Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Antiek toerisme (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Antiek toerisme
Afbeelding van Antiek toerismeToon afbeelding van titelpagina van Antiek toerisme

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

Scans (9.61 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Antiek toerisme

(1911)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXI.

Er was een dicht palmenwoud, waardoor de reizigers zich begaven naar den tempel van Ammon-Râ, wiens muren zich uitbreidden, een stad gelijk.

- Zie, heer, zeide Kaleb, die voor ging en hij wees; deze zijn mannelijke palmboomen, en die fijnere, daar, zijn vrouwelijke en zij huwen met elkander, heer, en zij gevoelen liefde voor elkander; zij groeien naar elkander toe, zie heer, zoo als deze mannelijke en deze vrouwelijke palmboom en zij wuiven elkander toe en de mannelijke bevrucht de vrouwelijke boom, en alleen als zij elkander liefhebben, zijn de vruchten welig, en de honig en wijn er van aangenaam om te nuttigen.

- Het is zoo als Kaleb zegt, beaamde Tarrar; de palmboomen in mijn land huwen elkaâr en zijn ook de voortreffelijkste van de heele wereld....

- Zij huwen elkaâr ook in Saba, zei Kaleb be-

[pagina 167]
[p. 167]

leedigd; wij hebben in Saba geuriger honig en dadelwijn, dan jij hier in Libyë hebt....

Er ontstond tusschen Kaleb en Tarrar een vrij heftige woordenwisseling omtrent de meerdere of mindere voortreffelijkheid van Saba's en Libyë's palmen, maar de reizigers traden de eerste tempelpoort in.

Er was een driedubbele rij van muren, rondom het oude heiligdom, maar de muren vielen in puin, de obelisken zonken weg, over de sfinxen weligde het onkruid met bloeiende lianen, hoog gras schoot op tusschen het plaveisel van den dromos, en alle poorten stonden open. Er was een dichte schaduw van de looverkruinen der hartsige terebinth-boomen, die in den zonneschijn geurden met zware aromen. De vleezige agaven en aloës woekerden met hare zwaarden over de muren en de lange stengels bloeiden met de fabelgroote, scharlakene bloemen, die stoomden als van een wierook. Maar het waren vooral de datura's, wier albasten hangende bekers een bedwelming uit goten, een bezwijmeling, een dronkenschap van zware geuren, om welke de groote atlas-vlinders traag wiekten en bleven rond zweven.

Er waren geene poortwachters en de reizigers liepen door, den eindeloozen dromos af. De kolossen rezen, ter zijde, uit monoliethen gebouwen, maar zij ook helden scheef, of verzonken. Eindelijk, uit het verschiet der pylonen, die zich rijden en eindeloos rijden, trad een groep van priesters de

[pagina 168]
[p. 168]

reizigers te gemoet. Het was de opperpriester van Ammon-Râ, en het waren elf andere priesters en zij waren allen zeer oude grijsaarden. Zij waren allen grijs gelokt en zij droegen allen lange grijze baarden. Zij droegen allen vuurroode lange tabbaarden, en toen hunne theorie naderde, waren zij gelijk aan goden. Zij waren aandoeningloos en waardig, schijnbaar.

Want zij wilden niet hunne verassing den vreemden doen blijken. Het Orakel van Ammon werd niet meer bezocht, zoo als het bezocht werd twee eeuwen geleden. Het werd niet meer geacht; de tempel verviel; zomers gingen voorbij, zonder dat er éen pelgrim daagde. Maar Lucius had het Orakel van Ammon willen raadplegen, juist omdat het historiesch verleden er voor hem een dichterlijke bekoring aan gaf. En toen hij den opperpriester naderen zag, strekte hij de handen in eerbied uit naar den grond en knielde en boog het hoofd en achter hem knielden en bogen Thrasyllus, Kaleb en Tarrar.

- Wat zoekt gij, mijn zoon? vroeg de honderdjarige opperpriester.

- De Waarheid, antwoordde Lucius.

- Treed dan binnen in het Huis van de Zon, noodde de opperpriester.

En de reizigers rezen, en de priesters, verheugd, geleidden hen. Door pronaos en nêos geleidden zij hunne bezoekers in den secôs, in het allerheiligste. En de opperpriester, wijzende in de gouden

[pagina 169]
[p. 169]

schaduw van middagduister tusschen zuilen, boomstammen gelijk, het immense, oeroude beeld van Ammon-Râ, den zonnegod met den stierenkop, vervolgde:

- Want wien haar waardig is, verlicht de Zon de Waarheid, zoo als zij eeuwen geleden Alexander van Macedonië de Waarheid verlichtte. De godheid uitte zich, vóór zijne komst, alleen met het bewegen der brauwen en het fronsen zijns stierenvoorhoofds tusschen zijn godlijke hoornen.... Maar Alexander van Macedonië sprak de godheid toe met het geluid van zijn loeiende stem en hij zeide hem, duidelijk hoorbaar voor den vorst en geheel zijn gevolg, dat hij de Zoon was van de Zon, de zoon van Jupiter-Ammon-Râ....

Lucius zag op naar het beeld. In den gouden tempelschemer, waar het middagdagelicht binnen zeefde en brak tusschen de zuilen in poeïerende stofwemeling, zag hij den oppersten god, die niet meer geteld werd, verschaduwen, verveloos hout en kleurloos bazalt, en pokdalig geschonden en blind, waar hem zijn juweelen oogen en eenmaal ingezette edelgesteenten ontroofd waren aan zijn stierenkop en menschelijken hals. En hij voelde in zich een zoo diep erbarmen met den verschemerenden god - eenmaal al-geëerd, nu vergeten in zijn ver weg verzinkend heiligdom der Lybische woestenijen, - dat hij de knieën boog, in medelijden en eerbied....

De Joodsche ziener, die woonde in de grot van

[pagina 170]
[p. 170]

Neith, had den nieuwen god, Jahve's zoon, wellicht, dagen gezien en stralen.... Hier, in de immensiteit zijns vervallenden heiligdoms, zag Lucius verschemeren den god, die werd vergeten, maar dien Alexander van Macedonië, twee eeuwen geleden, had gezocht dwars door wervelstormen en zandhoozen heen....

Toen Lucius opzag, was hij alleen met den ouden opperpriester.

- Vader, zeide hij geknield; ik wil de Waarheid weten. Ik wil weten, of wat ik dènk, dat de Waarheid is, mij door orakel geopenbaard na orakel... de Waarheid is voor Jupiter-Ammon-Râ....

- Zoon, zeide de priester; de Waarheid blinkt niet dan na meditatie. Na overpeinzing en vrome gebeden. Na dagen en nachten van samenzijn met de godheid. Ik zal uw middelaar zijn. En gij zult wéten, wat gij weten wilt, als ge vertrouwt....

- Vader, zeide Lucius. In uw heilige handen leg ik mijn voorhoofd neêr, zwaar van zorg en leed en twijfel....

Hij boog het hoofd naar des priesters beide opene palmen....

 

Hij bleef vijf dagen en nachten met den priester samen. In het heiligdom verwisselden de gouden schaduwen van den dag voor de blauwe schaduwen van den nacht en de zonnepoeieringen voor de flakkering der tempellampen. Er was het gebed en de vasten en er was de aanvoeling van ziel aan ziel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken