Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 16. Eene gekkenwereld. De twee vrienden. Rikke-tikke-tak (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 16. Eene gekkenwereld. De twee vrienden. Rikke-tikke-tak
Afbeelding van Volledige werken 16. Eene gekkenwereld. De twee vrienden. Rikke-tikke-takToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 16. Eene gekkenwereld. De twee vrienden. Rikke-tikke-tak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

Scans (13.41 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 16. Eene gekkenwereld. De twee vrienden. Rikke-tikke-tak

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 144]
[p. 144]

VII

Toen Monica de heide verliet om naar Frankrijk te reizen, was haar hart vol zalige vreugde. Hare droomen waren vervuld: zij had hem gevonden, dengene, naar wien zij van op den Zandberg zoovele jaren had uitgezien! Gansch overgeleverd aan de liefde haars vaders en immer gekoesterd door zijne teedere streelingen, vergat zij allengskens, dat iemand in de eenzame hoeve om haar vertrek zou treuren, en welhaast scheen de geheugenis van haar vorig lot en dengene, die haar een verdediger en een vriend in het ongeluk was geweest, gansch uit haren geest verdwenen te zijn.

Met haren vader in Parijs gekomen, werden haar de beste leermeesters gegeven; en, daar zij een fijn begrip had en door de onophoudende toejuichingen haars vaders zich aangemoedigd zag, kende zij in vier jaren tijds alles, wat eene welopgevoede juffer hoeft te weten om in bijeenkomsten nevens anderen te pronken, indien de natuur haar met schoonheid heeft begaafd.

In het eerst kwam een blos op de wangen van Monica zich vertoonen, en zij werd sterker van lichaam. Een immerdurend genoegen had haar de

[pagina 145]
[p. 145]

gezondheid teruggeschonken; men zou hebben mogen denken, dat de kwijnziekte haar gansch had verlaten. De mensch gewent zich aan alles; misschien nog het spoedigst aan geluk. Zoo ging het met Monica: gedurende een geheel jaar vond zij vermaak in alles; zij ging naar avondfeesten en naar bals, beminde de wereld en verlangde naar hare toejuichingen.....

Evenwel, dit los en vrij genot hield niet lang stand; somtijds schoten er nu wel vluchtige herinneringen voor Monica's oogen en in den loop van het tweede jaar schenen stille droomen haar gemoed weder te willen overnevelen. Bij de aanjagende tonen der muziek, onder den glans der luchters, te midden van het feestgeruisch, bleef zij immer verstrooid, alsof eene geheime gedachtenis haar hadde gevolgd. Zwak was inderdaad die opwelling van haar droomend hart, en zelfs bekende zij rechtzinniglijk aan haren vader, dat zij nog bij poozen de heide met den statigen beuk en de waggelende jeneverboomkens voor zich zag. Deze bekentenis deed zij lachende en spottende met hare eigene mijmerkwaal, zooals zij dit noemde.

Zag zij ook, tusschen het droomtafereel van het geboomte der heide, een menschenbeeld, een jongeling, die om haar treurde? Wie weet het? Althans, zij had het nooit aan zich zelve of aan anderen bekend.

Allengskens kreeg Monica eenen tegenzin van de wereld en hare vermaken; zij ging niet meer naar avondfeesten of andere gezelschappen dan op ernstig aandringen haars vaders, en begon naar eenzaamheid te zoeken. Van tijd tot tijd bewogen zich hare lippen

[pagina 146]
[p. 146]

werktuigelijk, en het vergeten lied van Rikke-tikke-tak zweefde onhoorbaar om haren mond. De kleur verging weder op hare wangen; zij werd weder mager en kwijnend, zoodat haar vader, na alle mogelijke pogingen om haar te verzetten, begon te vreezen, dat hij zijn kind zou overleven. Een geleerd geneesheer, door hem geraadpleegd, toonde hem het huwelijk als het beste middel aan, en beweerde, dat Monica onfeilbaar zou genezen, indien men haar kon overhalen om eenen echtgenoot te kiezen. De kolonel van Milgem mocht hierbij aan niemand anders denken dag aan den jongen officier Adolf, zijnen trouwen gezel, die tegenwoordig was geweest bij de herkenning van zijn kind.

Intusschen had de kolonel bij zijne dochter alles ingespannen om hare aandacht op Adolf te roepen; hij vond haar wel gevoelig aan zijne liefdebewijzen en aan zijne schoone hoedanigheden; maar wedermin was er niet in haar: ijskoud bleef immer haar hart voor den jongen officier. Dit pijnde den vader zeer, daar hij zich beroofd zag van het eenige middel, waarop hij gehoopt had om zijn kind te redden. Bijna dagelijks deed de kolonel bij zijne dochter pogingen om uit haar te vernemen wat haar hart verlangde en waaruit haar wee ontsproot; doch zij beweerde niet ziek te zijn, en wist zijne vragen telkens door betuigingen der teederste liefde af te weren. Alleenlijk, wat de kolonel wel hoorde en begreep, was dat zij naar Brabant en naar de heide verlangde terug te keeren; in één woord, dat zij de landkwaal of het heimwee had.

Meer dan eens had hij aan zijne dochter beloofd, dat hij met haar naar het Kempenland zou reizen en

[pagina 147]
[p. 147]

er geruimen tijd wilde verblijven, om haar onder de heidelucht verkwikking te laten zoeken; dan altijd werden zijne ontwerpen desaangaande door de snelopvolgende krijgsvoorvallen verijdeld.

Bij het einde des jaars 1813 had hij, door onophoudend aandringen, van den minister van oorlog de belofte verkregen, dat hem in de aanstaande Lente een verlof van drie maanden zou worden verleend. Monica verheugde zich in de zekerheid der terugreis naar het lieve vaderland, en zij scheen uit hare mijmerziekte op te staan. Maar er kwamen uit het Noorden allerlei schrikkelijke tijdingen: het Fransche leger was bijna geheel door de ondraaglijke koude vernietigd; niemand kon voorzien, welke nieuwe gebeurtenissen uit de nederlaag van Napoleon zouden spruiten. Ook had eene algemeene ontsteltenis de krijgslieden bevangen, die in Frankrijk waren gebleven. De kolonel kon aan Monica de kennis der rondloopende tijdingen niet onttrekken, noch haar behoeden voor het verdriet, dat haren boezem vervulde bij de overtuiging, dat niets ter wereld nu minder zeker was dan hare reize naar het Kempenland.

Plotseling keerde de keizer zonder zijn leger uit Rusland terug, en deed door den Senaat een besluit afkondigen, door hetwelk 350,000 jongelieden onder de wapenen werden geroepen. De kolonel kreeg insgelijks bevel, om aan het hoofd zijner mannen het leger in Duitschland te gaan vervoegen. Hij besteedde zijne dochter in een huis van opvoeding te Parijs, mengde zijne tranen met de hare, en rukte zich los van zijn kwijnend kind om den keizer over den Rijn te volgen.

[pagina 148]
[p. 148]

Zes maanden later, op het slagveld van Dresden, trof een kogel hem in de knie. Na de genezing zijner wonde bleef zijn been gebogen: hij zou hinken voor zijn gansche leven en met eenen stok gaan. Deze gebrekkelijkheid was oorzaak, dat men hem, op zijn verzoek, naar Parijs liet keeren. Hij vond zijne Monica nog meer vermagerd, met doorschijnend gelaat en met glinsterende oogen, sprekende onachtzaam en droomachtig.

Slechts twee snaren vond hij nog gevoelig in haar hart, twee driften even blakend: hare liefde tot hem en hare zucht tot het betreurde Kempenland.

Onmiddellijk en met den grootsten spoed maakte hij dan de noodige toebereidsels om met Monica naar Brabant te keeren. Een bode werd naar Antwerpen gestuurd om er een gevoeglijk huis te huren en in te richten, totdat de tijdsomstandigheden zich zouden hebben opgeklaard, en de kolonel een klein buitengoed in de omstreken van Moll zou hebben kunnen koopen of huren.

Eenige dagen later vertrokken zij in eene postkoets. Niets bijzonders onderbrak de blijde reize naar het vaderland; allenlijk in Antwerpen zelf, en toen het rijtuig de nieuwe woning des kolonels naderde, blikte Monica bij geval de straat op en liet eenen scherpen schreeuw van verbazing, die den kolonel van schrik deed opspringen.

Toen hij haar vroeg wat hare plotselinge aandoening veroorzaakt had, antwoordde zij:

‘Och, het is niets, vader. Ik ben ook zoo licht van verschieten. Daar zag ik in de straat eenen armen jongeling met slordige kleederen, die mij ter

[pagina 149]
[p. 149]

vlucht aanstaarde, als wilde hij met zijne oogen door mijn hart boren. En ziet gij, vader, omdat hij zoo sterk op Jan Daelmans gelijkt, is mij een schreeuw ontsnapt. Toch, hij was het niet. - Het is reeds gedaan, ik ben gerust.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken