Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht Hensmans (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht Hensmans
Afbeelding van Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht HensmansToon afbeelding van titelpagina van Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht Hensmans

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (24.38 MB)

ebook (6.66 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Volledige werken 33. Moederliefde. Lambrecht Hensmans

(1912)–Hendrik Conscience–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

XIV

Sedert den dag der tentoonstelling zijns vaders scheen er meer gerustheid in het gemoed van Willem gekomen te zijn. Hij vervulde als met diepe godsvrucht de zending, welke hem nu was te beurt gevallen, en vertroostte, zoo goed hij kon, zijne moeder, zijne zusterkens en zelfs zijnen gevangen vader. Meest alles, was het huisgezin der Hensmans bezeten had, was verdwenen, ten gevolge der kosten van het geding en der veelvuldige pogingen, welke men had aangewend om de onschuld des vaders te doen blijken. Evenwel waren zij niet gansch in armoede vervallen, dewijl de jaarwedde van Willem en de vruchten van den buitengewonen arbeid, dien hij verrichtte, toereikend waren om in hunne dagelijksche behoeften te voorzien.

Als men den jongen Hensmans, met het hoofd diep gebogen, door de straten zag gaan, en aandacht gaf op de koele en onverschillige uitdrukking van zijn gelaat, dacht men, dat hij zijn ongeluk in geduld had aanvaard en zich eindelijk er in getroost had. Men bedroog zich echter uitermate diep. Een heilig gevoel van plicht en kinderliefde dreef Willem aan, om altijd en onverpoosd voor zijne moeder en zusteren te

[pagina 91]
[p. 91]

arbeiden, en door zijnen schijnbaren moed hunne smarten te verlichten. In zijne onmacht om den last der schande van zijne schouders te werpen, bukte hij als een slaaf er onder, en toonde zich voor iedereen gedwee en lijdzaam. Zoo was hij van buiten! - Maar in zijn binnenste verzamelde zich druppel bij druppel de bitterste gal. Die menschen, welke hem met medelijden schenen te bezien, misprees hij; de vorige vrienden, welke hem nu schenen te vluchten, verachtte hij. Zijne wereld was een nauwe kring, waarbinnen hij zich zelven opsloot met zijne moeder, zijne zusteren, Klara, Karel en zijnen goeden meester: daarbuiten lag voor hem niets dan slijk, zwadder en venijn.....

IJselijk moest in zulke geestgesteltenis hem het leven zijn; - bij elke stap in zijne droeve baan trapte hij op eene slang, die het vergif der schande hem in het aangezicht spoog. - Dat kraakte hem neder en deed hem de wereld haten, - want in zijn hart waren nog edelmoed en fierheid; en alhoewel hij er stil en verduldig uitzag, toch knaagde hij dag en nacht als razend aan het schandejuk. Geen enkel woord kwam echter dien onophoudenden zielestrijd in hem verraden.

 

Vrouw Hensmans was uit hare ziekte opgestaan en had met verwonderlijken spoed hare vorige gezondheid weder bekomen. Zij hield zich bezig met de huiselijke zorgen en het oppassen harer kinderen, kookte het eten en hield huis en kleederen zuiver. En nochtans was zij zinneloos! - Willem wist het zeer goed, en had vele dagen in wanhoop over dit nieuw en schrikkelijk ongeluk getreurd; maar allengs-

[pagina 92]
[p. 92]

kens had hij de overtuiging bekomen, dat de staat, waarin zijne moeder nu verkeerde, eene genade des Heeren was, en hij had daarover in zijne gebeden den Hemel vurige dankzeggingen toegestuurd. Inderdaad, de zinneloosheid zijner moeder bestond enkel daarin, dat zij geen het minste geheugen behouden had van het ongeluk haars mans, en nu in geenen deele de pijnen der schande gevoelde. Integendeel, zij was welgemoed en deed met opgeruimdheid van geest haar huishoudelijk werk, - waarna zij uren lang en gansche avonden zat te bidden aan eenen rozenkrans van witte parelen, dien Klara haar vroeger had geschonken. Als men haar van de veroordeeling haars mans sprak, begreep zij niet wat men haar zeggen wilde, en antwoordde altijd met dezelfde woorden: hij komt morgen weder! Wat kon Willem beter wenschen dan dat zijne moeder, door eene bijzondere schikking Gods, van alle smart en lijden bevrijd was, en niettemin alles verrichtte, wat eene zorgelijke moeder voor hare kinderen doen kan? Zooverre werkte zelfs die geheimzinnige gemoedsstemming op den jongeling, dat hij in zijne moeder iets heiligs begon te zien, en met eerbied luisterde op hare hoopvolle, doch onbestemde woorden. Zij was hem eene onuitputbare bron van troost en verkalming, telkens dat hij met verkropten boezem zich des avonds nevens haar nederzette, en, terwijl zij biddend de parelen van haren rozenkrans telde, in hare oogen blikte, als sprak daaruit de blik eens engels.

Wat Klara betreft, van haar had hij niet meer gehoord; waarschijnlijk was zij nog altijd in de kostschool, waarheen haar vader haar gevoerd had.

[pagina 93]
[p. 93]

Hoezeer Willem ook dikwijls door eene geheime zucht des harten aangedreven werd tot het doen eener poging om iets van zijne afwezige vriendin te weten, hij deed het evenwel niet en weerstond de bekoring met geweld. Klara was voor hem verloren, daarvan was hij onwederroepelijk overtuigd; - hij droeg wel op zijn hart de gedachtenis harer onbaatzuchtige min en het troostend bewijs, dat zij ten minste hem niet verachtte; maar aan het kostelijk schrift, dat zij met hare hand Onderteekend had, was voor hem geene hoop gehecht. Hij moest ze niet meer terugzien, de vriendinne zijner kindsheid: - en al kwame zij weder bij hare ouders wonen, hij zou haren aanblik vluchten door een gevoel van dankbaarheid en van plicht. Zoo dacht hij over zijne eigene gewaarwordingen. Misschien bedroog hij zich, want iedermaal dat de dienstmeid van Klara's ouders bij de geburen was komen vernemen, hoe het met zijne moeder, met zijne zusterkens en met hem zelven stond, en dat hij hoorde wat zorgelijke vragen de meid iedereen daarover toestuurde, dan streelde hem eene onbegrepene blijdschap, een gevoel, dat zelfs dagen lang aan de bevechting zijner wanhoop weerstond. Hij raadde wel, en met reden, dat eene afgezondene van Klara hem overal vergezelde, en zijne vriendinne nog altijd door den geest bij hem was. Zich zelven durfde hij niet bekennen, dat somtijds eene vluchtige glimlach uit zijnen boezem opsteeg en in stilte des nachts zijn gelaat verhelderde; en toch, hij droomde wel eens, dat zijn vader onschuldig verklaard en vrij geworden was, en God door een wonderwerk hem het brandmerk van den rug had gevaagd. Dan stond Klara daar weder aan

[pagina 94]
[p. 94]

zijne zijde, met het zachte vonkengewemel in haar zwart oog, met den vreesachtigen liefdelach op de lippen, - en zij herhaalde aan het oor des slapende jongelings:

 
Dat g' u omringd zoudt zien van kind'ren, schoon en vlug,
 
Die allen rondom u, met handen opgeheven,
 
Ook roepen zouden: lang, lang moet Lambertus leven!

Maar die droomen waren kort. Vond de ziel van Willem Hensmans vermaak in het terugkeeren tot voorbijgesnelde dagen, zij lag ook te diep onder de pijnlijke wezenlijkheid gebukt, om niet even spoedig de troostende beelden met nare schaduwen te overdekken en haren blik in de gevangenis eens vaders te slaan. Dáár zag zij in den nauwen kerker eenen man in de duisternis met opene oogen uitgestrekt liggen: ijselijk mager waren zijne uitgeholde wangen, doffe zuchten welden op uit zijne borst, en wrong zich krampachtig op zijn eiken legerbed, terwijl de stem der wanhoop uit zijnen boezem klonk: Willem! Willem! Willem!

Dit deed de arme ziele pijn, - en als Willem dan bevend en met koud zweet op het voorhoofd ontwaakte, vielen stille droomtranen uit zijne oogen.

Zoo sleet de jonge Hensmans de eerste maanden na den akeligen dag der vonnisuitvoering: werken van den morgen tot den avond, nevens zijne moeder zitten en haar in de heldere oogen zien, door schaarsche brieven in het hart van Karel Moerens zijne smarten overstorten, zijnen vader gaan bezoeken en hem hulp brengen, als het hem vergund was, is stilte lijden en met bloedend hart gebukt gaan onder het gewicht der schande.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken