Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De tuin der fantasie (ca. 1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De tuin der fantasie
Afbeelding van De tuin der fantasieToon afbeelding van titelpagina van De tuin der fantasie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

Scans (34.21 MB)

ebook (4.73 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

bloemlezing
verhalen
gedichten / dichtbundel


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De tuin der fantasie

(ca. 1935)–Frans Coenen, W.G. van de Hulst, G. Schrijver, J.B. Schuil, Theo Thijssen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 207]
[p. 207]

Een nieu christelick liedt.

gemaect ter eeren des Doorluchtichsten Heeren, Heere Wilhelm Prince van Oraengien, Grave van Nassou, Patris Patria, mijne Forsten en Heere. Waervan de eerste Capitael letteren van elck veers, syner name metbrenggen. Na de wijse van Chartres.
 
Wilhelmus van Nassouwe
 
Ben ick van Duytschen bloet,
 
Den Vaderlant getrouwe
 
Blyf ik tot in den doet:
 
Een Prince van Oraengien
 
Ben ick vrij, onverveert,
 
Den Coninck van Hispaengien
 
Heb ick altijt gheeert.
 
 
 
In Godes vrees te leven
 
Heb ick altijt betracht,
 
Daerom ben ick verdreven
 
Om Landt om Luyd ghebracht:
 
Maer God sal mij regeren
 
Als een goet Instrument,
 
Dat ick zal wederkeeren
 
In mijnen Regiment.
 
 
 
Lydt u mijn Ondersaten
 
Die oprecht zijn van aert,
 
Godt sal u niet verlaten
 
Al zijt ghy nu beswaert:
 
Die vroom begheert te leven
 
Bidt Godt nacht ende dach,
 
Dat hy my cracht wil gheven
 
Dat ick u helpen mach.
 
 
 
Lyf en goet al te samen
 
Heb ick u niet verschoont,
 
Mijn Broeders hooch van Namen
 
Hebben u oock vertoont:
 
Graef Adolff is ghebleven
 
In Vrieslandt in den slaech,
 
Syn Siel int ewich Leven
 
Verwacht den Jongsten dach.
 
 
[pagina 208]
[p. 208]
 
Edel en Hooch gheboren
 
Van Keyserlicken Stam:
 
Een Vorst des Rijcks vercoren
 
Als een vroom Christen man,
 
Voor Godes Woort ghepreesen
 
Heb ick vrij onversaecht,
 
Als een Helt sonder vreesen
 
Mijn Edel bloet ghewaecht.
 
 
 
Mijn Schilt ende betrouwen
 
Sijt ghy, o Godt mijn Heer,
 
Op u soo wil ick bouwen
 
Verlaet mij nimmermeer:
 
Dat ick doch vroom mach blijven
 
U dienaer taller stondt,
 
Die Tyranny verdrijven
 
Die my mijn hert doorwondt.
 
 
 
Van al die my beswaren,
 
End mijn Vervolghers zijn,
 
Mijn Godt wilt doch bewaren
 
Den trouwen dienaer dijn:
 
Dat sy my niet verrasschen
 
In haren boosen moet,
 
Haer handen niet en wasschen
 
In mijn onschuldich bloet.
 
 
 
Als David moeste vluchten
 
Voor Saul den Tyran:
 
Soo heb ick moeten suchten
 
Met menich Edelman:
 
Maer Godt heeft hem verheven
 
Verlost uit alder noot,
 
Een Coninckrijk ghegheven
 
In Israel seer groot.
 
 
 
Na tsuer sal ick ontfanghen
 
Van Godt mijn Heer dat soet,
 
Daer na so doet verlanghen
 
Mijn Vorstelick ghemoet,
 
Dat is dat ick mach sterven
 
Met eeren in dat Velt,
 
Een eewich Rijck verwerven
 
Als een ghetrouwe Helt.
 
 
[pagina 209]
[p. 209]
 
Niets doet my meer erbarmen
 
In mijnen wederspoet,
 
Dan dat men siet verarmen
 
Des Conincks Land en goet,
 
Dat U de Spaengiaerts crencken
 
O Edel Neerlandt soet,
 
Als ick daer aen ghedencke
 
Mijn Edel hert dat bloet.
 
 
 
Als een Prins op gheseten
 
Met mijner Heyres cracht,
 
Van den Tyran vermeten
 
Heb ick den Slach verwacht,
 
Die by Maestricht begraven
 
Bevreesde mijn ghewelt,
 
Mijn Ruyters sach men draven,
 
Seer moedich door dat Velt.
 
 
 
Soo het den wille des Heeren
 
Op die tyt had gheweest,
 
Had ick gheern willen keeren
 
Van U dit swaer tempeest:
 
Maer de Heer van hier boven
 
Die alle dinck regeert.
 
Diemen altijd moet loven
 
En heeftet niet begheert.
 
 
 
Seer Prinslick was ghedreven
 
Mijn Princelick ghemoet,
 
Stantvastich is ghebleven
 
Mijn hert in teghenspoet,
 
Den Heer heb ick ghebeden
 
Van mijnes herten gront,
 
Dat hy mijn saeck wil reden,
 
Mijn onschult doen bekant.
 
 
 
Oorlof mijn arme Schapen
 
Die zijt in grooten noot,
 
U Herder sal niet slapen
 
Al zijt ghy nu verstroyt:
 
Tot Godt wilt U begheven,
 
Syn heylsaem Woort neemt aen,
 
Als vrome Christen leven
 
Tsal hier baest zijn ghedaen.
 
 
[pagina 210]
[p. 210]
 
Voor Godt wil ick belijden
 
End zijner grooter Macht,
 
Dat ick tot gheenen tijden
 
Den Coninck heb veracht:
 
Dan dat ick Godt den Heere
 
Der hoochster Maiesteyt,
 
Heb moeten obedieren,
 
Inder gherechticheyt.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken