Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 2. De minnezanger. Een slachtoffer der moederliefde. Eene stem uit het graf (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 2. De minnezanger. Een slachtoffer der moederliefde. Eene stem uit het graf
Afbeelding van Volledige werken 2. De minnezanger. Een slachtoffer der moederliefde. Eene stem uit het grafToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 2. De minnezanger. Een slachtoffer der moederliefde. Eene stem uit het graf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.51 MB)

Scans (14.74 MB)

ebook (4.40 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 2. De minnezanger. Een slachtoffer der moederliefde. Eene stem uit het graf

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

VII

Toen M. Somers twee uren later het landgoed van zijnen vriend verliet en overwegend huiswaarts keerde, zag hij eensklaps bij den omkeer der baan eenen jongeling, die met het hoofd op de borst en wankelend in de verte kwam aangestapt.

‘Hemel,’ kreet hij, ‘het is mijn zoon! Ik waande hem te Gent. Wat wil dit zeggen? Arme jongen, hij ziet er diep neerslachtig uit. Hoe zal hij de eropenbaring van het geheim ontvangen? Ik moet voorzichtig zijn. Nu zou de liefde hem blind maken; maar indien hij later zijnen haastigen stap ging betreuren? Ik ben zijn vader; ik moet klaar zien voor hem.’

In zich zelven dus mompelende, naderde hij zijnen zoon en wekte hem uit zijne verslondenheid op door de vraag:

‘Zoo, zoo, Frederik, gij zijt het? Wat komt gij hier doen?’

‘O, vader,’ zuchtte de jongeling op ontstelden toon, ik ben zeer verre op weg geweest naar Gent; maar het gepeins, dat ik mij van Pauline verwijderde, martelde mij ijselijk. Ik zag haar voor mijne oogen, mij smeekende om troost en hulp; zij weende, zij treurde, zij werd ziek. Het was sterker dan mijn wil; lang heb ik geworsteld, maar ik ben bezweken. Hier,

[pagina 90]
[p. 90]

waar zij lijdt, moet ik leven; elders verstikt mij de lucht..... En ach, vader, moedig mij aan, geef mij eenige hoop! Ik ben zoo ongelukkig, dat ik het verstand er van zal verliezen, wees zeker!

‘Nu, nu, mijn zoon,’ zeide M. Somers, ‘bedwing u toch. De zaken staan zoo uiterst slecht niet als gij meent. Ik kom van M. Van Hoogveld.’

‘Gij hebt hem gezien en gesproken!’

‘Ja, en ik heb nieuws.’

‘Ha, God dank, goed nieuws!’ juichte de jongeling, zijnen vader aan den hals vliegend.

Maar deze onttrok zich aan die driftige dankbetuiging, en, zijnen zoon de hand nemende, zeide hij zeer ernstig:

‘Frederik, ik kan u dit goed of misschien slecht nieuws niet mededeelen, tenzij gij toestemd om het in volle bedaardheid te overwegen. Wij zullen zachtjes naar ons landgoed gaan; luister met kalmte en wijsheid op hetgeen ik u ga openbaren. Indien gij u door blinden hartstocht laat vervoeren, zal ik zwijgen en alle beslissing uitstellen.’

‘Ik luister, ik luister, vader lief,’ antwoordde de jongeling, die een uiterst geweld op zich zelven deed om zijn ongeduld te beheerschen.

Nadat zij eenige stappen in den aardeweg waren voortgegaan, sprak M. Somers:

‘Frederik, het huwelijk is een band voor geheel het leven. Eene verbintenis, die men onder den invloed eener jonge, eener onweerstaanbare liefde aangaat, kan men niet meer breken, wanneer de liefde verzwakt en de blinddoek ons van de oogen valt.’

‘Ik weet het, vader,’ bevestigde de zoon.

‘Eene der bronnen van zulk laat berouw en levens-

[pagina 91]
[p. 91]

lang verdriet is wel zeker eene verbintenis tusschen personen, wier maatschappelijke stand te veel ongelijkheid aanbiedt. Gij bemint Pauline en snakt naar hare hand; maar zoudt gij niet aarzelen, om in het huwelijk te treden met de dochter van. ... van eenen metserdiener?’

De jongeling aanschouwde zijnen vader met dwazen blik; hij scheen niet te begrijpen wat deze hem wilde zeggen.

‘Het is zoo,’ bevestigde M. Somers, ‘zij is het kind van M. Van Hoogveld niet; zij werd geboren te Beersel, bij Brussel, van eenen armen metserdiener.’

‘Spreekt gij van mejuffer Pauline?’ stamelde de jongeling.

‘Ja, ja, van die schoone, geestige en hoogbeschaafde juffer. Het schijnt u te verrassen en te bedroeven?’

‘Het verrast mij, maar het bedroeft mij niet; neen, neen, God zij gedankt!’ juichte Frederik. ‘Ha, ha, nu vrees ik den baron Van Cortebach niet meer. Hij is een baatzuchtig mensch; hij beminde Pauline om haar fortuin. Ik wensch geen geld met haar; integendeel, haar bewijzen dat mijne liefde zuiver en belangeloos is, haar beschermer zijn op de wereld, haar gelukkig maken zonder andere belooning dan hare zoete genegenheid, o, welk schoon en benijdelijk leven! En ach, moest ik werken voor haar, hoe zou ik mijnen arbeid zegenen!’

‘Werken? Wie spreekt van werken, mijn zoon?’ gromde de vader. ‘De geldkant is niet wat mij bekommert; maar haar wanluidende naam: zij heet Theresia Blompap.....’

[pagina 92]
[p. 92]

‘Theresia Blompap!’ herhaalde Frederik, een oogenblik onthutst. ‘Theresia Blompap!’

Maar hij schudde het hoofd, als om zich van eene pijnlijke gedachte te verlossen, en antwoordde schier onmiddellijk:

‘Wat doet de naam aan den mensch, vader? Kennen wij niet een hooggeacht bankier die teekent Kiekepoot-de-Crabbeler?’

‘De naam doet inderdaad niet veel,’ murmelde M. Somers, ‘maar indien onze bloedverwanten, onze bekenden later u daarover.....’

‘O, vader, hoe kunt gij zoo ijskoud spreken?’ riep Frederik. ‘Zal Pauline of Thereria Blompap - het is mij gelijk! - indien zij mijne bruid wordt, uwen naam niet in eere en met waardigheid dragen? Welke vrouw zou haar overtreffen in verstand, in zoetheid en in verleidende bevalligheid? Wasemt alles rondom haar niet de zuiverheid des harten en de edelheid der ziel? Indien gij kiezen mocht in het gansche land, zoudt gij wel eene andere bruid aan uwen zoon willen schenken? Gij hebt het mij zoo dikwijls gezegd, vader!’

‘Het is waar,’ mompelde M. Somers overwonnen.

‘En nu,’ hernam de jongeling, ‘nu wij vernemen, dat zij arm is, zouden wij ze gaan verstooten en ze veroordeelen tot eenen bitteren kwijndood? Is ons hart dan valsch, vader? Was uwe vriendschap, was mijne liefde slechts bedrog?’

M. Somers greep met ontroering de hand zijns zoons en zeide:

‘Frederik, mijn goede Frederik, gij wenscht dus, dat Pauline, dat Theresia uwe vrouw worde? Ik ver-

[pagina 93]
[p. 93]

lang het uit den grond mijns harten; maar gij, hebt gij wel overwogen?’

‘Ja, ja, vader; mijne liefde voor haar is onvergankelijk, en nu ik weet, dat zij arm is, zou ik mij zelven verachten, indien ik kon veranderen.’

‘Dan zal ik u iets zeggen, dat zeker niet van aard is om u van besluit te doen veranderen. Theresia is niet arm: integendeel, zij krijgt een aanzienlijken bruidsschat mede en zal de eenige erfgename der Hoogvelds zijn. Dit is goed nieuws, niet waar?’

‘Ik weet het niet, vader; misschien! Het ontrukt mij in alle geval eenen schoonen droom..... Maar, maar, stemt M. Van Hoogveld in ons huwelijk toe?’

‘Hij stemt toe en zal zelf het u bevestigen. Hij verwacht ons; wij zullen morgen tot hem gaan, zoohaast.....’

‘Morgen? morgen, o hemel! Weet Pauline dat het geluk ons zoo glanzend toelacht?’

‘Zij weet het niet, mijn zoon; eerst moest ik uwe beslissing kennen.’

‘Ho, nog die lange, schrikkelijke nacht voor haar! En zoo zij intusschen van verdriet bezweek?’

‘Zij is ziek inderdaad, mijn zoon.’

‘Ziek, zij is ziek, vader? En wij zouden haar tot morgen laten lijden, laten wanhopen zonder troost, terwijl een enkel woord van ons haar kan genezen en gelukkig maken? Kom, kom, vader, wij gaan tot M. Van Hoogveld, wij loopen: elke minuut is eene eeuw van smart voor mijne arme verloofde!’

En ondanks den weerstand zijns vaders, trok hij hem voort in de baan, en hij omhelsde hem en hij bad en smeekte zoolang, dat M. Somers eindelijk, na

[pagina 94]
[p. 94]

eenige raadgevingen tot voorzichtigheid aan zijnen vurigen wensch toegaf.

Zij verdwenen beiden tusschen de lommerrijke linden der laan, die naar het landgoed der Hoogvelds leidde.

 

Eenige weken daarna werd er een stil, doch vroolijk huwelijk gevierd.

En op den avond van dien dag knielde eene krankzinnige moeder - in een oogenblik van bewustheid - voor het beeld des Zaligmakers neder, en zij zegende den goeden God, die haar aangebeden kind zoo gelukkig liet zijn.

 

einde van een slachtoffer der moederliefde


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken