Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 30. Geschiedenis mijner jeugd. Wat eene moeder lijden kan. Redevoeringen (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 30. Geschiedenis mijner jeugd. Wat eene moeder lijden kan. Redevoeringen
Afbeelding van Volledige werken 30. Geschiedenis mijner jeugd. Wat eene moeder lijden kan. RedevoeringenToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 30. Geschiedenis mijner jeugd. Wat eene moeder lijden kan. Redevoeringen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

Scans (22.04 MB)

ebook (3.28 MB)

XML (0.71 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
verzameld werk
lezing / voordracht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 30. Geschiedenis mijner jeugd. Wat eene moeder lijden kan. Redevoeringen

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

Redevoering uitgesproken bij het beeld van Rubens, op het oogenblik der plechtige onthulling (1840).

Zal mijne stem zich verheffen, om u de verdiensten der scheppingen van Rubens te ontleden? Kan ik eenen lauwer meer in zijne kroon vlechten? Neen, tweehonderd jaren hebben zijne onsterfelijkheid bevestigd: twee eeuwen rusten op zijn graf; doch zijn naam, zijn glorierijke naam straalt nog gelijk de jonge zon des morgens!

Gij allen, die mij hoort, hebt meer dan eens in stille bewondering voor zijne werken geknield; gij hebt meer dan eens met een ontroerd hart gestaard op den goddelijken Christus, wiens hemelnatuur Rubens zoo indrukwekkend in het menschelijk lichaam kon doen doorstralen: - en uwe ziel heeft dikwijls, voor zijne tooverende tafereelen, deze aarde verlaten om zich tot den hemel te verheffen. Ja, gij allen voelt de macht van zijn penseel, gij kent de uitgestrektheid van zijn vernuft en de breedte van zijnen geest.

Doch gij, afstammelingen van den grooten Rubens, gij zijt het niet alleen, die zijnen naam als onsterfelijk op de historiebladen hebt aangeteekend, niet alleen in België is het, dat zijne werken de tempels der Christenen versieren: - overal blinken de kunstmirakelen van hem, wiens reuzenbeeld wij tot de nakomelingen overzenden; in alle landen wordt Rubens met eerbied en opgetogenheid als een

[pagina 44]
[p. 44]

wonder van kunst en wetenschap genoemd. - Vraagt het aan de steden van het kunstrijk Italië, aan Duitschland, aan Frankrijk, aan Engeland, en gij zult eenen enkelen roep hooren opgaan, om de glorie van een Vlaamsch schilder te verkonden; gij zult uw hart van hoogmoed en fierheid voelen opzwellen over den naam van Belg, dien gij draagt.

Heden hebben wij der nagedachtenis van hem, die ons schoon vaderland met eenen onvergankelijken luister overlaadde, eene schuld van dankbaarheid en erkentenis betaald. Dit beeld, dat als eene onwrikbare rots de stormen der eeuwen moet doorstaan, zal aan onze nakomelingen zeggen, hoezeer het herboren Belgenland met het vuur der liefde tot de kunst bezield was; het zal voor de toekomende geslachten getuigen, dat wij, zonen van den onsterfelijken Rubens, zulken vader waardig waren..... Zijn beeld worde een vuurbaak in het rijk der kunsten! Dat al degenen, die zich iets grootsch in den schedel voelen, in welke stad het ook zij, zich onverdeelbaar rond dit heilige gedenkteeken vereenigen: - want er is voor ons slechts ééne school, - en dit is de Vlaamsche school. Haar leidsman is de oude Rubens, haar meester de prachtige natuur, en haar bewonderaar de wereld.

Wij, Belgen, zijn ootmoedig onder de volkeren, wij roemen niet veel op de glorie van ons vaderland: wij overstroomen andere landen niet met het verhaal der daden onzer vaderen..... en nochtans, er is op den aardbodem geene natie, die, in zoo klein getal als wij zijnde, zooveel lichtende sterren aan den hemel der kunst gehecht heeft, - geen grond, die op eene zoo geringe uitgestrektheid zooveel doorluchtige mannen,

[pagina 45]
[p. 45]

als de dierbare grond van België, dien wij betreden, heeft voortgebracht.

Wij hebben dit niet altijd geweten: er waren tijden dat wij, vreemde helden roemende, de namen onzer eigene vaderen in den nacht der vergetelheid begraven lieten; - maar heden, dat wij de oude vrijheid hebben herwonnen, is ook in onze boezems een inniger gevoel van eigenwaarde gedaald, en het Belgische volk is met zijnen leeuw uit eenen langen slaap opgestaan. Heden, o gelukkige dag! hebben wij de eerste grondzuil onzer jonge nationaliteit gevestigd, ja, de eerste vaste grondzuil onzer toekomende verheffing.

Er zijn onder ons nog wel beelden opgericht, - maar die zijn toegewijd aan den roem van eenen oorlogsheld. - Het is in der waarheid eene wijde wetenschap, honderdduizend man op een slagveld te schikken; het is wel eene groote daad, zijn vaderland van de verwoesting te redden, - en hij, die zijne broederen van de verdrukking en de slavernij der vreemden bevrijdt, is groot! - maar ook, aan wat rampen zijn zijne heldendaden niet verbonden?

Een onmeetbaar bloedbad is de schouwburg, waarop die wapenfeiten geschieden; vernieling, armoede, hongersnood zijn hare trouwe gezellen, terwijl de zoete kunst eene onafscheidbare zuster van den vrede en van den bloei der volken is.

Zij kost geene tranen, zij; neen, zij streelt de ziel in eene zachte verrukking; zij scheurt den sluier der blinde natuur af, om ons hare geheimste schoonheden te laten doorgronden, en is als eene bestendige lofzang tot den Heer, wiens werken zij verheerlijkt; zij drijft den geest tot het goede, en, ons in bespie-

[pagina 46]
[p. 46]

geling opheffende tot Hem, die ons geschapen heeft, verkort zij den afstand, die den mensch van zijnen God scheidt. De kunst is die algemeene taal, welke men zoo lang te vergeefs gezocht heeft: het is door haar alleen, dat alle volkeren der aarde eens begrijpen zullen, dat zij broederen en kinderen van éénen enkelen en machtigen Vader zijn. Het is in haar, dat de luister onzes vaderlands rust; het is op hem (Rubens), en op diegenen, welke als hij de kroon versieren, die België tot koningin der natiën maakt.

Ho, indien nog als voorheen de roem der wapens in den moed en de dapperheid des mans besloten lag, zouden wij gewis ten dezen dage op dien roem ook nog aanspraak mogen maken: - dit getuigen Jeruzalem en de Sporenslag! Doch geene dapperheid, geen moed, geen beleid zijn heden voldoende om, in de schaal der gebeurtenissen, tegen het getal op te wegen; maar er is iets, dat nimmer tot het getal behooren kan, iets, dat met het bloed onzes voorgeslachts door onze aderen stroomt en dit, dit is kunst - de kracht des geestes en het scheppend vermogen der ziel!

Gebeurde het nu nog, o landgenooten, dat iemand met kleinachting van België dorst spreken, wijs dan op dit reuzenbeeld, op Rubens, wiens kunstgewrochten de wereld verstommen, en uw antwoord zal hem doen blozen; en, indien een vreemdeling u de heldendaden zijner vaderen op duizenderlei wijzen komt verhalen, denk niet, dat hij grooter is dan gij; o, neen, niemand is groot boven eenen Belg!

Van Dyck! Quellyn! Jordaens! Teniers! en gij allen, doorluchtige Belgen, staat op uit het verledene; schaart u om het beeld van uwen meester, en

[pagina 47]
[p. 47]

geeft getuigenis der grootheid van uw vaderland!

O, ja, in mijne zielsverrukking zie ik u! Daar staat gij allen met de onsterfelijke kroon der kunst gesierd!

O, gij, zonen van het oude België, gij, wier roem op dit oogenblik door duizenden uwer ontroerde broederen wordt uitgeroepen, dat uwe zalige schimmen zich in onze dankbaarheid verblijden; gij ziet het, wij verdienden de glorie van uwe namen te hebben geërfd. - Vraagt van den God, bij wien gij woont, dat Hij het heilig vuur der kunst altijd onder ons late vlammen; smeekt Hem, dat de stempel, waarmede Hij het geslacht der Belgen geteekend heeft, nimmer worde uitgevaagd; en wij zullen Hem eeuwig danken over het kleine plekje gronds, dat Hij ons op deze aarde heeft geschonken; o, ja, want het is het schoonste, het heerlijkste der wereld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken