Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 29. Valentijn. Eene verwarde zaak (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 29. Valentijn. Eene verwarde zaak
Afbeelding van Volledige werken 29. Valentijn. Eene verwarde zaakToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 29. Valentijn. Eene verwarde zaak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.86 MB)

Scans (22.69 MB)

ebook (5.80 MB)

XML (0.62 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 29. Valentijn. Eene verwarde zaak

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]

XII

Lisseghem, den 25sten October 1858.

 

Vriend Hendrik,

 

Nu acht dagen geleden, heb ik u geschreven, dat ik van mijn huwelijk met Helena had afgezien, omdat de toekomst mij van deze gedwongene verbintenis deed terugschrikken. Inderdaad, zulk leven met eene vrouw, die in haren echtgenoot niet wil zien dan eenen wreeden beul en een zelfzuchtig wezen, moet een lot zijn van eene eindelooze akeligheid. En nochtans, nu kom ik u zeggen: het is beslist, afdoende beslist, ik ga trouwen met haar!

Beschuldig mij niet van zwakheid: ik zou willen ontsnappen aan die dreigende toekomst; maar de plicht is onverbiddelijk geworden.

Er is hier eene vrouw gekomen, die onder het storten van bittere tranen heeft bewezen, dat zij een slachtoffer van Casimirs valschheid is. Nog anderen dan haar heeft hij ongelukkig gemaakt.

Op het aandringen van moeder Minnens en op hare smeekingen heb ik toegestemd om nieuwe pogingen bij Helena te beproeven. Zij onthaalde mij even koel en toonde zich overtuigd, dat deze vrouw niets kon zijn dan eene betaalde lasteraarster, door

[pagina 182]
[p. 182]

ons geroepen om haar Casimir te doen haten. Welke onbegrijpelijke verblindheid.

Zij is betooverd!

Na twee dagen van vruchtelooze pogingen om Helena de oogen te openen, ging ik mijne volstrekte weigering vernieuwen; er was geen ander middel, dacht mij, om aan de pijnbank des twijfels te ontsnappen. Ik kwam terug van eene treurige wandeling in het veld en meende tot den olieslager te gaan, om hem te verklaren, dat mijn huwelijk met zijne dochter eene volstrekte onmogelijkheid was, en ik zelfs van morgen af Lisseghem zou verlaten.

Met dit voornemen trad ik op de dorpsplaats. Daar bemerkte ik eensklaps Casimir Steenput, die tegen eenen boom leunde en mij met eenen spotlach in de oogen keek. Wat zijn blik mij zeide, deed het bloed in mijne aderen stilstaan; mijne verontwaardiging was zoo hevig, dat ik, door een gevoel van afkeer beheerscht, het gezicht ten gronde sloeg, om aan zijnen venijnigen oogslag te ontsnappen. Hij zegevierde, de booze! hij wilde beduiden, dat Helena ondanks al onze pogingen uit zijne strikken niet zou losgeraken, dat zij hem zou toebehooren, wat wij ook mochten inspannen om haar tegen hem te verdedigen. Hij spotte met mij en daagde mij uit tot eene worsteling tegen hem. Zijn lach was de lach eens duivels, juichend over den gewissen val eener arme ziele.

Misschien zou ik mij zelven hebben kunnen vergeten, want mijn bloed was onder den slag eener ontvlammende gramschap mij in de hersens geklommen; maar gelukkig, toen ik weder opzag, was het hatelijk mensch verdwenen.

Ik weet niet, die verschijning, die uitdaging gaven

[pagina 183]
[p. 183]

mij eensklaps de sterkmoedigheid, welke mij tot dan had ontbroken. Neen, neen, Helena zou niet in de macht van den valschen bedrieger vervallen; de zegepraal, waarover hij zoo hoogmoedig juichte, moest hem worden ontrukt!

Eenige oogenblikken daarna was mijn huwelijks-contract geteekend. Helena heeft zonder tegenspreken, wel treurig doch met stille onderwerping haren naam nevens den mijnen gezet. Zij ook gevoelt, dat wij altezamen door het onverbiddelijk noodlot worden beheerscht.

Arme Helena, zij is nog altijd verblind in dien Casimir, ik weet het wel. Hare liefde voor hem is even vurig en even grenzenloos als mijne liefde voor haar. Ook zal ik haar met de uitdrukking van mijn gevoel niet vervelen. Ik zal daarover zwijgen en mijn hart voor haar gesloten houden, totdat zij zelve overwonnen worde door de bewijzen van mijnen eerbied, van mijne verkleefdheid en van mijne volledige onderwerping. Zij heeft gezegd, dat ik haar tot mijne slavin wilde maken; ik zal haar eenen slaaf geven, die gehoorzaamt aan eenen wenk van haren vinger en die bevend opziet naar hare oogen, om hare minste verzoeken vooruit te vliegen. Misschien zal ik zóó op den duur de vriendin, de zuster terugvinden, die ik heb verloren..... En wie weet, het menschelijk hart is zoo wonderlijk.

Ik gevoel dit wel aan mij zelven. Er zijn oogenblikken, dat ik door verleidende droomen word betooverd, Dan klopt mij de boezem van onbedwingbare blijdschap, en de wereld wordt voor mij beglansd met een stralend licht. Ik, de leelijkerd, die sedert mijne kindsheid mij veroordeeld achtte tot

[pagina 184]
[p. 184]

een eenzaam en troosteloos leven, ik ga nu de bruidegom worden van den schoonen, zuiveren engel, dien ik in 't geheim durfde beminnen met een liefdegevoel, zoo vurig en zoo grenzenloos, dat het zich met mijn leven had versmolten!

In zulke gepeinzen ligt voorzeker stof genoeg om mij van geluk zinneloos te maken. En nochtans, mijn vriend, er komen insgelijks oogenblikken - uren, lange uren - dat ik met het angstzweet op het voorhoofd in de toekomst schouw en terugschrik van het akelig leven, waarmede zij mij bedreigt. Deze spoken vervolgen mij onmeedoogend en doen mij nutteloos lijden; want nu is er geen terugkeeren meer aan. Moet mijn leven inderdaad pijnlijk en treurig zijn, ik zal sterkte vinden en mij troosten in de overtuiging, dat ik aan dit lot niet kon ontsnappen, zonder haar over te leveren aan ongeluk, aan ellende en misschien aan oneer en schande.

Het is nu vier dagen geleden, dat wij het contract hebben geteekend. Haar vader doet het onmogelijke om ons huwelijk te verhaasten: binnen eene maand zal ik getrouwd zijn.

Ik heb op een uur gaans van hier een buitengoed aangekocht. Het is een oud kasteeltje, dat op zijn nieuwerwetsch is herbouwd, met eenen grooten tuin en een wandelpark vol groote boomen. Helena bemint de bloemen; onze tuin zal er vol van staan. Ik ga plantenhuizen en broeikassen doen bouwen, opdat haar lust geheel zij bevredigd. Wij zullen paarden en schoone rijtuigen hebben, een open rijtuig vooral. Met prachtige meubels en met al de kleine, kostelijke dingen, welke eene vrouw kunnen behagen, ga ik onze woning opvullen. Voor haar wil

[pagina 185]
[p. 185]

ik vrijgevig zijn tot verkwisting toe, en, moet ik onze inkomsten voorbijstreven, het zij zoo, indien het slechts eenen enkelen glimlach van genoegen op hare lippen kan brengen.

Beschuldig mij niet van onvoorzichtigheid. Ik ben in mijne pogingen aangemoedigd door hare ouders en door tante Vleugels. Zij geven Helena, in afwachting dat hunne erfenis op haar vervalle, eene jaarlijksche rente van vijfduizend franken, en stellen daarenboven tot mijne beschikking eenen bruidsschat, die gelijkstaat met de helft van mijn fortuin.

Gij ziet wel, Hendrik, dat ik rijk genoeg ben om Helena's leven te omringen met al de pracht en al het gemak, die het geluk eener vrouw op aarde kunnen verzekeren. Ach, indien zij toestemde om gelukkig te zijn! Indien zij eindelijk erkende, dat ik haar echgenoot geworden ben, niet uit zelfzucht, of omdat ik mij harer waardig meen, maar uit belangelooze liefde, uit dankbaarheid, uit opoffering!

Welke schoone droom! Kon hij blijven duren; mocht hij zich ooit verwezenlijken! Eilaas, eilaas!.... Maar ik wil mijnen brief niet weder met eene treurklacht eindigen. Gij zult intijds genoeg den dag van mijn huwelijk vernemen. Ik vlei mij met de zoete hoop, dat gij te Lisseghem zult komen, om aan de bruiloftstafel kennis te maken met de gezellinne mijns levens.

Hare ouders zullen u insgelijks uitnoodigen. Ik smeek u, weiger mij het geluk niet, u op den plechtigen dag de hand te mogen drukken. Ik heb u zooveel te zeggen!

Uw verkleefde vriend,

 

Valentijn Stoop.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken