Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. Schrifturen (1630)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. Schrifturen
Afbeelding van Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. SchrifturenToon afbeelding van titelpagina van Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. Schrifturen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. Schrifturen

(1630)–D.V. Coornhert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

vij.

Ick hebbe ghevonden David de Soon Iesse, een Man na mijn herte, die alle mijnen wille sal doen. Acto.13.22.
David en dede niet den wille Gode, als hy met Betsabea Overspel dede, ende als hy aan haer man Vriam wert Manslachtigh. 2.Reg.11.

Twijfelijck bedencken.

GOdt heeft ende hadde al voor Davids tijden Overspel ende Doodtsalagh verboden. Die dede David beyde. So en dede hy in desen niet des Heeren wille. Waart oock Godes wille gheweest, hy en soude David daarom niet berispt, veel min ghestraft hebben ghehadt. Hoe mach dan waar zijn dat David alle Godes wille dede, soo de Text wel klaarlijckhoudt dat David doen soude? Of dan noch David in sijnre jonckheydt al schoon een Man na Godes Herte was, als doe ter tijt doende alle dat Godes wille was: mocht hy sulcx oock wesen ende doen, als hy Overspel ende Manslacht doende, een Overspeelder ende Dootslager worde? Dat en sal niemant seggen. Of en sagen die al siende Oogen vande eeuwige Wijsheyt Godes, niet in Davids onnosele jonckheyt sijn toekomende Overspelighe ende Manslachtighe-Manheyt.

Schriftuyrlijcke Vereeniginghe.

Wat soude Godt verborghen zijn,die al siet voor Oogen wat was, is, ende worden sal.

Twijfelijck bedencken.

Hoe mocht Godt dan met recht voorseggen

[Folio 36v]
[fol. 36v]

dat David al sij[n]en w[i]lle soude doen, indien hy die toekomende grove zonden Davids sach?

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

So Godt sijne grove zonden voor-sach, alsoo voorsach hy oock sijn ootmoedigh beken van zonden, sijn ware af-latinghe van zonden, ende van doe voorts aan sijn volhardinge in de Onderdanigheydt Godes. Of meyndy dat sijn rechtschap[e]n aflaat van zonden niet soo wel als sijne zonden ghesien en was in die eeuwighe Uoorsienigheydt Godes?

Twijfelijck bedencken.

Neen, soo wel verscheen teffens Davids boet als sij[n] zonden in de eeuwighe Uoorsienigheydt Godes.

Schriftuyrlycke vereeniginghe.

Ga naar margenoot+Also is. Want Godt heeft voorsien welcke die ghene souden wesen, die inden name ChristiGa naar margenoot+ gelooven souden: die Iesum Christum aannemen souden: die kinderen Godes woordenGa naar margenoot+ souden: ende die het Evenbeelde sijns Soons (daar toe Godt soodanighe heeft ghepredestineert) ghelijckformigh worden souden. Waren dese luyden sodanighe al van te voren?

Twyfelyck bedencken.

Ga naar margenoot+Uoorwaar neen, maar Zondaren ende vyandenGa naar margenoot+ Godes.

Schriftuyrlycke vereeniginghe.

Alsment dan hier mede alsoo neemt, dat God David noemde een Man na sijn Herte, die alle Godes wille doen soude: ende dit niet na t'ghene hy was eer hy Koning was, af als hy Overspel ende Dootslagh dede: maar na t'gene de Heere eeuwelijc voorsach dat David na sulcke grove zonde soude worden: soo en blijft hier gheen strijdigheydt altoos, gemerckt David daar na soodanighen Man is gheworden.

Twyfelyck bedencken.

Hoe danigh worde hy daar na?

Schriftuyrlycke vereeniginghe.

Ga naar margenoot+Godes Gheest s[e]lve getuyght in de heyligeGa naar margenoot+ Schrift, dat David daar na is gheweest een Man, wiens Herte volmaackt was; die datGa naar margenoot+ recht was dede voor den ooghen Godes, ende die niet af gheweken en was in alle sijne leven van alle t'ghene hem de Heere hadde bevolen, dan alleen in 't stuck van Uria. EndeGa naar margenoot+ die int aanschouwen Godes met Gode wandelde in Waarheydt, in Rechtvaardigh[e]ydt ende met oprechter Herten. Seght nu: Of hy niet en doet alle die wille Godes, die alle sulcx doet?

Twijfelijck bedencken.

Uryelijck ja. alsment soo wil nemen, dat na dit toekomende oprecht worden Davids, ende niet na sijne zonden daar voor gaande, David in de eeuwighe Uoor-ooghentheyt Godes een Man was na t'herte Godes, die alle Godes wille voorts aan soude doen: soo mercke ick wel dat hier alle schijn-strijdigheyt wijckt.

Schriftuyrlycke vereeniginghe.

Soo nemende, neemtmens na den rechten sinne alhier (mijns beduncken) ende oock na den gemeynen maniere van spreken der Godt-lijcker schriftuyren, daar mede dan dese meyninghe doorgaans over een is stemmende. Maar wilmens anders nemen, men sal weder-schriftelijcke ja Godts-lasterlijcke saken moeten ghevoelen van Gode.

Twijfelyck bedencken.

Welcke?

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Dat David, doende Overspel ende Doot-slagh, ghedaan heeft na den wille Godes.

Twijfelijck bedencken.

Dat is valsch.

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Dat Gode sulck Overspel ende Manslacht aanghenaam zy gheweest.

Twijfelijck bedencken.

Dat waar lasterlijck.

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Dat Godt self ghewilt heeft dat David die twee sonden soude bedrijven.

Twijfelijck bedencken.

Dat waar grouwelijck van Gode te ghevoelen.

Schriftuyrlijcke vereeniginghe.

Ende dat Godt David ghestraft heeft om bedreven te hebben t'ghene Godt selve wilde dat David soude bedrijven.

Twijfelijck bedencken.

Dat waar een Godtloos, Libertijnsch, ja Duyvelsch ghevoelen van Gode. Ick houde my aan u meyninghe veel liever. Want die is Schriftuyrlijck ende sonder alle arghernisse.

margenoot+
Rom.8.29.
margenoot+
Ioan.1.12.
margenoot+
Ioan.11.12.
margenoot+
Rom.5.8.
margenoot+
Rom.5.10.
margenoot+
3.Reg.11.4, 15.3.
margenoot+
3.Reg.15.5.
margenoot+
3.Reg.15.5.
margenoot+
3.Reg.3,6

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken