Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. Schrifturen (1630)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. Schrifturen
Afbeelding van Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. SchrifturenToon afbeelding van titelpagina van Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. Schrifturen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. Schrifturen

(1630)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

iiij.

Ende hy (Godt) ruste den sevenden Dach van alle sijne werkcen die hy ghemaackt hadde. Gene.2.2.
Mijn Vader werckt tot nu toe, ende ick wercke oock. Ioan 5.17.

Twijfelijcke bedencken.

HOe machmens vereenighen dat Godt tot noch toe werckt en dat hy ruste den sevenden dagh? Die woorden, Tot noch toe wercken, en lijden immers niet dat Godt de sevende dagh ruste van alle sijne wercken. Daar staat niet van eenighe, maar van alle sijne wercken. Vindt-men oock yet dat platter strijdigh is teghen malkanderen dan rusten ende wercken?

Schrif[t]uyrlijcke vereeniginghe.

Neen, Rusten ende wercken zijn elckander op't uyterste teghen.

Twijfelijck bedencken.

Soo sie ick niet hoe ghy dese twee sproken mooght vereenighen.

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Ick seer wel.

Twijfelijck bedencken.

Laat hooren, my verlanghet.

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Het Scheppen van Hemel ende Aarde, met allle datter inne is, houdy immers voor een werck Godes?

Twijfelijck bedencken.

Onghetwijfelt.

Schriftuyrlijcke vereeniginge.

Houdy niet dat Godt die gheschapen werelt bestiert?

Twijfelijck bedencken.

Soude ick niet? of houdy my voor een Epi-cureum?

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Neen ick. Maar houdt ghy dat het scheppen ende het bestieren een selve werck is, so dat wat men van't scheppen of maken seydt, oock ver-staan moet worden van't bestieren gheseydt te zijn?

Twijfelijck bedencken.

Als dooe een Nevel, maar niet klaarlijck sie ick u meyninghe.

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Ick sal u die met een ghelijckenisse verclaren. Is het scheepmaken niet een werck?

Twijfelijck bedencken,

T'is.

Schriftuyrlijck vereeniginghe:

Het bestieren van't ghemaackte schip is me-de een werck.

Twijfelijck bedencken,

Recht.

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Zijn dese twee wercke so een, dat men spre-kende v[a]n't scheepmaken, alle t'selve oock ver-staan moet gesproken te zijn van't schip te stieren?

Twijfelijck bedencken.

Neen gheenssins, want een ander werck is een schip te maken, ende een ander werck is een schip te bestieren.

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Ghy verstaadt my wel. Seght nu, is dan het scheppen van de werelt gheen ander werck Godts, dan het bestieren van de werelt?

Twijfelijck bedencken.

Onghetwijfelt. Nu soude ick by na verstaan niet alleen datmen, maar oock hoem[e]n dese twee sproken soude moghen vereenighen.

Schriftuyrlijcke vereeniginge.

Ick gelooft. Maar merckt ghy oock waarom ghy't te vooren soo qualijck gheloofde?

Twijfelijck bedencken.

Waarom?

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Om dat ghy d'eene sproke raybraackte, een stuck daar af voor ooghen naamt, ende opte geheele aanklevende woorden niet en lettede.

Twijfelijck bedencken.

Op welcke woorden?

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Ghy en saaght maar op die woorden: Ende Godt ruste den sevenden Dach van alle sijne wercken: maar die ander woorden daar by behoorende ende hen selfs verklarende, namentlijck: Die hy ghemaackt hadde: liet ghy ongheacht varen: wat gheven dese woorden doch anders te kennen, dan dat Godt ruste van't maken des werelts met al sijnen ingeweyden, also die doe al volmaackt was? Als ruste nu Godt van't maken des werelts, soo en ruste hy daarom niet van 't bestieren des werelts.

Twijfelyck bedencken.

Neen, dat versta ick nu grondtlijck. Want die Text brenght daar naactelijck mede dat Godt ruste van't werck van maken, niet van't bestieren des werelts: op dat ghy nu mooght verstaan dat ick versta, soo neemt datter zy een Scheepmaker die oock een goedt stierrman zy. Dese sal een schip ghemaackt hebbende, daar [m]ede over Zee varen, ende rustende van't schip te maken, des niet te min wercken ende doende wesen in't stieren van den schepe: so dat men segghen mach, die scheepmaker rust van't scheepmaken, ende daar by segghende, die scheepmaker is doende of werckende in't bestieren van't ghemaackte schip, gheen contrarie of wederwertighe saken en spreeckt. Doch wille ick nu voorts gaarne wat breeder verclaaringhe hoo-ren van dit bestieren Godes van sijn werelt met datter inne is.

Schriftuyrlycke vereeniginghe.

Gaarne, ende wil om kortheydts wille maar spreken van eenige werken Godes (wat mensch mach die al bedencken, swijghe uytspreken?) die Godt heeft ghedaan na t'scheppen ende noch is doende. Wrochte Godt niet terstont na t'scheppen vande werelt inde bestieringhe niet alleen vande gantsche werelt, maar ooc vande Mensche? Was sijn liefde tot Adam niet doende in't waarschouwen voor den Doot? Sijn Rechtvaardigheydt in't straffen na Adams zonde? Ende sijn barmhertigheydt in't troosten van den vluchtighen gewroeghden zondaar Adam? So en ruste oock Godts rechtvaardigheydt niet int berispen van de Broedermoorder Cain: in't verderven metten watere van de onboetvaardighe werelt: in't vernielen metten vuyre van de Godtloose Sodomijten: ende in't versincken vande Tyrannighe ende hartneckighe Pharao

[Folio 34r]
[fol. 34r]

met sijne heyloose Crijchsvolc. Daer tegen was oock te recht doende die ghetrougheydt, goet-heydt ende Almogentheydt Godes in't behouden vanden geloovigen Noe metten sijnen, in't bewaren van den gastvryen Loth met sijnen Dochteren, in't beschermen van den gehoorsamen Abraham met allen sijnen afkomste. Die verlost hy wo[n]derlijck uyten Diensthuyse van Egypten, belaat hem wijselijck met menighte van Ceremonien, tot voorhoedinge van de Af-goderije onder den Heydenen, besorghtse vader-lijck met broodt uyt den Hemele, ende water uyt den harden steenklippen, straft den oproer-ders miraculeuselijck, ende voert den g[e]hoor-samen in de beloofde ruste. Daer is een kleyn weynigh verklaart vande heerlijcke, wonderlijcke ende moghende wercken Godes in 't bestieren vande menschen alleen. Wanneer souden wy eynden, indien men die al wilde vertellen?

Twijfelijck bedencken.

Als d'onbedachte man eynden sal van't tellen vande baren vander zee, somen seydt. Want die sulcx voorgenomen hebbende, sach dat als hy meynde ghedaa[n] te hebben, telcken weder moeste beghinnen. Des hy daar uyte scheyden moeste. So moeten wy mede, ten waar u een weynigh oock gheliefde te verclaren van de meyninghe in den woorden Christi: Mijn Vader werckt tot nu toe. Wa[n]t van Moysi woorden segghende van 't rusten Godes, hebdy my vernoeght.

Schriftuyrlijcke vereeninginghe.

Het ghelieft my wel Merckt dan. Christus hadde op ten S[a]bb[a]th een man die acht ende dertich jaren kranck was geweest ghenesen, ende den genesene bevolen sijn bedde te draghen tot onlochbaar bewijs van sijne volkomen ghenesinge Hier argerden sich die Pha[r]izeen aan, ende vervolgen Christum om sulcx gedaan te hebben opten Sabbath. Daer op antwoorde de Heere, als nu geseyt is van't wercken zijns Vaders. Waar mede hy die schijnheylighen te verstaan gaf henluyd[e]r superstitieuse onder-houdinge van de uyterlijcke S[a]bbath, sonder dat syluyden acht namen opten waren ende altijdt duyrenden Sab[b]ath, ons van Gode bevoolen.

Twijfelijck bedencken.

Welcke houdy die te wesen?

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Dat wy souden op houden van te doen onseGa naar margenoot+ eyghen lusten ende wille.

Twijfelijcke bedencken.

Waer toe ghebiedt Godt sulcx?

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Om dat wy't vyerende van onse quade wille ende wercken, Godt ruymte in ons soude hebben om sijn goede wille ende wercken te wercken. Ende wy alsoo inder waarheydt soudenGa naar margenoot+ moghen voeren die salighe name: mijn wille in haar ende tot Gode moghen segghen: ghyGa naar margenoot+ Heere sult ons vrede gheven, want alle onse wercken hebt gy in ons ghedaan. Alsoo wilde de heere Christus hier segghen: Laet u niet wonderen dat ick opten Sabbath ghenesende wercke. Want ick doe niet mijn, maar mijn Uaders wille ende werck, dats helpen ende ghenesen S[u]lck werck werckt oock mijn Uader van de Scheppinghe af sonder ophouden tot noch toe, in allen diet b[e]geeren, ende dat doe ick mede als die sulcx van den Uader gesien hebbe.

Twijfelijck bedencken.

My vernoeght, ende merckende nu wat het rechte vyeren is van den Sabbath, wil ick in den Heere voor alle dingen poogen mijnen wille te laten, daar af te vyeren, ende hier inne ChristumGa naar margenoot+ na te volghen, die ghekomen was om te doen niet sijnen, maar sijn Uaders wille, so hy oock tot inder doot toe heeft ghedaan.

margenoot+
Isa.58.13.
margenoot+
Isa.62.4.
margenoot+
Isa.62.12.
margenoot+
Ioan.[6].38.5.30, 4.34.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken