Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van anarchist tot monarchist (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van anarchist tot monarchist
Afbeelding van Van anarchist tot monarchistToon afbeelding van titelpagina van Van anarchist tot monarchist

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.58 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van anarchist tot monarchist

(1936)–Alexander Cohen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

Hoofdstuk VIII

Wij bleven nog eenige maanden in Londen, gedurende den eindeloozen winter van 1895-'96.

Het werd de bitterste tijd dien wij er hebben doorgebracht! Mr. Gibbs, de kruidenier, die ons ter wille van onze broederschap in de Kunst - ‘You are french Artists, I know, and I myself am a little bit of an Artist’! - een poos lang schapentongen-in-blik, thee en orange-marmelade op den pof had verstrekt, hief dit crediet òp en berooider dan ooit togen wij er somtijds vroeg in den morgen op uit, om, tusschen het moment dat bakker en melkman die daar voor de deur hadden néérgezet en het oogenblik dat de bewoners het een en het ander konden binnenhalen, brood en melk te kapen aan de huizen in Regent's Park.

Wij verkochten, na een paar maal stilletjes verhuisd te zijn - één keer op klaarlichten dag, boven het hoofd van den landlord en zijn lady, die het basement onder onze kamer bewoonden - het eene stuk huisraad na het andere, en vervielen ten slotte in de handen van een logies-en-restauranthoudster, die zich verbond ons, in ruil voor onze laatste meubels - een bed, een kast, een tafel en een paar stoelen - twee maanden lang te herbergen en te voeden.

Het huis was in Dean Street, die beter Den Street genoemd zou zijn, een sinistere, enge straat in Soho, waar nooit een zonnestraal zich waagde. Onze hospita was een ruim zestigjarige, als een vijg zoo rimpelige, mummelende feeks, die den door niets gerechtvaardigden naam van Vio-

[pagina 92]
[p. 92]

let torschte, en zij hield er een major domus op na, Mr. Francis, die tegelijk haar sweetheart was en op zijn hoogst drie-en-twintig lentes telde.

De meeste habitués van het eetkrot waren fransche en italiaansche souteneurs, die hier zonder hun in Soho op en neer trippelende dames kwamen, en ons, indringers in hun milieu, met onverholen wantrouwen beschouwden. Zij spraken ons, tot onze intense voldoening, nooit aan en zij groetken ons, tot ons soelaas, ook niet. Wij gevoelden nooit grooter opluchting dan wanneer wij, na de maaltijden, konden opstaan en heengaan, hetzij naar buiten, hetzij, en dit zoo zelden mogelijk als het niet in den avond was en tijd om te gaan slapen, naar onze afgrijselijke, ijskoude dakkamer, waar het modderige daglicht van Dean Street, als het dag wàs! door een gebarsten ruit naar binnen sijpelde.

Dat wij hier gestrand waren en het laatste restant van ons meubilair verpand en afgegeven hadden vóórdat wij de schunnige, schubbige omgeving kenden, die ons, een week of wat, tot toevlucht zou dienen, dat hadden wij te danken aan de vriendelijke tusschenkomst van kameraad Sarocco, een semi-dickensiaansch, semi-conradesken, schilderachtigen en compromettanten Levantijn, dien wij, entre nous, nooit anders dan ‘le vieux Voleur’ noemden en wiens authentiek bedrijf, naar ik sterk vermoedde, zonder het volstrekt te wéten, dat van heler was. Zijn schijn-kostwinning, volgens zijn uithangbord, was die van ‘umbrella mender’, maar hij had even goed, net als Mr. Venus, in Our Mutual Friend, aan wien hij mij vaak herinnerde, reparateur van geraamten kunnen zijn. Men vond hem, gewoonlijk, in zijn minuscuul winkeltje, met een kosterskalotje op het eerwaardige hoofd en de onwaarschijnlijk-bijziende, uitpuilende, witte oogen tot aanrakens toe gebogen over het skelet van een parapluie, altijd dezèlfde, die geen mènsch hem had toevertrouwd en die hij dus ook aan niemand had af te leveren.

Eens, dat ik hem een bezoek bracht, kwam een klant binnen, een heer, met een onthoofden wandelstok, waarop hij een nieuwen knop verlangde, toevallig van een model dat Sarocco niet meer in voorraad had....

‘Just sold the last one this very morning, sir! I'm sorry!’ - ‘So am I, sure!.... Good afternoon, sir!’, zei de

[pagina 93]
[p. 93]

klant, die heenging, na even aandachtig te hebben rondgegluurd.

Nauwelijks had hij de straatdeur achter zich toegetrokken, of Sarocco, zijn onherstelbare parapluie neersmijtend, kwam het sombere kamertje achter zijn winkel, waar ik zat, binnen-hinken: ‘Vous-avez vu ce type?.... Een mouchard van Scotland Yard. Elken keer sturen zij een anderen op mij af! Maar ik kèn ze allemaal, op het eerste gezicht.’ Hij barstte uit in een roestigen lach, die in een onbedaarlijke hoestbui overging.

Pittoreske Sarocco! Hij had een levantijnschen hekel aan Londen en in het algeméén aan old England, waartegen zijn voornaamste grief déze was, dat men er geen vijand uit den weg kon ruimen zonder dat er een haan naar kraaide.... ‘Sale pays! On n'y peut tuer personne!.... Pour ça, il faut venir chez nous!’

Hij woonde al een jaar of dertig in Londen en ik heb hem nooit durven vragen waarom hij het zoo betreurde vaderland, vagelijk door hem aangeduid als ‘de Levant’, verlàten had voor dit beroerde land, waar je niet ééns iemand een yatagan tusschen de schouders kondt steken zonder last te krijgen met de politie.

Gastvrije Sarocco, die altijd een glas lauwe ale voor een kameraad te missen had! Wat er van hem is geworden - hij was de zestig al ruim gepasseerd toen ik hem leerde kennen - en of hij tot aan zijn laatsten snik buiten schot is gebleven van de jagers van Scotland Yard, dat weet ik niet. Want nadat wij bij missus Francis, née Violet, de rest van onze roerende goederen in bijna-letterlijken zin hadden opgegeten, zeiden wij Den Street, waar hij woonde, een haastig vaarwel en verloren hem voor goed uit het oog.

Hem en het gros van de compagnons.

* * *

Ons verblijf in Londen liep, op dit tijdstip, d.i. in de eerste maanden van het jaar 1896, naar het eind.

Wij logeerden sedert een week of wat bij Isabel Meredith, in het huis op Primrose Hill, waar zij het ruime basement had ingericht tot asyl voor tijdelijk-daklooze kameraden, toen mij, heel onverwacht, een klein erfenisje: ruim duizend gulden - voor ons een schàt! - toeviel.

Onze eerste, onze éénige gedachte aanstonds, is: God-

[pagina 94]
[p. 94]

dank! nu kunnen wij wèg, weg uit Londen, weg uit Engeland! En waar wij voor géén ‘embarras du choix’ staan - het aantal landen dat anarchistische bannelingen en uitgewekenen toeliet, was nog altijd beperkt! - besluiten wij onze tent op te gaan slaan in mijn geboorteland, dat mij den toegang en het verblijf niet kàn ontzeggen. Ik sta daar, weliswaar, nog altijd in het krijt voor zes maanden gevangenis, maar ik ben nu tòch aan het schoon-schip-maken, en als ik dat half-jaar zal hebben ùitgezeten, dan kan ik mij, tusschen Maastricht en Harlingen, tenminste weer vrij bewegen, in afwachting van het gebenedijde moment, dat ik - een minder dan óóit opgegeven voornemen! - naar Frankrijk terug zal kunnen keeren.

Overigens zal het misschien zoo'n vaart niet loopen met mijn arrestatie en mijn opsluiting in patria! Mijn veroordeeling daar dagteekent al van negen jaar geleden, weinig menschen kennen mij van aanzien en de politie in Holland zal wel zoo héél veel waakscher en slimmer niet zijn dan die in àndere landen. De mogelijkheid is dus niet uitgesloten dat ik een heele poos zal kunnen rondloopen vóór dat ik herkend en aan den haak geslagen word. En krijgen ze mij den eenen of anderen dag te pakken, welnu! dan ga ik een semester zitten. Ik heb voor hééter vuren gestaan. Dus, allons-y!

De eenige voorzorg die wij nemen bestaat hierin dat wij onze afscheidsvisites beperken, en daardoor zoo weinig mogelijk ruchtbaarheid geven aan onze op handen zijnde landverhuizing.

De Merediths - die wij later wéér zullen zien! - worden natuurlijk het eerst op de hoogte gebracht van ons emigratie-plan, dat wij voor het gros der kameraden geheim houden. Wel gaan wij de Kropotkines vaarwel zeggen en nog een paar discrete vrienden, waartoe wij den braven, maar in zijn argeloosheid àl te confidentieel-mededeelzamen ‘professor’ nièt rekenen.

Farewell, Piccadilly!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken