Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 20. Het ijzeren graf (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 20. Het ijzeren graf
Afbeelding van Volledige werken 20. Het ijzeren grafToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 20. Het ijzeren graf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (14.44 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 20. Het ijzeren graf

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

X

M. Pavelyn had eenen zijner oudste bedienden, welke ook de magazijnier zijns vaders was geweest, tot het oprichten van eenen kruidenierswinkel geholpen. Deze man woonde met zijne echtgenoote in de Hoogstraat, niet verre van de Groote Markt, te Antwerpen. Dewijl zij geene kinderen hadden, was hun huis veel te groot en bleef er meer dan één vertrek ongebezigd. Bij deze goede lieden had M. Pavelyn mij besteed. Ik had er twee kamers tot mijn gebruik, eene om er te slapen en eene om er te schrijven of te teekenen.

Alles, wat ik noodig hebben kon: kleederen, boeken, papier of geld, waren zij gelast, op mijne eerste vraag mij te geven of te bezorgen, zoolang zij geene andere bevelen van mijnen beschermer zouden ontvangen. Ik at aan hunne tafel en zat des avonds met hen aan den gemeenen haard.

Baas Jan en zijne vrouw Peternelle waren goed- hartige lieden, die mij eene stille welwillendheid betuigden. Wat zij voor mij verzocht waren te doen, volbrachten zij met gewetensvolle nauwkeurigheid; maar eenig bijzonder belang stelden zij niet in mij.

Reeds den tweeden dag van mijn verblijf te Ant-

[pagina 104]
[p. 104]

werpen had een knecht van M. Pavelyn mij naar de academie geleid, waar eene plaats voor mij was bewaard gebleven.

Ik was op de klasse van sieraden, en moest daar beginnen met het nateekenen van bladeren in omtrek.

Mijne dagen waren dus verdeeld:

Des morgens, na het ontbijt, ging ik naar het werkhuis van eenen jongen beeldhouwer, die door M. Pavelyn was gelast mij les te geven, en ik bleef daar sieraden teekenen, totdat de middagklok mij verwittigde, dat het tijd was om te gaan eten. Na den noen had ik twee uren om mijnen schrijfplicht te maken of mijne lessen van buiten te leeren. Dan ging ik naar de woning van M. Pavelyn, om daar te gelijker tijd met Rosa de les van eenen Franschen meester te ontvangen. Het overige van den dag, tot het uur der lessen op de academie, brachten wij door met spelen en kouten, en somwijlen vermaakten wij ons bij de piano. Rosa, die reeds een beetje in de muziek gevorderd was, poogde mij de liederen te leeren, welke zij van buiten kende. Zij zong niet gaarne; het vermoeide hare borst; en daarenboven, hare stem, hoewel fijn en zuiver, was zeer zwak. Ik integendeel had eene goede stem en machtige longen. Ofschoon ik door onkunde dikwijls valsch zong en de tonen sleepte, gelijk de boeren gewoon zijn te doen, vermaakte het Rosa mijne helderklinkende stem te hooren..... of misschien deed zij mij slechts zoo dikwijls zingen, uit verlangen om haar beschermeling ook van de muziek te leeren wat zij er van wist. - Hoe het zij, ons leven, voor zooveel wij te zamen konden zijn, was een waar paradijs van zoet genot en kinderlijk geluk.

[pagina 105]
[p. 105]

Alle twee weken ging ik naar Bodeghem, om er den Zondag en een gedeelte van den Maandag met mijne ouders door te brengen. Mijne moeder, die wel zag, dat ik haar altijd even lief had en gaarne bij haar was, getroostte zich in mijne afwezigheid van huis en lachte mijne schoone toekomst tegen.



illustratie
En de paarden rukten de lichte koets. (Bladz. 102.)


Den anderen Zondag mocht ik ten huize mijner beschermers het middagmaal nemen, nevens Rosa aan tafel zitten en met haar spelen tot laat in den avond

Wat mijne moeder mij onophoudend herhaalde, was diep in mijn hart geschreven. Ik moest mij altijd herinneren, welke afstand er was tusschen mij en mijne

[pagina 106]
[p. 106]

weldoeners. - Nooit zou ik het vergeten; want het geweten van dien plicht leefde in mij als een godsdienstig gevoel.

Mijne opmerkelijke ingetogenheid, mijne vurige dankbaarheid, mijne schuchtere ootmoedigheid behaagden M. Pavelyn in hooge mate, en hij prees mij dikwijls iri tegenwoordigheid zijner vrienden als een kind, dat begaafd was met een schoon en voorbeeldig gemoed. Dikwijls stelde hij mij aan zijne bekenden of aan vreemde bezoekers voor, en zeide dan, dat ik het kind van eenen klompenmaker was, en hij desniettemin besloten had, een uitstekend kunstenaar van mij te maken. Daarin bestond zijn edele hoogmoed: hij had eenen boerenjongen, - een arm, onwetend wezen, - onder zijne bescherming genomen, en zou uit hem eenen beeldhouwer vormen, die eens het vaderland door uitstekende werken mocht verheerlijken. Geene gelegenheid liet hij voorbijgaan om dit doel zijner weldaden uit te drukken, en op voorhand te roemen over de schitterende toekomst, welke hij voor mij wilde openen.

Wat Mev. Pavelyn betreft, die beminde mij, omdat haar kind in mijne tegenwoordigheid levenslust en vreugde toonde.

Gedurende dezen Winter leed Rosa's moeder veel van eene pijnlijke engborstigheid, en zij hoestte gedurig. Meer dan eens sprak zij van het schoone land aan de blauwe zee en drukte de meening uit, dat de lucht van Marseille alleen hare ziekte kon genezen; maar van eenen anderen kant kon zij niet toestemmen, om verre van hare dochter te leven of M. Pavelyn van de tegenwoordigheid zijns kinds te berooven.

[pagina 107]
[p. 107]

Naarmate de Winter vorderde en de natte dagen kwamen, verergerde de ongesteldheid van Mevrouw Padelyn op eene dreigende wijze. Rosa, door het opgesloten leven binnen het huis, was weder bleek geworden, en zij ook begon van tijd tot tijd te hoesten.....

Dan nam M. Pavelyn een opperst besluit. Wat men er ook tegen inbracht, zijne echtgenoote zou met hare dochter naar Marseille gaan, en daar bij haren broeder verblijven, totdat de invloed der milde lucht de gevoelbaarheid harer longen hadde genezen. Rosa zou daar insgelijks weder sterk en gezond worden, meende hij. En, om hare opvoeding niet te onderbreken, zou men haar in tusschentijd te Marseille in eene befaamde kostschool voor jonge juffrouwen besteden.

Eens dat dit besluit zich in den geest van M. Pavelyn geheel had gevormd, was er niet op terug te komen. Rosa en ik, wij weenden wel bij de gedachte van zulke lange scheiding; maar het was voor hare gezondheid en voor de gezondheid harer moeder. Daarenboven, in September kwam zij weder, en was zij gezond geworden, zij zou niet naar Marseille terugkeeren.

In alle geval, gedurende die gansche maand zou zij te Antwerpen blijven.

Het was den 10den Februari 1808, te 9 uren des morgens, dat mijne tranende oogen de postkoets zagen vertrekken, die opnieuw het licht mijns levens ontvoerde.

Met de smeekende handen ten hemel bad ik God zoo vurig om gezondheid en sterkte voor haar!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken