Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

De loteling
Toon afbeeldingen van De lotelingzoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,94 MB)

ebook (3,14 MB)

XML (0,17 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De loteling

(1850)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]


illustratie

 

DEN HEERE
EVARIST VAN CAUWENBERGHS,
BURGEMEESTER
DER GEMEENTE SCHILDE,
ten bewyze
myner byzondere achting en vriendschap
OPGEDRAGEN.

[pagina 7]
[p. 7]

De schryver aen zyne vrienden.

Antwerpen, 15 November 1849.

 

Achtbare lezers en lezeressen,

 

Gy, myne goede vrienden, die den vertelder toch getrouw gebleven zyt, hoe erbarmelyk zyn naem ook door aengehitste driften over en weder werd gesleurd, - ik breng u heden eene goede tyding.

Ik ben ziek geweest.

Myn geest was vermoeid, myne ziel onttooverd, myn lichaem krank. Ik, door God ten minste met sterkmoedigheid en met een omvattend liefdegevoel begaefd, ik zonk neêr in den kolk der bitterste moedeloosheid, en ik voelde met afschrik een doodend vergif - misschien den haet tot het menschdom - in mynen verengden boezem zinken.

Heb ik niet, voor de eerste mael myns levens, in deze onbegrypelyke tyden, alle baetzuchtige driften in werking

[pagina 8]
[p. 8]

gezien? Naekt, schaemteloos? Het grootste kwaed, de laster, gewettigd door de worsteling gelyk de moord gewettigd wordt door den oorlog? En dan, de heiligste zaek, de zaek van Vlaenderens verheffing? De zucht myner jeugd, de arbeid myner mannelyke jaren?...... Maer zwygen wy daerover! Ik heb eene wonde in het hart; zy mogt weder aen het bloeden gaen. - Spreken wy liever van zoete herinneringen.

Dry maenden bragt ik door op de heide: - gy weet, dit schoone oord waer de ziel in haerzelve terugkeert en rust geniet; waer alles zingt van vrede en stilte; waer de geest, in tegenwoordigheid van Gods oorspronkelyke schepping, den looden sluijer der overeenkomst wegwerpt, de maetschappy vergeet, en met vernieuwde jeugd opstaet uit zyne banden; waer elk gedacht de vorm van het gebed aenneemt; waer alles wat niet met de frissche ongedwongene natuer overeenstemt uit het harte valt?

ô, Daer, daer is vrede voor het afgemat gemoed, daer is nog jonge kracht voor den afgesloofden mensch!

En zoo zyn de dagen myner ziekte verloopen, - dagen van onzeggelyk genot voor myne ziele: de zonne tegenlachen wanneer zy, in volle majesteit, hare eerste stralen over de kimme schiet; de natuer afspieden wanneer zy ontwaekt en de eerste toonen van den grooten lofzang ten hemel zendt; heiden en bosschen doorwandelen; myne eigene ziel ondervragen - en denken; - het leven van kruiden

[pagina 9]
[p. 9]

en dieren doorgronden en bewonderen, de zuivere lucht met volle longen ademen, blyven staen, en voortgaen, en terugkeeren, en luid op spreken in de woesteny; - en droomen van onbegrypelyk schoone dingen: van God, van toekomst, van Vlaenderen, van vrede en van liefde!

En des avonds! - In de oude afspanning onder den breeden schouwmantel gezeten zyn; met de voeten in de assche, met het oog naer de star gerigt, die daerboven, door het gat van den schoorsteen, my tegenglinstert als riepe zy iets tot my; - of wel, in eene onbestemde overweging, in het vuer blikken en afzien hoe de vlammen ontstaen, omhoog willen, zwoegen, kraken, blazen en elkander als met nyd verdringen om met hare vurige tongen den koeketel te kunnen lekken, - en denken, dit is het menschelyk leven: geboren worden, arbeiden, beminnen, haten, groot worden en vergaen...... Daer boven vliegt de rook ten schoorsteen uit; niets anders van al dit kraken en zwoegen!.....

En dan weder uit dien droom opryzen om af te luisteren wat de dorpelingen elkander zeggen. Eene kleine enge wereld rondom zich zien bewegen, met hare onverborgene zwakheden en driften; in het hart des menschen lezen en er de blootliggende dryfveeren in hare werking volgen; - en zich verlustigen in dit eenvoudig landleven, door de onverdorvene natuer in zulke frissche toonen gekleurd.

Onderwyl in het geheugen aenteekenen wat elk weet te

[pagina 10]
[p. 10]

vertellen; en voorraed opdoen om myne vrienden, by myne terugkeer, eenige geschenken uit het Kempenland te kunnen aenbieden......

Hier ben ik nu met myne geschenken: nederige kranskens die ik, al droomende, uit heidekruid en koornbloemen u gevlochten heb!

Sommigen onder u, geachte lezers, zullen deze stille vreedzame verhalen niet bevallen. Eenvoudig als de grond waerop zy groeiden, loopen zy regtstreeks tegen de heerschende mode in: zy zyn geen mengsel van bloed, van dieventael, van oneer, van overspel, van naekte ontucht, van spottend ongeloof, van vernielzuchtige moedeloosheid; zy doen by den lezer het hair niet te berge ryzen uit schrik voor zyne eigene deugd en voor de toekomst van het menschdom. Neen, neen, het is de duivel der vertwyfeling en des haets niet, die ze insprak. De natuer, in hare onbesmette frischheid, heeft ze te samen geweven uit eene ootmoedige stof, waerin slechts hier en daer eene zuivere peerl der menschelyke ziele glinstert. Om ze te genieten mag men niet gansch onttooverd zyn; zy treffen slechts de allerfynste snaren des harten: die brooze vezels van levenslust, van liefde tot God en tot den evenmensch, welke het eerst door de wryving van baetzuchtig zwoegen, verrotten en breken.

Aldus, lezers en lezeressen, indien ik hier de belofte doe, u de geschiedenissen te vertellen, welke ik by den haerd

[pagina 11]
[p. 11]

der oude afspanning heb afgeluisterd of op de heide zelve heb gezameld, verwacht u slechts op de getrouwe afspiegeling van de stille zeden der heidebewooners - en weest toegevend voor my, die, tot uw vermaek, uit zulke geringe stoffe een gansch boek wil poogen te schryven.

U, vlaemsche vrienden, wordt, in dit verhael van den Loteling, de eerste bloeme uit het kransken aengeboden. Moge uw goedjongstig onthael myne belooning worden en my aenmoedigen om mettertyd myne belofte gansch te vervullen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken