Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schole der deughden (1630)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

ebook (2.73 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

dialoog


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schole der deughden

(1630)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Cap. VI.

Vanden ooren om te hooren ende hoemen daer comt.

A.

Maer ghy verstaet wel dat dat niemant sonder dese innerlijcke ooren te hebben God mach hooren?

B.

Jae wel.

A.

Daer nu de Heere seyt, wie ooren heeft om hooren, verclaert hy immers dat elck een dese ooren niet en heeft.

B.

Dat weet ick niet de Schrift seydt oock sy hebben ooren ende en hooren niet. Jer. 5. v. 21. Ezech. 12. v. 2. menich heeftse wel maer ghebruycktse niet, al woeckerde de begraver vant eene pondt niet met sijn pondt soo mochtmen daerom niet segghen dat hy gheen pont en hadde, maer wel (om sijn niet ghebruycken) dat hy gheen pont om woeckeren hadde een dronckert mach redelijck verstant hebben sonder dat hy redelijck sonder dat hy reedelijck verstant heeft omme dat te ghebruycken tot het verstooren van Godes waerheydt, ghemerckt hy dat misbruyckende daeghelijcks benevelr, ja begraeft inden wijn. Dan seytmen oock wel (doch oneygentlijck) dat hy gheen reedelijck verstandt heeft maer een beesten, alsoo mach oock wel yemandt dese innerlijcke ooren hebben nochtans soo, dat hy verstopt ende vervuylt zijnde metten lust totter looghen, Ga naar voetnoot+ niet en zijn ooren om den waerheyt te hooren, ten zy dan dat zy eerst ghereynicht zijnde vande Heere oft besneden vande lust ter looghen. Als Godt dan den ooren besnijt vande vleeschelijck lusten, soo en gheeft ofte maeckt hy gheen nieuwe ooren: maer suyvertse ende neemt die hindernissen wegh ghelijck hy wegh nemende het steenen herte of des herten hardigheyt gheen nieu herte en gheeft inden lichame, maer wel een geboghsaem ghemoet, nieuwe lust wil ende onderdanigheydt door sijnen leeren der waerheydt. Niet te min, laet ons nemen of Godt niet en vernieude of suyverde de verstandelijckheyt, het oore des reedelijckheydts ende andere crachten der zielen, maer gheheel nieuwen den menschen gave: wat suldy daer uyt sluyten?

A.

Dat al dit trecken Godes gheschiet buyten alle toe-doen, Ga naar voetnoot+ toe-stemmen oft wille des menschen, want ghy seght self dat des willens veranderen comt uyter kennissen der Waerheydt. Dese mach niemant hebben sonder die gheleert te hebben van Gode, sonder Gode te hooren mach niemant waerheyt van Gode leeren ende sonder ooren te hebben mach niemandt Gode hooren: Geeft Godt dan den ooren. War mach de mensche doch willen of doen tot dit trecken? Niet altoos. Dat nu Godt den ooren gheeft ghetuyght sijn H. Gheest opentlijck inde H. Schrift, daer hy seydt: Ga naar voetnoot+ het hoorende oore, ende siende ooghe zijn beyde van Gode ghemaeckt.

[Folio 477v]
[fol. 477v]

B.

Ghy sluyt niet wel, ten volght niet al seydt de Schrift sulcks (die doch de vernieuwingh vant innerlijcke oor ende ooghe, hier met meynt) dat daerom des menschen will in toe-stemmen tot dit trecken niet met allen soude doen: Want Adams oor was hoorende ghemaeckt, des niet te min was sijn toe-stemmen in't trecken Godts tot sijn onderdanigheydt soo geheel van noode, dat hy doo't niet toe-stemmen in't verderven gheraeckte, ghy wilt immers dit nieuwe oore inden herboornen niet beter maecken dan Adams was voor den val.

A.

Jae sy doen, Ga naar voetnoot+ segghende dat d'eerste vryheyt was te moghen niet sondighen, maer d'onse veel grooter te zijn, te weten, niet te moghen sondighen.

B.

Dat moghen sy weten, gheen verwe seggen sy, segghe ick, die soo heel het weder-spel leeren dat sy oock houden dat alle weder-ghebooren noch altijdt moet sondighen ende niet op-houden mach van sondighen.

voetnoot+
Ierem. 6. cap. 10.

voetnoot+
Oft Godt den mensch treckt buyten alle medewerckinge des menschen.
voetnoot+
Prov. 20. 6. 12.

voetnoot+
Instit. 2. 59. ex augustino.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken