Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Liederen. Deel 2 (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Liederen. Deel 2
Afbeelding van Liederen. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Liederen. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.32 MB)

Scans (4.62 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Liederen. Deel 2

(1918)–A. van Collem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Liederen der gemeenschap


Vorige Volgende
[pagina 44]
[p. 44]

De man met de spade

 
De avond valt, het wijde land wordt donker,
 
Maar in mijn doffe hersens brandt een licht,
 
Was het der zonne scheidende geflonker,
 
Die als een schat in mij gezonken ligt?
 
 
 
Ik zie mijn beeld zich aan mij openbaren,
 
Ik zie mij bukken als een dampend beest,
 
Ik zie mij spitten tusschen wonderbare
 
Kleurspelingen van een wegstervend feest.
 
 
 
Mijn handen zijn gemetseld aan de spade,
 
Daarmee sla ik den grond die openbreekt,
 
Mijn handen zijn twee sterke stalen bladen,
 
Met harde bulten die de zon niet weekt.
 
 
 
Ik kan met hen niet anders doen dan breken,
 
Wat zij aanvatten in hun hengsels, kraakt,
 
En nochtans zou ik willen dat zij leken
 
Zooals mijn hoofd, door iets zeer zachts geraakt.
[pagina 45]
[p. 45]
 
Mijn hoofd, dat werd van morgen toegefluisterd,
 
Door een zeer milde stem die trok voorbij,
 
Ik heb aandachtiglijk in haar geluisterd,
 
Van haar muziek verbleef gezang tot mij.
 
 
 
Ik weet niet hoe dit werd, de om mij staande
 
Boomenalleeën in haar wijde kom,
 
Zij waren allen eensklaps henen gaande,
 
En trokken op, ginds waar de verte glom.
 
 
 
Ik keek hen na, ik trok niet met hen mede,
 
Ik stond gemetseld aan den harden grond;
 
En toch geleek het of ik werd vergleden,
 
En mij met hen in zaligheid bevond.
 
 
 
Mijn oude moede oogen werden levend,
 
Zij keken over tak en bladen uit,
 
Ik kuste deze en zij, antwoord gevend,
 
Waren als het zingen van een fluit.
 
 
 
Ik zag mijn grove trekken zich ontspannen,
 
Ik hoorde naar mijn keel een stil geklop,
 
Ik was niet meer aan d'oude plek gebannen,
 
Daar was een teeder iets, dat nam mij op.
 
 
 
Dat liet mij spreuken van de bladen lezen,
 
Dat zei een vreugde woord dicht aan mijn oor,
 
Het was alsof ik werd een menschenwezen
 
En 't oude leem van mijn bestaan verloor.
[pagina 46]
[p. 46]
 
Ik hoorde om mij heen de kleuren spelen,
 
Mijn goore looden handen werden licht,
 
Ik wou de wolken aan den einder streelen,
 
Ik werd als naar den hemel heengelicht.
 
 
 
Toen zag ik neer, ik stond nog bij de spade,
 
De beide voeten in den grond geplant,
 
Mijn handen overdwars en zwaar geladen;
 
En boven mij was avondzonnebrand.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken