Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De beweging van tachtig (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van De beweging van tachtig
Afbeelding van De beweging van tachtigToon afbeelding van titelpagina van De beweging van tachtig

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De beweging van tachtig

(1963)–Gerben Colmjon–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een cultuurhistorische verkenning in de negentiende eeuw


Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

Geen donderslag bij heldere hemel
XV

Dat is nu toch wel de indruk die men van het ontstaan der Beweging van Tachtig moet hebben gekregen en die wij nog eens preciseren in het volgend overzicht. Geen revolutie plotseling, gelijk Prinsen suggereerde; noch ontketenen van de Beweging door De Nieuwe Gids, wat Romein zei; zelfs Van Deyssel liet zich in De Nieuwe Gids van 1891 ontvallen (herdrukt in het uitgaafje van de Allard Pierson Stichting De Beweging van Tachtig van 1935, p. 26): ‘Sinds het verschijnen van de eerste Nieuwe Gids aflevering is de heele Nederlandsche litteratuur veranderd’. In 1938 schreef J.A. Rispens zelfs in zijn lijvig, maar van de grote invloed van het buitenland slechts heel weinig blijk gevend Richtingen en Figuren in de Nederlandsche Letterkunde na 1880, in het woord vooraf: ‘Verder wordt tegenwoordig gezegd: de beweging van '80 was een geleidelijkheid, niet een plotselinge, verrassende vernieuwing. Ook daarmee ben ik het niet eens.’

 

Laat echter de feiten, bijvoorbeeld sinds 1870, spreken.

1871

Boissevain prijst in De Gids Shelley's Defence of Poetry.

In Wetenschappelijke Bladen plaatst men Shelley boven Byron.

1872

Potgieter wijdt diepgaande aandacht en grote lof aan Shelley in de Java-Bode (aanwezig in het Amsterdamse Leesmuseum). Busken Huet schrijft in dat blad ook een artikel over Shelley (en Byron).

Emants onder invloed van Taine, in Spar en Hulst.

1873

Huet verhaalt in zijn Brieven aan E.J. Potgieter van een Pool aan wie hij Shelley bekend maakte. ‘Thans wil hij uit Europa niet slechts een Shelley, maar ook een Keats medebrengen!’

Huet verhaalt in dezelfde Brieven hoe hij te Batavia drie romans van Zola leende en las, en prijst allerlei erin als van de hoogte van Hugo, Balzac en Flaubert.

1874

Vosmaer zegt in Het Vaderland en in Een Zaaier: ‘Vorm en

[pagina 196]
[p. 196]

Inhoud wil ik niet scheiden.’

Huet's stuk over Shelley in Nieuwe Litterarische Fantasien.

Eliza Haighton prijst Shelley in De Nederlandsche Spectator om zijn liefde voor het schone en goede.

F.P. ter Meulen schrijft in De Gids ironisch over de oude schilderkunstbeschouwing.

1875

Vosmaer behandelt in De Nederlandsche Spectator Shelley's leven.

Van Santen Kolff pleit in Het Vaderland en in De Banier voor de nieuwe schilderkunst.

Ten Brink schrijft over Daudet in het tijdschrift Nederland.

Ten Brink ontdekt Zola, maakt hem bekend aan Van Santen Kolff.

Emants acht, in De Kunstbode, vorm en inhoud van elkaar afhankelijk.

Boissevain brandmerkt in De Gids Schaepman's ‘bulderende poëzie’.

1876

Het orgaan Euphonia prijst Shelley.

Ten Brink brengt, in ‘Nederland’, Zola in verband met Balzac en Flaubert.

In een schriftelijk betoog scheldt Perk lyrisch als later Van Deyssel.

1877

Ten Brink schrijft in ‘Nederland’ vier artikelen over Zola, onder het hoofd ‘Een letterkundige Herkules’.

Van Santen Kolff lanceert in De Banier de naam ‘de Haagse School’ en brengt de nieuwe schilders in verband met Daudet, Flaubert, Zola en Gustave Droz.

Winkler Prins toont in ‘Nederland’ gedegen kennis van Shelley.

Vosmaer toont in De Nederlandsche Spectator met Shelley's werk bekend te zijn.

Vosmaer zegt in De Banier: Vorm en Inhoud zijn Een.

Emants geeft in De Banier een naturalistische definitie van ‘kunst’.

De Amsterdamsche Studentenalmanak bevat een groot gedicht met invloed van de poëzie van Shelley, Keats en Leigh Hunt.

1878

Van Vloten prijst in zijn Beknopte Geschiedenis der Nieuwe Letteren Shelley nogmaals zeer.

Taco de Beer neemt, niet als eerste, Shelley's The Cloud in een bloemlezing op.

Edmund Gosse geeft in De Banier Swinburne lof, alsmede diens inspirator Shelley.

[pagina 197]
[p. 197]

Pierson prijst in De Gids Swinburne (en Shelley).

Kloos leert, naar eigen opgave, Shelley kennen door zijn gedichten te Amsterdam te kopen.

Busken Huet vestigt in vijf lezingen de aandacht op Keats' kunst.

1879

Perk heeft een eerste gedicht in ‘Nederland’.

Van Eeden debuteert in de Amsterdamsche Studenten-Almanak.

De Kinder-Courant vertaalt iets uit L'Assommoir.

Ten Brink brengt het boek Emile Zola.

Emants geeft een naturalistische definitie van ‘schoonheid’, en twee naturalistisch geconcipieerde novellen, in De Banier. Emants publiceert Een Drietal Novellen met naturalistische inleiding, waarin hij Zola's L'Assommoir als meesterstuk prijst, en verklaart, zichzelf gaarne naturalist te noemen.

Emants geeft Lilith uit; wordt aangevallen, ook om zijn naturalisme, door Boissevain in De Gids; wordt verdedigd door Kloos in De Nederlandsche Spectator; smaalt in zijn verweer in de Nieuwe Rotterdamsche Courant op de Nederlandse kritiek.

Huet plaatst het verslag van de lezing over Keats in het maandblad Nederland.

Perk schrijft zijn Mathilde-cyclus, geïnspireerd door Petrarca en wellicht ook door Sidney.

W.W. van Lennep maakt Keats' Hyperion aan Perk bekend. Potgieter's Studiën en Schetsen I, met hoge lof voor Shelley, in boekvorm uitgebracht.

Pierson bestrijdt in het Algemeen Handelsblad (toegelaten door Boissevain) de retoriek van Schaepman.

1880

Perk heeft een eerste gedicht met woordkunst in De Amsterdammer.

Huet's artikel over Keats herdrukt in een bundel Litterarische Fantasien.

Van Santen Kolff treedt in briefwisseling met Zola, gelijk Emants het al met Taine en Toergenjev deed.

Paap heeft een artikel over vorm en inhoud in De Nederlandsche Spectator.

Vosmaer schrijft uit Den Haag aan Perk: ‘Hier bij ons is alles of Zola of onklassiek’.

Hennique's naturalistische roman La Dévouée vertaald uitgegeven in Den Haag.

Couperus en Netscher gaan in het naturalisme op.

Emants behandelt in de Spectator dr Letourneau's Physiologie des Passions.

[pagina 198]
[p. 198]

Valette bespreekt Zola's kunstleer in De Banier.

Dr Francesco behandelt in De Banier Daudet.

De Amsterdammer geeft Zola's L'Attaque du moulin in vertaling.

Van Deyssel's debuut in de Gooi- en Eemlander.

Vosmaer bespreekt Keats' Hyperion in de Spectator en zegt o.m.: ‘Dat Shelley en Keats bij ons herleven is een goed teeken.’

In De Portefeuille zet men uiteen, waarom Shelley's ster rijst. Huet te Parijs geestdriftig over Shelley en Keats.

Kloos plaatst Rhodopis in het tijdschrift Nederland.

Vier sonnetten van Perk in De Nederlandsche Spectator. Vijf sonnetten van Perk in ‘Nederland’.

1881

Van Deyssel schrijft De Eer der Fransche Meesters, met pleidooi voor Zola, in De Dietsche Warande.

Perk richt zich in de Spectator tegen de ouderwetse poëzie. Paap en Kloos bestrijden Huet in De Amsterdammer over diezelfde dichtkunst. De laatste noemt Huet daarbij ‘de bewonderaar van Keats en Shelley’.

Tien sonnetten van Perk's Mathilde in de Spectator.

Perk's Iris, de navolging van Shelley's The Cloud, in De Tijdspiegel.

Negen sonnetten van Kloos In Astrea, waarbij vijf Duitse, onder invloed van Platen.

Te Leeuwarden houdt M. Valès een lezing over Zola's L'Ecole naturaliste.

Het gezelschap Flanor opgericht door de latere Nieuwe Gids'ers, nadat eerst als naam De Nieuwe Gids aan de hand is gedaan. Paap wenst een tijdschrift om het l'art pour l'artbeginsel te propageren.

Paap zegt in een artikel in de Spectator: ‘Vorm en Inhoud zijn Een.’

Kloos' In Memoriam Jacques Perk in de Spectator.

Vosmaer noemt dit in een brief: ‘voor onze richting een manifest, een canoniesch stuk, dat een datum zal stellen.’ Doorenbos verdedigt in De Amsterdammer de jongeren tegen Ten Brink als de mannen der nieuwe renaissance.

1882

Van Eeden's dramatische idylle Het Rijk der Wijzen in het tijdschrift Nederland.

Twee sonnetten van Kloos in Astrea, onder invloed van Swinburne's Poems and Ballads, naar hij in een brief aan Vosmaer verklaart.

Twee sonnetten van Kloos in de Spectator.

Drie gedichten van Verwey, door Kloos ingezonden, in de Spectator.

[pagina 199]
[p. 199]

Kloos geeft de verzen van Perk uit, met de inleiding, (naar Vosmaer's wens gebaseerd op het In Memoriam Jacques Perk), die zijn litteraire geloofsbelijdenis vormt.

Paap behandelt in drie artikelen in De Amsterdammer Vosmaer's Nanno, onder het opschrift ‘Vorm en Inhoud zijn Een’. Vincent van Gogh geeft in zijn brieven karakteristieken gelijk later Van Deyssel het in De Nieuwe Gids zal doen. Van Deyssel voert de pen over toneel in De Tijd, de Nieuwe Rotterdamsche Courant en De Dietsche Warande, citeert in deze laatste Zola en Céard, en behandelt er ook Numa Roumestan van Alphonse Daudet, die hij als ‘romancier naturaliste’ in sommige opzichten boven Zola stelt.

Van Deyssel schrijft, evenals Van der Goes, toneelverslagen in De Amsterdammer.

Van Deyssel bespreekt Zola's Pot-Bouille (alsmede de eerste helft der Rougon Macquart-reeks) en Lemonnier in De Amsterdammer.

1883

Van Deyssel schrijft Nieuwjaarsdag-Ontboezeming in De Amsterdammer, met invloed van Mes Haines.

Van Deyssel schilderkunstcriticus aan het nieuwe dagblad De Amsterdammer.

Van Verwey twee sonnetten in De Nederlandsche Spectator. Van Eeden heeft drie sonnetten plus een wat langer gedicht in de Spectator.

Van Deyssel bespreekt in het weekblad De Amsterdammer Daudet's L'Evangéliste en Zola's Au Bonheur des Dames.

Frans Erens schrijft uit Parijs in het studentenblad Minerva over Daudet's L'Evangéliste met materiaal van de auteur.

Frans Netscher vertaalt iets van Zola voor het Rotterdamsch Nieuwsblad.

Verwey heeft drie artikelen over Potgieter's Florence in De Amsterdammer en vestigt aldaar de aandacht ook op Hemkes en Penning.

Erens schrijft over de naturalistische dichter Rollinat in Minerva.

Erens komt te Amsterdam wonen en propageert de nieuwe Fransen.

Erens schrijft over Rollinat in De Amsterdammer.

Hélène Swarth publiceert Eenzame Bloemen.

Van Eeden's Het Sonnet Amsterdam en Den Haag gespeeld.

1884

Ten Brink's Emile Zola, uitgebreid, herdrukt.

Erens behandelt Baudelaire in De Amsterdammer.

Het Nieuws van den Dag geeft in vertaling Maupassant's La Rempailleuse.

Zola's La Joie de Vivre in vertaling verschenen.

[pagina 200]
[p. 200]

Van der Goes over Paap's satire Bombono's (gelijk Van Deyssel nog niet spot) in De Amsterdammer.

Van Deyssel prijst in dat weekblad Netscher's Studiën in onze Tweede Kamer in het tijdschrift Nederland.

Van Deyssel valt Schaepman aan over zijn esthetica, in De Amsterdammer.

Verwey keurt er Beets' laatste gedichten in drie artikelen af. Arij Prins krijgt de naturalistische novelle Een Buitenkansje in De Nederlandsche Spectator, en andere novellen in het maandblad Nederland geplaatst.

Van Eeden's De Wonderbloem, navolging van Shelley's The Sensitive Plant, in ‘Nederland’.

Couperus publiceert Een Lent van Vaerzen, die ten dele in De Gids en de Spectator hadden gestaan.

Hélène Swarth publiceert Blauwe Bloemen, na ze ten dele in Gids en Spectator te hebben gehad.

Vosmaer verdedigt in De Nederlandsche Spectator tegenover Beets het sonnet.

Erens schrijft in De Amsterdammer over Barrès.

1885

Paap heeft een satire in de Amsterdamsche Studenten-Almanak.

Van Eeden komt met de Grassprietjes van Cornelis Paradijs. Ten Brink brengt in boekvorm Causeriën over Moderne Romans, o.a. over Zola, Flaubert, Lemonnier en Maupassant. Arij Prins behandelt in een reeks artikelen in De Amsterdammer en Het Nieuws van den Dag de naturalisten Desprez, Gaze, Huysmans, Maupassant, Lemonnier, J. de Goncourt, Bourget, en van Zola Germinal; prijst er terloops Balzac, Stendhal, Flaubert en Daudet.

Netscher propageert het naturalisme in De Amsterdammer, het Algemeen Handelsblad, De Gids, Nederland, Het Nederlandsch Muzeum, De Portefeuille.

Arij Prins plaatst de naturalistische novelle Het Dubbeltje in De Amsterdammer.

Winkler Prins brengt de bundel Sonnetten.

Arij Prins publiceert de bundel naturalistische novellen Uit het Leven.

Netscher legt de bundel naturalistische schetsen Studie's naar het Naakt Model ter perse.

 

De Nieuwe Gids verschijnt en opent met een sprookje in de trant der Duitse romantiek van 1820.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De Nederlandsche Spectator

  • over De Gids


auteurs

  • over Lodewijk van Deyssel

  • over Cd. Busken Huet

  • over Marcellus Emants

  • over Carel Vosmaer

  • over Jan ten Brink

  • over Jacques Perk

  • over Willem Kloos

  • over Willem Paap

  • over Frans Erens

  • over Arij Prins

  • over Frederik van Eeden