozene bijbelspreuken prijkten overal op de nette graven alwaar de ontslapenen de dag der eeuwigheid beidden. Weldra nu genaakten wij Greifswald dat nog met regt de naam van eene stad verdient te dragen, en zeer schone straten, eene regelmatige bouworder, en de schoonste kerktoren van geheel Pommerland vertoond. Men heeft hier nog een soort van Pommersche Hoogeschool, welke nu egter misschien wel vernietigd zal worden. De tijd vergunde ons niet met deszelfs bijzonderheden bekend te worden. Als handelsstad is deze plaats ook nog van veel gewigt. Wij vertrokken na, tot gedachtenis aan Greifswald ons diner eens regt duur betaald te hebben. - Vervolgens van Greifswald tot Wolgast koomt men door eene zeer schone landstreek, overal vindt men op eenen heuvelachtigen grond de schoonste afwisseling van dorpen, bosschen en korenvelden; overal vindt men net gebouwde huizen, overal heerscht algemeene welstand, hetwelk dit land zulk een gelukkig aanzicht geeft, dat mijn reisgenoot, die reeds zijne Zweedsche cocarde had opgestoken, zich niet wederhouden kon meer dan eens uit te roepen: ‘Ah, quel dommage que ce pays n'appartienne plus à la Suède!’

Wolgast is een klein stadje, dat geheel aan een soort van uithoek ligt, en slechts uit hoofde van een paar handelshuizen bezocht word. De stad zelve is bij uitstek klein, doch bezit eenen schonen haven. Bij dezen haven ligt op een soort van hoogte de eerwaardige over-

[pagina 94]
[p. 94]

blijfsels van een oud slot, over welks bestaan de inwoners geene andere inlichting konden geven, als dat zij het nooit anders gekend hadden. De inwoners waren hier zeer opgeruimd in de hoop dat nu hun haven in stede van die van Swinemünde de haven van Stettin zou worden; en het was dus ter eere van hunne beurs dat zij zich verheugden onder den Pruissischen Adelaar te komen. - Alles bragt het zijne toe om het verblijf in Wolgast onaangenaam te maken. De kooplieden waren aan hunne kegelbaan. In de herberg was men zoo nieuwsgierig, als in alle herbergen waar men weinig vreemdelingen ziet, en extra-post was hier zoo zelden dat het een paar uur duurde eer wij eenige elendige boerenknollen met eenen nog elendiger voerman bekomen konden. Toen verlieten wij Wolgast en reeds was de nacht gevallen eer wij Anklam bereikten. Hier moesten wij een menigte van poorten doorrijden, overal betalen, wierden door eenen schildwagt vergezeld, moesten den heer Inspecteur de handen vullen, en kwamen na lang wachten eindelijk weder op weg. De stad scheen grote en fraaie straten te hebben. De volgende station is Ueckermünde, die ook weder een haven heeft. Nu was men geheel in Pruissisch Pommeren. Van hier tot Finkenwalde vijf mijlen lang rijdt men gedurig door een zeer schoon bosch, alwaar men de schoonste dennen, eiken en beuke-boomen ziet, en hetwelk bij het heerlijke weder eenen aangenaamen togt opleverde. Finkenwalde ligt in het midden van dit bosch, en wordt nevens zijne graanvelden van allen kanten door hetzelve omkransd, hetgeen aan dit dorp eene zeer schone legging verschaft. Van hier rijdt men nog eenigen tijd door het geboomte, en nadert eindelijk Stettin dat in 't midden eener open vlakte ligt alwaar ook verwoestingen de gruwelen des krijgs verkondigen. - Met hoge verschansingen steekt deze stad boven de omliggende streken uit en het was hier dat wij aan het ‘hôtel de Prusse’ afstapten. Zoo hadden wij nu geheel Pommeren doorreisd, en moeten bekennen dat het bekomen van dit land van het grootste gewigt voor Pruissen is.Ga naar eind102 Meest alle inwoners, die onder Zweden de grootste vrijheid genoten, zijn over deze verandering zeer ontevreden en schrijven alles aan de eerzucht van den Prins van Ponte CorvoGa naar eind103 toe, die toch in 't geheel niet in hunne gunst staat, en van wien zij met het ophalen der schouders zeggen: ‘Ja, das ist auch noch ein verfluchter Franzos’.

[pagina 95]
[p. 95]

30-31 May
Stettin

Deze stad, een van Pruissen's sterkste vestingen, verheft zich aan de oevers van den Oder. De stad zelve is zeer fraai gebouwd en men vindt huizen die met regt den naam van paleizen konden dragen. Zij ligt op eene aanzienlijke hoogte, en steekt boven alle de omliggende streken uit.

De Haven

De haven van deze plaats wordt door den Oder gevormd, die echter lang zoo breed niet was, als ik mij na de aftekening der landkaarten verbeelde. Als plaats van handel met Silezië en het binnenste van Duitschland is Stettin van groot belang, doch nu hoorde men hier ook overal vele klachten. De haven van Stettin is eigentlijk Swinemünde, doch deze wordt als vrij gevaarlijk aangezien. Er is steeds veel vaart op de rivier, en alles wordt van boven afgeladen in zeer spitse schuiten, die Oder-Kahnen genoemd worden.

De Wallen

Van alle zijden is deze stad door eenen driedubbelen rang vestingwerken omgeven, hetgeen haar zulk een sterk aanzien geeft, dat men zich niet gemakkelijk kan voorstellen hoe de vijand binnen eene zoo wel verdedigde stad ooit binnen zou kunnen komen. Maar helaas! de ondervinding der laatste tijden heeft bewezen dat geen geweld van wallen in staat is om den overwinnenden vijand te weeren. - Buiten deze wallen hebben de Fransche broeders na hunne lieffelijke gewoonte, ook een klein miniatuur van de verwoesting van Hamburg opgeleverd. Op deze wallen is egter reeds weder eene zeer aangename wandeling hersteld, vanwaar men de schoonste uitzichten op de stad en den haven heeft, en men vindt hier eene waarschuwing aangeslagen waarin het schenden der boomen niet bij geesselstraf verboden, doch derzelver bewaaring aan den Gemeinsinn van het publiek overgelaten wordt. De poorten zijn zeer fraai, met veel beeldwerk ter gedachtenis van vroegere overwinningen versierd.

[pagina 96]
[p. 96]

Gebouwen

Weinig zeer bijzonders vindt men hier, kerken zijn, zooals overal vrij verwoest, en daar de Franschen hen tot paardestallen gebruikten, daardoor ook niet veel beter geworden. Een soort van gymnasium dreigde in te vallen. Wat gebouwen van bijzondere personen aangaat, deze zijn zeer schoon. - Aan de oevers van den Oder verheft zich het aloude slot, alwaar weleer de graven van Pommeren hunne dagen in rust en onrust gesleten hebben. Dit slot wordt nu zints dertig jaar bewoond door Prinses ElisabethGa naar eind104, weleer gemalin van wijlen Frederik Willem den 2e, doch welke hij, daar zij niet aan alle de pligten eener kuische huisvrouw getrouw geweest was, op bevel van den groten FrederikGa naar eind105 verstiet en hier heeft zij nu tijd en gelegenheid gehad om alle hare zonden te beweenen. Zij betuigt, na men zegt, in deze afzondering meer genoegen gesmaakt te hebben, dan aan het hof van Pruissen. Zou het hiermede ook zijn als met de vos en de druiven?

Kunstwerken

Onder de publieke kunstwerken, die Stettin versieren, behoort het levensgroot standbeeld van den groten Fritz, welke hier in zijne moderne kleding, doch met den koningsmantel, zeer goed uitgehouwen is, met dit opschrift Pommerania Frederico II. Toen in 't kort de Pommersche soldaten tegen wil en dank in den dienst van Pruissen overgingen, hield hun veldprediker hun bij dit beeld eene treffende rede, waarin hij den geest van den vereeuwigden Koning hierbij het presidium deed voeren. Of de troepen overtuigt waren weet ik niet. Le seigneur Jupiter sait dorer la pilule. Bij dit beeld vindt men de schone paradeplaats en ook wallen van waar het gezicht fraai zijn moet, doch welke men niet vergunt te beklimmen. Men heeft ook nog een soort van Wasserkunst, bestaande in eene fraaie fontein, kunstig gewerkt, waaraan niets ontbreekt als water.

Oder Vaart

Ik voer met een vriend na eenen molen, op een half uur afstand van Stettin gelegen. Stelt u deze bekoorlijke rivier voor, met de

[pagina 97]
[p. 97]

schoonste gezichten op de verschillenden Oder dorpen, die overal bevallig in 't gebergte verscholen leggen. Van dezen molen, die op een klein eilandje ligt, heeft men heerlijke gezigten op de bergen, die weleer den waren oever van den Oder gevormd hebben, terwijl naderhand alhier, zooals bij de monden van alle grote rivieren, veel aangeslibt is geworden. Bij den molen waren een paar kleine huizen met de meeste smaak versierd, alwaar men zeer vele kunststukken van beeldhouwkunde en schilderkunst vind. Of alles juist echt was, zou ik niet durven beslissen. In het kort, het verblijf was hier zeer aangenaam. In het terugkomen bezocht ik een kleine tuin midden in de vestingwerken gelegen, en waar wij onder eene linde nederzaten, die uit twee opzichten merkwaardig was, ten eerste omdat zij de eenigste was welke de Franschen gespaard hadden, en voorts omdat zij door de hand van Catharina de 2e, die alhier geboren is, geplant wierd.

Mengelingen

Stettin heeft ook een schouwburg, die echter even duister is als de voorheen bezochte. De inwoners hebben een soort van vriendelijkheid die zich meer tot woorden als daden uitstrekt. Men loopt hier nog groot gevaar van honger te lijden, want de zoogenoemde Wirthstafel is het elendigste en vervelendste dat men zich voor kan stellen. Men is hier nu in het hart van Pruissen, en dit bemerkt men terstond. Er is gewis geene regering, die, trots al het vloeken op die verdammten Franzosen, zooveel van die zelfde Franzosen heeft overgehouden, getuige alle de lastige Polizey-verrigtingen en velenhande knevelarijen. Men had zich hier ook na alle de aangewende krachten, eene schonere toekomst beloofd, maar het gaat zooals overal, het volk arbeidt, en de regering plukt de vruchten. - Om nu nog een woord van mijzelve te spreken, zoo dient dat ik hier van mijn reisgenoot den MarseillaanGa naar eind106, met wien ik aangenaame dagen gesleten had, afscheid nam en door hem weder in kennis met eenen Zweed kwam, met wien ik weer en wind dienende, naar Dantzig hoop te stevenen. Een klein leergeld moest ik hier ook nog als reiziger betalen, daar mijn wagen die niet spoorde, mij vroeg of laat dreigde om te werpen. En ik gaf dus bevende denzelven in handen

[pagina 98]
[p. 98]

van smid en wagenmaker, die voor zulke werktuigen hetzelfde zijn als dokter en apotheker voor den armen sterveling.

1. 2. 3. Junij
Rid van Stettin na Dantzig

Zoo waren dan eindelijk alle hinderpalen, die mijne reis uit Stettin belet hadden, verdweenen. Fölsch was naar Anklam vertrokken, en ik reeds om vijf uur door de toonkunstige vereeniging van eenige hanen, kalkoenen, etc. uit de armen van Morpheus gewekt, en was den gehelen ochtend bezig om mijn vulcanus aan te sporen.

Eindelijk stond de wagen daar, in zijne brede spooren. Eer ik Stettin verlaat, kan ik egter niet nalaten aan te merken, dat reeds in deze stad, ik opmerksaam gemaakt wierd, op het character der Pruissen, en dat dit eigentlijk in eene grote mengeling van kruipende laagheid en domme trotsheid bestaat. Men heeft hier alle uitrekeningen om eenige groschen aan den armen reiziger af te troggelen, en de verlossers van Europa vernederen zich om den rol van tolbedienden op zich te neemen. Doch hierbij basta. De Zweedsche consul no. 2 wierd ingenomen, en wij vertrokken uit Stettin. Onze eerste plaats, die wij bereikten was Damme een klein stadje, alwaar men ook zijn namen deftig aan de poort moest opgeven. Ik wil mijzelven niet vermoeien met het optellen van alle de stationnen alwaar wij van paarden verwisselden en alleen eenige melden. Omstreeks twee uur des nachts kwamen wij op den 1en Pinxterdag te Naugard, en zagen opeens alle de boeremeisjes van het dorp, of de jeunes bergères in het bevallig négligé, hun vee uitdrijven, 't geen een zeer vrolijk toneel opleverde, dewijl menige intrigue zeker ook daarbij in 't spel was. Te Roman was het ochtend en de Heer des Dorps, een groot politikus, die alle de adelijke geslachten van Duitschland op zijn duim kende, zat uit eene loffelijke nieuwsgierigheid voor het posthuis op de Berlijner courant te wagten, en was daarom uit het bedehuis gebleven. - Te Körlin was het middag. Alles zat in eene aangename ledigheid elkander te bekijken en te bepraten, en de Zondag-costumes waren juist niet uitstekend bevallig. Overal in de huizen was alles met groen bestrooid, en men had overal grote Pinxterboomen nedergezet. - Te Köslin vonden wij eindelijk tegen

[pagina 99]
[p. 99]

den avond, een allernetst stadje met eene zeer schone vrolijke markt. Deze stad, eens voor honderd jaren verbrand zijnde, wierd door koning Frederik de 1steGa naar eind107 hersteld en ter diens eere was hier een pragtig standbeeld op de markt opgerigt, nevens twee pragtige fonteinen. Hier vonden wij eene zeer uitmuntende herberg, vriendelijke dochters des huizes, welke ons door het voorzetten van Lachs-forellen en een aangenaam onderhoud het uur oponthoud zeer kort deden schijnen. Wij vernamen hier dat men de gewoonte had, de kinderen op Pinxteren te laten inzegenen. 's Maandags bereikten wij Stolp, een vrij aanzienlijke plaats met eenen haven, die juist daarin niet zindelijker dan de andere is. - Te Langhorn deed ons de postmeester alle zijne tuinen en plantaadje rondwandelen. Wat nu de weg betreft, zoo moet ik toch bekennen, dat ofschoon men hier op geenen vetten grond roemen kan, en ofschoon dit land juist geen merkteken van bijzondere vruchtbaarheid draagt, men echter hier en daar zeer schilderachtige partijen vindt. Nu en dan reden wij door zeer schone bosschen, dan weder hadden wij heerlijke gezichten op verschillende hoogtens, bij welke gelegenheid, dan mijn reisgenoot uitriep: ‘Das ist wie in Schweden’, wij zagen ook nog een stad geheel en al met muren omringd, die nu in eenen staat was, waarin zij alleen desnoods een leger ratten zoude kunnen afweeren. Men had de menschlievendheid ons overal redelijk spoedig voort te helpen, hoewel de postillons met regt tot het onvergenoegste soort wezens onder de kinderen van Adam kunnen gerekend worden. Tot het verstaan van het plat Duitsch behoort zeker eene vrij uitgebreide kennis van dialecten. Ik begon hier doch reeds indedaad goede voortgange te maken; toen ik te Neustadt opeens eene geheel andere taal hoorde, en vernam, dat men daar een soort van Poolsch patois sprak van hetwelke ik door geene analogie van eenige mij bekende taalen iets verstaan kon. - Het was eindelijk Dingsdagochtend, dat wij van Caats het heerlijke uitzicht op de schone Oostzee en de bevallige omstreken van Dantzig met derzelver geboomte, bergen en landhuizen genoten, een gezigt dat ons bijzonder aangenaam was. Eindelijk bereikten wij in gezondheid Dantzig, na den afstand van 48 mijlen in 64 uur afgelegd te hebben.

eind96
Vader Lyaeus bijnaam van Dionysus.
eind97
Karl Gustav Wrangel (1613-1676) Zweeds generaal, maarschalk, speelde een grote rol in de Dertigjarige oorlog (1618-1648) waarbij ook Zweden betrokken was.

eind98
Ik vertel, wat mij verteld is.

eind99
Karel XII van Zweden (geb. 1682, reg. 1697-1718) had in de Noordse oorlog (1700-1721) te strijden tegen Denemarken, Saksen, Polen, Pruisen, Hannover en Rusland. Na zijn vijanden aanvankelijk met succes bestreden te hebben, werd hij in 1709 door Tsaar Peter de Grote bij Poltawa beslissend verslagen. Karel XII vluchtte naar Turkije en keerde eerst in 1714 terug in Zweden. Hij zette de oorlog voort, nu tegen Noorwegen en sneuvelde bij het beleg van Friedrichshall. Hij deed Zweden zijn positie van grote mogendheid verliezen.
eind100
Majoor Ferdinand von Schill (1776-1809), Pruisisch patriot. Hij trachtte in 1809 een Duitse revolutie tegen Napoleon tot stand te brengen. Hij haalde zijn regiment huzaren over de strijd te beginnen en maakte zich meester van Stralsund, in de hoop dat er Engelse hulp zou opdagen. De hulp bleef uit, de vijand nam Stralsund in, von Schill vond de dood.
eind101
Verm. Generaal Jean François Carteaux (1751-1813). Na een opleiding voor de militaire loopbaan, wijdde hij zich enige jaren aan de schilderkunst, hij schilderde vooral historische stukken. De revolutie bracht hem in de nationale garde en vandaar in het leger.
eind102
Pommeren was in de Nieuwe Geschiedenis afwisselend in Zweedse en Pruisische handen. In 1679 moest Frederik Willem, de Grote Keurvorst van Brandenburg-Pruisen, Pommeren, tot op een strook land aan de rechter Oderoever na, aan Zweden teruggeven. Frederik Willem I, koning in Pruisen, wist in de Noordse oorlog Voor-Pommeren te veroveren, Frederik Willem III (1797-1840) maakte zich meester van geheel Zweeds-Pommeren, wat hem bij de vrede van Weenen (1815) inderdaad werd toegewezen.
eind103
Jean Baptiste Jules de Bernadotte, prins van Ponte Corvo (1763-1844), Frans maarschalk onder Napoleon. In 1810 door Karel XIII van Zweden aangenomen als zijn opvolger. In 1813 sloot Bernadotte zich aan bij de coalitie tegen Napoleon. In 1818 beklom hij als Karel XIV de Zweedse troon.

eind104
Elisabeth von Braunschweig huwde in 1765 met de Pruisische troonopvolger Frederik Willem II (geb. 1744, reg. 1786-1797). Reeds in 1769 werd het huwelijk ontbonden. Frederik Willem was allerminst een trouw echtgenoot geweest. Tijdens zijn tweede huwelijk met Luise van Hessen Darmstadt bleef hij samenleven met zijn maîtresse Wilhelmine Enke, die hij uithuwelijkte aan zijn kamerdienaar Rietz. De kritiek van zijn oom en koning Frederik II de Grote gold dus evenzeer hem als zijn gewezen echtgenote.
eind105
Frederik II de Grote (1712-1786), hij regeerde van 1740-1786. Door zijn aanspraken op Silezië kwam hij in oorlog met Maria Theresia van Oostenrijk. Na de strijd 1740-1742 en 1744-1745 kwam Silezië definitief bij Pruisen. In 1744 verwierf Frederik II Oost-Friesland. Bij de eerste Poolse deling in 1772 kreeg Frederik II Pools (West)-Pruisen en delen van het zgn. Groot-Polen tot aan de Netze. Frederik II heeft Pruisen dus aanmerkelijk weten te vergroten. Behalve een groot staatsman, hij was wel de belangrijkste der Verlichte Despoten, en veldheer, was Frederik II een man met kunstzinnige en wetenschappelijke aspiraties.

eind106
De heer Flösch uit Marseille, ‘een gefranciseerde Zweed’ (vgl. p. 107)

eind107
Frederik III (1657-1713) sedert 1688 keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen, sedert 1701 koning in Pruisen als Frederik I.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • over Rusland


Over dit hoofdstuk/artikel

landen

  • over Duitsland

  • over Polen


datums

  • 18 mei 1816

  • 19 mei 1816

  • 20 mei 1816

  • 21 mei 1816

  • 22 mei 1816

  • 23 mei 1816

  • 24 mei 1816

  • 25 mei 1816

  • 28 mei 1816

  • 29 mei 1816

  • 30 mei 1816

  • 31 mei 1816

  • 1 juni 1816

  • 2 juni 1816

  • 3 juni 1816