Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uut-roedinge van des verderfs plantinghe, dragende die verderffelijcke vrucht (1630)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uut-roedinge van des verderfs plantinghe, dragende die verderffelijcke vrucht
Afbeelding van Uut-roedinge van des verderfs plantinghe, dragende die verderffelijcke vruchtToon afbeelding van titelpagina van Uut-roedinge van des verderfs plantinghe, dragende die verderffelijcke vrucht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat
non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uut-roedinge van des verderfs plantinghe, dragende die verderffelijcke vrucht

(1630)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XVII.Ga naar margenoot+

Godt die sijn Wet geboden heeft, wist wel dat sy des menschen macht te boven gaet. Godt gebiedende onmogelijcke saken heeft den Mensche geen overtreders gemaeckt, maer heeftse verootmoedicht, op dat alle mont gestopt zij.
Antwoorde.

Dit's nu by Bernardum plat anders gesproken, dan hier vooren is gebleken by Augustinum geseyt te zijn. So spreeckt d'een Mensche tegen d'ander: ja oock veel-tijdts elck tegen sich self.

2 Maer laet de Wet Godes des menschen macht te boven gaen: volgt daer uyt, dat sy d'Almogende macht Godes te boven gaet? Of ist by Gode oock alles onmogelijck, wat by den mensche onmogelijck is? Ga naar margenoot+Hier toe seyt de Waerheyt selve plat neen. Of ist het geen dat goet ende Godes wille is, den geloovigen dien alle ding mogelijck is, onmogelijck? Of vermacht gheen mensche alles in Christo die hem sterckt? Ga naar margenoot+Hier toe seyt d'Apostel uyt ondervindinge openbaerlijck ja. Wat is dit nu voor een bewysinge?

3 Voor bewysinge, segge ick, genomen uyt menschen waen teghen de Godlijcke Waerheyt. Die gebied ons immers oock de liefde Godes ende des Naesten, daer alle de Wet ende Propheten in sijn begrepen. Wat seydt die van sulcke sijn Wet ofte Juck: Dat die onmogelijck is als dese? Dat sy swaer is? Gheensins; maer dat sy soet ende licht is. Ga naar margenoot+ Daer by komt d'Apostel der Liefde, die lief hadde ende liefde kende, dat Christi ghebodt niet swaer en is. Hy ga nu heen (die bedrogen wil zijn) ende gheloove menschen goet-duncken tegen die klare woorden der Godlijcker Schriftueren selve.

4 Maer noch en doog in allen gevalle niet het eynde, daer toe hy seyt: dat God dan mensche onmogelijcke saken soude geboden hebben. Welck is dat eynde: Verootmoediginge? Lieve segt doch, mach sich oock iemandt als van overtredinge verootmoedigen, om niet gedaen te hebben 'tgheen hy waent of weet hem onmogelijck te zijn om doen? Ick achte wel neen.

5 Men neme of Godt ons geboden hadde sonder vlogelen inden Hemel by hem te vliegen, of sonder licht te sien: soude oock eenich mensche sich om sulcx niet gedaen te hebben inder waerheyt ende met ernst mogen beschuldighen of verootmoedighen? Dat en sal niemandt seggen.

6 Maer veel eer soude elck seggen, of ten minsten dencken moeten, dat niet wy in't niet-doen van sulcx, maer Godt in't gebieden van onmogelijcke dingen zondichde, of ten minsten dat God, soo't niet-doen van sulcx zonde ware, self den menschen tot overtreders gemaeckt heeft, ende hen-luyden onvermydelijc doen zondigen. Dit schijnt hy wel gemerct te hebben, dat noodtlijck uyt sulck sijn seggen moste volgen. Maer hy seyt dat God onmo-

[Folio ccc xviv]
[fol. ccc xviv]

gelijcke dingen gebiedende, den menschen geen overtreders en heeft gemaeckt. Dat seyt hy, maer dat bewijst hy niet, hy en mach't (soo't ander sijn seggen waer is) niet bewysen: doch is al dit menschelijck segghen sonder, ja plat tegen het Godlijck seggen. Wie mach sulck sijn seggen dan gelooven?

Hier mede is nu te vollen beantwoort het Schrift dat my ter handen was ghekomen: ende hier mede soude ic dit mijn schryven ge-eyndicht hebben, waer't dat noch onlangs in Amstelredam niet vande predickstoel opentlijck gespottet ware, van dat ick onderscheyt gemaeckt hadde tusschen zonde ende schulde, in't handelen van't deel des gebeds: Vergeeft ons onse schulden, &c. Mat. 6, 12. Ende want dese plaetse bysonder meest werdt voor-gewent, tot bewijs, dat niemand hier mach leven sonder te zondigen tot des lichaems doot toe; so hebbe ick dit selve bidden hier willen by voegen, op dat mede by den Leser mach geoordeelt werden.

margenoot+
Bernard. serm. 50. in Cant.
margenoot+
Matt. 19, vers. 26. Matt. 9. vers. 23.
margenoot+
Phil. 4. 13.
margenoot+
Matt. 11, vers. 30. 1 Joa. 5, 3

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken