Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 20. Het ijzeren graf (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 20. Het ijzeren graf
Afbeelding van Volledige werken 20. Het ijzeren grafToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 20. Het ijzeren graf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (14.44 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 20. Het ijzeren graf

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

XV

De vurig gewenschte dag was eindelijk gekomen; nog eenige uren, en het prachtige avondfeest zou beginnen.....

Mijne beeldengroep was ten huize mijns beschermers gebracht, en een paar werklieden waren nu bezig met haar naar mijne aanwijzing op een schoon voetstuk te zetten.

M. Pavelyn, die bij dezen arbeid tegenwoordig was, wreef zich de handen van blijdschap en toonde een uiterst ongeduld, om maar seffens zijne dochter en zijne echtgenoote te roepen: maar ik wederhield hem nog eene wijl, onder het voorwendsel dat ik hier en daar nog iets aan mijne beelden op te zuiveren had.

Het was mij vreemd in den geest: alles scheen te sidderen in mijn binnenste, ik kon nauwelijks ademhalen, en, alhoewel ik rood moest zijn van ontroering, voelde ik koud zweet van mijn voorhoofd leken. Plechtig oogenblik! Zij, die mij kunstenaar had gemaakt, ging den blik op mijn eerste voortbrengsel slaan! Zij, die nog altijd de eenige drijfveer was van al mijne gedachten, de eenige reden van mijne hoop en van mijnen hoogmoed, zij ging mij oordeelen!

[pagina 142]
[p. 142]

Zou een vonnis van haar het geloof in mijnen boezem versmachten, of zou hare goedkeuring mij begiftigen met reuzenkracht of reuzenmoed?

Hoe schoon, hoe indrukwekkend was mijn beeld, zooals het nu ten einde der zaal in eene prachtige nis zich verhief! Hoe loste het uit op het behangsel van donkerrood fluweel, waartegen het was geplaatst! Hoe beheerschte het door zijne glanzende witheid den overvloed van gouden versiersels, die het langs alle kanten omringden! Inderwaarheid, aldus half verdoken in een gematigd licht, en gestreeld door de roosachtige weerkaatsing van het fluweelen behangsel, schenen mijne beelden bezield; het was alsof er bloed door hunne aderen stroomde, en een geheimzinnige wasem, iets droomachtigs en onduidelijks omvatte hen. Het oog des aanschouwers moest bij den eersten blik getroffen en verrast worden, zelfs vooraleer hij over de verdiensten of gebreken van mijn werk kon oordeelen.

Ik had dus honderd kansen tegen ééne, dat de eerste indruk mijner schepping op Rosa's gemoed gunstig zou zijn. Welke belooning! Welke waarborg eener roemvolle toekomst! - Terwijl ik mij in de eenvoudige bewondering mijner beelden vergat, deed M. Pavelyn de werklieden ter zaal uitgaan, en hij zelf volgde hen, tot mij roepende, dat hij zijne vrouw en zijne dochter ging halen.

Ik begon te beven als een schuldige, die zijnen rechter verwacht. Moest het vonnis, dat ging uitgesproken worden, niet beslissen over zijn leven? Kon ik wel in mij zelven gelooven, al hadde de gansche wereld mij toegejuicht, indien de hoogschatting van Rosa mijner kunst moest ontbreken?

[pagina 143]
[p. 143]

Zoozeer was ik ontsteld, dat ik bij hare verschijning in de zaal mijn bloed met geweld naar het hart voelde terugstroomen, en, met de bleekheid van den angst op het gelaat, de hand aan het voetstuk moest leggen, om niet onder mijne onbegrijpelijke aandoening te bezwijken.

Rosa naderde mijn beeld en bleef, zonder een woord te uiten, het beschouwen, terwijl M. Pavelyn haar uitlegde, dat dit een geschenk van mij was voor haar, en hij zijne vrouw en zijne dochter deed opmerken, hoe de wezenstrekken van den engel der bescherming, zooals hij het noemde, geene andere waren dan die van een klein meisje, wier medelijden voor een arm stom kind het land een uitstekend kunstenaar had gegeven.

Rosa hoorde haars vaders woorden waarschijnlijk niet. Met hare groote blauwe oogen wijd open, staarde zij mijne schepping aan. Ik zag hare borst klimmen en dalen, ik zag het rood der ontroering over haar aangezicht wolken....

‘Welnu, wat dunkt u van dit meesterstuk?’ riep haar vader. ‘Men zou zeggen, Rosa, dat het u met verstomdheid slaat. Het is wel schoon, niet waar?’

Rosa wierp eenen langen blik in mijne oogen, eenen blik zoo diep, dat hij de jagingen mijns harten opschorste. Zij scheen mij te willen doordringen; zij vroeg mij iets; - maar wat?

‘Kunt gij dan in het geheel niet meer spreken?’ schertste haar vader. ‘Kom aan, zeg ons toch, wat is uwe gedachte over Leo's eerste werk?’

‘Ach, het is te schoon, veel te schoon!’ stamelde zij.

Een heviger rood kleurde haar voorhoofd, en, als

[pagina 144]
[p. 144]

beschaamd over hare ontroering, keerde zij zich met de handen voor de oogen van mij af.

Zeggen wat ik gevoelde, is onmogelijk. Ik dwaalde, het werd mij duizelig in den geest, mijn hart smolt weg van gelukzaligheid, en ik zag voor mijne verbijsterde oogen gansch een verschiet van lauweren en kronen mij aanlachen; en ik zag de toekomst zich ontsluiten; en ik zag de verrukte menigte met opgehevene handen den kunstenaar toejuichen, dien de goedkeuring van Rosa als eene tooverroede tot het scheppen van wonderen had bekwaam gemaakt.

Eindelijk bedaarde onze ontsteltenis een weinig onder den invloed der vroolijke bemerkingen van M. en Mev. Pavelyn. Dan werd er meer in het bij- zonder over mijne samenstelling gesproken, en ik mocht tot overvloed van geluk nog twee- of driemaal uit Rosa's mond de bevestiging harer goedkeuring hooren. Zij zeide evenwel niet veel en scheen in wegrukkende gedachten verslonden; maar hare oogen fonkelden met eenen vreemden glans, en telkens dat haar blik op mij viel, werd ik tot in de ziel geschokt door eenen onbeschrijfelijken indruk.

De tijd verliep voor ons allen met bliksemsnelheid; wij hadden zelfs niet bemerkt, dat het daglicht verminderde en de avond begon te vallen. M. Pavelyn was blijde en hoogmoedig over mijn werk; hij sprak schier gansch alleen en schetste met zelfgenoegen de toekomst af, door zijne bescherming mij voorbereid. Hij zou mij niet verlaten, vooraleer fortuin en aanzien mij ten deel wierden; vele jonge kunstenaren zagen zich iri hunne loopbaan wederhouden door den nood van te vroegtijdig voor geld te werken; maar hij zou dezen hinderpaal uit mijnen weg

[pagina 145]
[p. 145]

ruimen en mij de middelen verschaffen, om slechts met echte werken der kunst mij bezig te houden.

De komst van arbeiders en bedienden, welke de verlichting voor het feest moesten bezorgen, deed M. Pavelyn uitroepen; dat het voor de dames hoog tijd was om hunnen opschik volledig te maken; en hij raadde mij, zonder verwijl naar huis te gaan, ten einde mij insgelijks tot het bijwonen van het avondfeest te bereiden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken