Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 9. De schat van Felix Roobeek (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 9. De schat van Felix Roobeek
Afbeelding van Volledige werken 9. De schat van Felix RoobeekToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 9. De schat van Felix Roobeek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.80 MB)

Scans (15.57 MB)

ebook (3.47 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 9. De schat van Felix Roobeek

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 211]
[p. 211]

XXI

Des anderen daags in den voormiddag, kwam de meid mij melden, dat een jong heer, met eenen brief van M. Sauval, mij verlangde te spreken.

Niet twijfelende, of het was een aanzoeker tot de plaats van klerk, begaf ik mij met zekere haast in de voorkamer, waar de oude meid hem had verzocht op mij te wachten.

Ik wees hem eenen stoel, doch hij weigerde. Intusschen beschouwde ik hem vluchtig. Dit onderzoek was hem niet gunstig. Hij had zijn twintigste jaar bereikt; zijn gelaat was regelmatig, schoon zelfs, en de vrije, open blik zijner zwarte oogen getuigde van rondborstigheid; maar zoo deftig was hij gekleed, zijn linnen was zoo fijn en wit, alles ademde in hem zooveel zwier en uitgezochtheid, dat ik van zijnentwege overdrevene eischen voorzag.

Met eene diepe buiging reikte hij mij den brief van mijnen Rijsselschen vriend. Ik las de eenige regelen van aanbeveling, welke het schrift bevatte, en vroeg hem in het Fransch:

‘Alzoo, gij zijt gekomen om u bij mij als klerk aan te bieden?’

‘Met uw verlof, Mijnheer, op raad van M. Sauval,’ was zijn antwoord.

‘Kent hij u?’

‘Hij heeft mij aan het werk gezien ten huize van wijlen M. Cuvelier, die nu onlangs is overleden. Het handelshuis

[pagina 212]
[p. 212]

wordt niet voortgezet, en zoo ben ik zonder plaats gevallen. Mijne meesters waren zeer tevreden over mij.’

Hem nog eens van hoofd tot voeten bekijkende, haalde ik twijfelend de schouders op.

‘Ik geloof u, mijn vriend,’ zeide ik, ‘maar naar uwe kleeding te oordeelen, moet gij eene hooge jaarwedde winnen, en die kan ik u niet geven. Best ware het nog voor ons beiden, onzen tijd niet te verkwisten in eene samenspraak, die geene kansen tot gunstigen uitslag aanbiedt.’

Met eenen glimlach, treurig misschien, doch helder evenwel, antwoordde de jongeling, terwijl hij zijnen arm opgeheven hield, om mij zijnen elleboog te toonen:

‘Ik heb gemeend, Mijnheer, dat ik, tot dit eerste bezoek ten uwent, mijne beste Zondagsche kleederen moest aantrekken. Het ligt in mijnen aard mij zoo zindelijk te maken als mogelijk is; maar dat ik geene kostelijke stukken aan het lijf draag, is genoeg te zien aan de witte naden en het doodgeborsteld laken van mijnen rok; en sta ik zoo gedurig met den linkervoet achteruit, het is ter zake van zekere beschadiging aan mijnen schoen, welke ik meende voor u te moeten verbergen. Ik schaam mij mijne armoede niet, Mijnheer; maar moest ik slordig schijnen, het zou mij bedroeven. Reeds sedert twee maanden ben ik zonder plaats, en dit heeft mij ten achteren gebracht.’

‘Gij zijt dus arm?’

‘Niet geheel, Mijnheer, het is uit spaarzaamheid. Ik heb eenen bijna lammen vader en eene ziekelijke moeder, die mijne hulp niet kunnen missen.’

‘Waar wonen uwe ouders?’

‘Te Vormezeele, op twee uren gaans van hier, Mijnheer. Mijn vader was vroeger landmeter te Yperen; maar sedert drie of vier jaar kan hij zijne beenen niet meer gebruiken.....’

‘Gij spreekt mij van Karel Storms, niet waar?’ riep ik verwonderd. ‘Een brave man, met eenen voet naar

[pagina 213]
[p. 213]

binnen gekeerd? Maar ik ken hem wel; ik heb hem vroeger meer dan eens gezien; hij heeft nog de landen van de hofstede de Blauwe Vos gemeten..... En gij zijt zijn zoon?’

‘Ja, Mijnheer. Indien gij de goedheid hadt, mij als klerk aan te nemen, zou ik u zeer dankbaar zijn. Rijssel was zoo verre van Vormezeele, en ik kon nauwelijks eens ter maand mijne ouders zien. Woonde ik hier en wildet gij het wel toelaten, dan zou ik hen eiken Zondag kunnen bezoeken. De zekerheid van dit geluk te mogen genieten, maakt mij tot de grootste opofferingen bekwaam.’

Ik weet niet hoe het kwam, maar de jongeling begon mij eene ware genegenheid in te boezemen, en ofschoon ik niet dacht hem in mijnen dienst te kunnen aannemen, wilde ik het toch beproeven.

‘Welke was uwe jaarwedde ten huize van den koopman Cuvelier?’ vroeg ik.

‘Duizend franken, Mijnheer.’

‘Duizend franken?’ herhaalde ik verschrikt; ‘zooveel kan ik u op verre na niet geven,’

‘Dit hoeft ook niet, Mijnheer. Mag ik weten of uw inzicht is, den nieuwen klerk ten uwent kost en inwoning te geven.’

Op deze vraag moest ik natuurlijk ontkennend antwoorden; want iemand in mijn huis te nemen, wiens tegenwoordigheid mij zou verplichten geheel mijnen levensregel te veranderen en mijne keuken op eenen min karigen voet te brengen, daaraan was niet te denken: ik had er te aanzienlijk veel bij verloren.

‘Ik hou aan deze voorwaarde niet,’ ging hij voort. ‘Het leven te Visseghem is goedkooper dan te Rijssel. In de Bonte Os wil men mij eene kamer en den kost geven voor eenen frank daags. Dit maakt jaarlijks 365 franken. Aan mijne ouders kan ik niet minder dan 15 franken in de maand geven. Voeg nu daarbij eenen halven frank, elken dag, voor mijne kleederen, mijn linnen, mijne wasch en

[pagina 214]
[p. 214]

mijne onvoorziene uitgaven. Dit maakt al te zamen eene jaarlijksche som van 727 franken..... Wildet gij mij zevenhonderd franken toestaan..... Dit schijnt u te veel, Mijnheer? Welnu, beter nog: gelief mij voor eene maand op de proef te nemen; en bevindt gij, dat ik voor zulk eene jaarwedde u niet genoeg dienst bewijs, zend mij dan weg. Mijn hart zal u niets verwijten; integendeel, ik zal u dankbaar blijven voor deze eerste gunst.’

Ik gevoelde eene sterke bekoring om op de laatste voorwaarde in zijn verzoek toe te stemmen; want, hoewel zijn eisch mijne berekening overtrof, deden zijne openhartigheid en zijne edelmoedige liefde voor zijne ouders eenen gunstigen indruk op mij.

‘Uwe ouders zijn Vlamingen. Schrijft gij ook gemakkelijk Vlaamsch?’ vroeg ik hem.

‘Ten kantore van M. Cuvelier was ik met de Vlaamsche briefwisseling belast,’ antwoordde hij.

‘Welaan, ik aanvaard uw voorstel. Ziehier wat uwe plichten ten mijnent zijn. Gij zult mijne handelsboeken houden, mijne brieven afschrijven en, nu en dan, zelf opstellen, indien gij daarin genoeg ervarenheid hebt. Al de uren, welke gij niet aan kantoorarbeid besteedt, zult gij in den molen doorbrengen en er de werklieden bewaken en volgens mijne aanwijzingen besturen. De arbeid voor u zal beginnen te acht uren 's morgens en eindigen te zes uren 's avonds, met eene onderbreking van eer uur op den middag. Ik ben streng en onverbiddelijk voor alle onachtzaamheid; ik eisch veel van u tegen eene jaarwedde, welke gij als gering moogt aanzien. Uit genegenheid, omdat gij er zoo dringend om bidt, stem ik toe, u gedurende eene maand op proef te nemen. Ik twijfel echter, of deze proef wrel eenen gunstigen uitslag zal opleveren.’

‘En ik ben er zeker van, Mijnheer,’ juichte hij met eenen blijden glimlach.

‘Zeker? Hoe kunt gij het weten?’

‘Omdat het van mij afhangt, Mijnheer. Ik zal u dienen

[pagina 215]
[p. 215]

met zooveel ijver, nauwgezetheid en verkleefdheid, dat gij zelf zult wenschen mij te behouden. Deze stoute bevestiging schijnt u misschien verwaandheid van mijnentwege, Mijnheer, maar ik smeek u, beoordeel mij niet vooruit. Gij zult zien, waartoe het geluk van zoo dicht bij mijne ouders te mogen leven, mij bekwaam zal maken.’

‘Hoe is uw naam?’

‘Victor, Victor Storms, Mijnheer..... Wanneer mag ik mijnen dienst beginnen?’

‘Zoo spoedig mogelijk: heden nog indien gij wilt.’

‘Gelieve Mijnheer mij toe te laten, in De Bonte Os den lieden te melden, dat ik hun gast word. Binnen eenige oogenblikken ben ik terug en stel mij onmiddellijk aan het werk.’

Hij verliet de kamer. Ik keek hem door de ruit achterna, terwijl hij over den voorhof stapte. Ofschoon hij zeer haastig scheen, bleef hij eensklaps staan, bukte ten gronde, raapte iets op en ging verre ter zijde om het op eene vensterrichel van het stampkot te leggen.

Nieuwsgierig om te weten wat zijne bezorgdheid dus had opgewekt, daalde ik op den voorhof en ging het gevonden voorwerp bekijken. Het was een kleine verroeste nagel, goed genoeg evenwel om nog gebruikt te kunnen worden.

Een glimlach van tevredenheid rees over mijn gelaat. De jongeling was van gevoelen, dat men zelfs zulk nietswaardig voorwerp niet mocht laten verloren gaan. Zijne liefde voor hulpbehoevende ouders had hem de spaarzaamheid geleerd. Voor hem zou ik dus over mijne verregaande zuinigheid niet te blozen hebben; integendeel, hij zou te dien opzichte mijne wenschen uit eigen beweging vervullen.

Deze overtuiging stemde mij zoo gunstig jegens hem, dat ik, bij zijnen terugkeer, mij zeer vriendelijk voor hem toonde en hem gemeenzaam bij zijnen voornaam Victor noemde, en, na het bewijs zijner kunde en bedrevenheid te hebben bekomen, de vaste hoop uitdrukte, dat hij na de proefmaand in mijnen dienst zou kunnen blijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken