Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vluchtige verschijningen (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vluchtige verschijningen
Afbeelding van Vluchtige verschijningenToon afbeelding van titelpagina van Vluchtige verschijningen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vluchtige verschijningen

(1903)–Frans Coenen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

Aan zee.

Na het aankleeden was hij uit de kleine kamer gegaan, door het hardblauw geverfd houtklossig gangetje, - naar buiten.

En tredend onder het afdak, dat de geheele achterzijde van het huis overhuifde, zag hij uit over de zee.

Uit het wijd-wijde kwamen van alom de rappe wateren schuim-vloeien naar het strand, terwijl een gedempt geraas opdruischte, gestadig. En de groene golven vervloeiden in banen van lichttinteling en donkerder grauwgroen.

Vanaf de stille lijn om den horizont onder het ijlkoepelend hemelblauw, was dit de eeuwige rust van rusteloos ruischen, dat steeg en viel uit de eindelooze waterwemeling van ver en nabij. Een zilte koelte ademde er van

[pagina 76]
[p. 76]

op, van het watervlak, dat telkens in kartelende schuimlijnen verbrak langs de bleeke, geduldige kust.

Hij staarde een lange poos.

Onder de veranda was er niemand en het huis stond geluidloos-stil, als uitgestorven, achter hem. Maar de wijde zee was levend van het verlaten strand tot de schemerige, tintelende kim. Het raasde daar voor zich heen in eentonige fijne bruising en scheen zichzelf genoeg in zijn rustloos vervloeien, in zijn talloosheid van vallende, stijgende verschietende golfjes, die als gelederen van kleine witte paarden zich steigerend verhieven aan 't strand. Het spiegelde eerlijkklaar en blijde den hoogen hemel en leek een levend organisme, gelukkig vrij bewegend in zelfgenoegzame, breede, statige kalmte.

Hij werd er rustig van.

Van zijn slaapkamer had hij over het land uitgezien: een ver perspectief van bouwlanden, met donkere boomgroepen hier en daar bezet en schel òproodende daakjes tot in kleine verte. Maar dat alles was star en

[pagina 77]
[p. 77]

roerloos als dood, terwijl dit hier leefde in zichzelf, tevreden en gelukkig, immer voor zich heen neuriënd met eentonige stem.

In een leuningstoel liet hij zich neergaan, luisterend naar die wijd-ruischende fluisterstem van verre, zijn blikken over het eenzame strand en de bleekgroene duinen, die in matgolvende lijnen meeboogen met de kust.

Hoe wèl was hem dit!

De gedachten vernevelden allengs in zijn hoofd, de zorgen slaakten hun spannenden greep en 't werd bijna stil in hem.

Wijl die zeeëstem ruischte, ruischte in zijn ooren, verzonk hij - de stadsman, de zenuwmensch, die gewoon was voort te jachten door 't leven van dag op dag, van uur tot uur - verzonk hij en gleed zijn bewustheid zachtjes neer in een dommeling, als een half-sluimer met open oogen. Weldadig voelde hij zich wegzwijmelen, zoet zich begeven en stil verzinken in een wijde fijnstille grijsheid, die één was met de teergestadige ruisching uit zee.

Zoo was 't goed.

[pagina 78]
[p. 78]

De zorggedachten, de kleine levensbekommeringen waren weggedampt uit zijn hoofd en ijle, grijze stilte was nu om hem. Hij verlangde niets meer, opgaande in de omgeving van zee en lucht en landen, tot rust gebracht door hun groote kalmte als door een koelende hand op zijn hoofd....

Maar allengs, terwijl hij zat en de zilte koelte ademde, begon het zich weer te roeren diep in hem. Een kriewel van onrust steeg op en de grijze nevel van stilte versmolt er voor. Hij wilde zich verzetten, weer terugzinken in 't gedachtenlooze,... maar juist die inspanning maakte hem nu bewusthelder, en een bittere spijt drong hem de tranen in de oogen.

Dat was dus niet voor hem! Hoe zou 't ook kunnen? Was hij niet zijn leven lang vervreemd geweest van de natuur en diep in klein levensgedoe begraven...

Dus begeerde hij nu weer, haakte naar 't volgend oogenblik, de volgende handeling.... omdat 't tegenwoordige hem niet genoeg was. Hij voelde al meer die nijping van

[pagina 79]
[p. 79]

onrust, die hij ook wel verveling noemde, als er onlust tot de daad mede verbonden was....

Nu was 't niet zoo, maar frisscher en hoopvoller nog...

Om 't even, 't was onrust, doelloos verhangen naar wat nog niet was, en, eenmaal bereikt, zijne begeerlijkheid weer zou verliezen voor 't daaraanvolgende... En immer zoo verder, tot den dood...

Dit heette dan leven... Wie blij en lustig dat Danaïden-vat van elken-dags-handelingen vulde, zeide gelukkig te leven, wie 't weerzinnig deed, opziend tegen 't eeuwig doellooze herbeginnen, voelde zich ongelukkig.

Maar allen deden 't, onvermijdelijk. Het was de voorwaarde van hun bestaan, deze altijd wisselende schijn van verwording. Zij moesten voort, voort in tijd en ruimte, als gezweepte slaven voort door de momenten, door de daden....

En daarom kon er voor hen geen gemeenschap zijn met dit grootsch-kalme van zee en lucht en land, dit wensch-looze, in zichzelf geheel en genoeg....

[pagina 80]
[p. 80]

Weemoed deed tranen naar zijn oogen zwellen, weemoedig verlangen naar deze uiterste rust, die zijn natuur ongemeenzaam was. En tegelijk voelde hij het zijn hier voortaan als een benauwing. Te duidelijk had de majesteit dezer natuur gesproken en altijd weer zou de gelaten rust van het duinland, de eeuwigheid-zangende ruisching dier zee hem verlangen doen, hem den scherpen prikkel van zijn levens-onrust pijnlijk doen gevoelen. Hij wenschte heen te zijn, het beklemde hem al, wat hij nog gisteren zoo hevig had begeerd....

En zenuwachtig-driftig stond hij op, om door beweging die obcessie van starheid af te schudden.

Als 't niet beter werd, moesten ze maar weer naar de stad terug...

Och, maar 't zou wel beteren en hij leeren die hooge rust te verdragen, die stem te hooren zonder dat knagende gevoel van spijt en verlangen. Of liever: hij zou allengs niet meer luisteren en verder leven met de zee als gewoon, onverschillig décor daartoe.

[pagina 81]
[p. 81]

Dat was wel niet als hij 't gedroomd en gewenscht had, maar.... anders zou het niet kunnen... En hij mocht bedenken dat, zoo die wenschlooze rust niet voor hem was, zij ook voor geen mensch was, zoolang die schijn, het leven, duurde. Zij was on-menschlijk en het verstandigst wat men doen kon, was kracht genoeg te winnen om met lust te begeeren en te willen, zoolang er begeerd en gewild moest worden....

Alleen was het dan niet duidelijk wat hij eigenlijk hier kwam doen, waarom hij die ‘heilzame kalmte der natuur’ had gezocht, zoo zij hem prikkelde of onverschillig liet. En de schaarsche droommomenten, die hij haar dankte....? 't Was de vraag of hij daarvoor wel dankbaar moest zijn. Zij dienden misschien enkel tot verslapping van zijn levenskracht, die hij juist gemeend had hier te versterken.

Dat hij dit niet eerder begrepen had! Dat hij nog eens de dupe was geworden dier algemeene dwaze inbeelding, als zou natuur

[pagina 82]
[p. 82]

en buitenrust alle menschen gelijkelijk kalmeeren en versterken.

En dat terwijl dagelijks vele voorbeelden leerden dat de menschen ongeduriger dan ooit, prikkelbaarder en vermoeider-overspannen van het buiten-zijn terugkeerden.

Zoo er dan waarlijk verandering van omgeving noodig was, moest men liever in een drukke stad gaan zitten, was zijn laatste overweging, terwijl hij, even schouderschokkend, langzaam naar binnen ging om te zien of het ontbijt nog niet klaar was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken