Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De boeken der kleine zielen. Deel 3 en 4 (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van De boeken der kleine zielen. Deel 3 en 4
Afbeelding van De boeken der kleine zielen. Deel 3 en 4Toon afbeelding van titelpagina van De boeken der kleine zielen. Deel 3 en 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.41 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De boeken der kleine zielen. Deel 3 en 4

(1991)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 499]
[p. 499]

Verantwoording

[pagina 501]
[p. 501]

In juni 1901 schreef Couperus aan zijn uitgever L.J. Veen: ‘De Boeken der Kleine Zielen zullen in vier romans geschreven worden; dus met iii en iv kom ik later bij U aan. [...] In boek iii gebeuren de groote tragedies; in boek iv is mijn kleine held, nu 13 jaren, een man. -’Ga naar voetnoot1 Hij zou de delen evenmin als de eerste twee delen aan De gids ter publikatie aanbieden. Veen informeerde naar de titels, maar die stonden nog niet vast: ‘Voor iii en iv zit ik mij ziek te denken, hoewel ik precies weet hoe de boeken worden, vind ik nog geen ondertitels. Wij zoeken nog...’Ga naar voetnoot2 Couperus overwoog als titel voor het laatste deel: ‘De Man der Eeuw... maar dat is nog onzeker... Dat is dan mijn kleine held van nu... [...] iii en iv worden ongeveer van de zelfde grootte; type groot boek [...].’Ga naar voetnoot3

Onmiddellijk na de voltooiing van Het late leven, deel ii van De boeken der kleine zielen, begon Couperus in juli 1901 aan het volgende deel.Ga naar voetnoot4 Het werk vorderde goed. In september schreef hij aan Veen: ‘[...] aan het derde boek, waarin de emotie stijgt, werk ik met ijver en pleizier. -’Ga naar voetnoot5 Een maand later gaf hij de titels van de delen iii en iv op: Zielenschemering en Het heilige weten. Naar zijn zeggen werd Zielenschemering ‘heel mooi’. Hij hoopte ‘dat de

[pagina 502]
[p. 502]

Boeken iii en iv ongeveer 1 Maart a.s. gereed zijn. - als God het wil. Het is genre Eline Vere, maar ik vind beter.’Ga naar voetnoot6 Op 10 oktober 1901 voltooide Couperus het eerste deel van Zielenschemering en ging hij profiteren van het mooie weer in Nice.Ga naar voetnoot7 In deze tijd schreef hij aan zijn vriend Jhr. Ram: ‘Ik schrijf, schrijf, schrijf maar. Wat wil je, het is het eenige wat ik kan, (en nog maar misschien....; laten we niet al te zelfbewust zijn). Toch werk ik alleen maar een paar uren 's morgens, maar dat met een regelmaat, [...] die prijzenswaardig is, in een anders zoo losbandig mensch als ik. Je weet, dat de Kleine Zielen aan de kimmen dagen... Na de Kleine Zielen volgt Het late Leven, daarna Zielenschemering (waaraan ik nu bezig ben); in de toekomst zal Het heilige Weten den cyclus voltooien.’Ga naar voetnoot8

Eind november legde Couperus de laatste hand aan Zielenschemering. Als dit deel af zou zijn, zou hij eerst een paar sprookjes schrijven en daarna beginnen aan Het heilige weten.Ga naar voetnoot9 Op 27 november was Zielenschemering klaar: ‘[...] ik heb het mijne vrouw voorgelezen, die er een beetje, heel erg, melancholiek van is geworden.... Het Heilige Weten zal meer in majeur geschreven worden, maar ik begin er pas in Januari aan [...].’Ga naar voetnoot10

Couperus begon inderdaad in januari 1902 aan Het heilige weten, maar op verzoek van Veen liet hij dit boek na enkele weken rusten om zich geheel te concentreren op de kopij en de proeven van het tweede deel, Het late leven.Ga naar voetnoot11 Vervolgens stagneerde het werk door het carnaval in Nice. Couperus voerde niets uit: ‘[...] ik heb er het land over, maar eerst moet ik weêr goed in het Heilige Weten zijn, voor het weêr vlot.’ Het laatste deel zou de cyclus

[pagina 503]
[p. 503]

afsluiten ‘met een nieuw belang [...]: Addy is dan 28 jaar en dokter.’Ga naar voetnoot12 In maart vorderde het werk weer ‘vrij goed’. Couperus legde de laatste hand aan het eerste deel. Hij hoopte het gehele boek vóór 1 juni af te hebben, want dan ging hij op reis. Zijn vrouw was tevreden over het eerste deel van Het heilige weten. Zij vond het ‘zelfs mooi!!’Ga naar voetnoot13

Half mei 1902 moest Couperus aan Veen meedelen dat hij Het heilige weten niet vóór 1 juni zou afkrijgen. De slotscènes van het boek pakten hem ‘erg aan’ en hij kon er zo vlak voor hij op reis zou gaan, niet rustig aan werken.Ga naar voetnoot14 Aan zijn nichtje Marie Vlielander Hein schreef hij op 27 mei: ‘Het is een heel werk, zoo een serie van vier Boeken, ik had niet gedacht dat het zoo moeilijk was! In ons vak blijft er ook altijd nog te leeren en kan je eigenlijk ook nooit iets - zooals de schilders zeggen. [...] Ik geloof dat de volgende Boeken: Zielenschemering en Het Heilige Weten de mooiste zijn, dat denk ik ten minste nu. De laatste scène van het Heilige Weten pakte mij erg aan: jammer, dat ik het boek niet afkrijg voor 1 Juni [...].’Ga naar voetnoot15

Begin juni vertrok Couperus naar Wiesbaden waar hij 's middags ‘heel rustig’ voortwerkte aan de voltooiing van Het heilige weten. Twee weken later berichtte hij aan Veen: ‘Het Heilige Weten is af: de vrouw heeft er om geweend!’Ga naar voetnoot16 Hij vroeg Veen nu het contract van de delen iii en iv op te maken. De uitgever antwoordde: ‘De contracten 3 en 4 zal ik opmaken. Ik hoop dat ze even groot worden dan 1, want voor 2 is het hon. wat te hoog.’Ga naar voetnoot17 In het contract, gedateerd 1 juli 1902, kwamen Couperus en Veen voor de delen iii en iv hetzelfde honorarium overeen als voor de

[pagina 504]
[p. 504]

eerste twee delen: f 6000, -.Ga naar voetnoot18 Couperus had het honorarium bij wijze van voorschot al in januari ontvangen.Ga naar voetnoot19 Hij stuurde het contract op 2 juli getekend terug: ‘Nu niet brommen dat Het Late Leven wat kort is uitgevallen: waarachtig, ik kan het toch niet op een bladzij uitrekenen, en De Kleine Zielen is héél groot uitgevallen. We moeten dat verschil over en weêr deelen. [...] Met de vier boeken te samen hebt ge een mooie serie, waar ge wel over tevreden zult zijn, de boeken iii en iv zakken volstrekt niet: dat zult ge wel zien. Boek iv is misschien het mooiste [...].’Ga naar voetnoot20

Het derde boek, Zielenschemering, verscheen eind november 1902 bij L.J. Veen te Amsterdam. Couperus ontving zijn exemplaar ‘met pleizier [...]. Vooral het perkamenten exemplaar is altijd een heerlijkheid.’Ga naar voetnoot21 Veen had het volgende boek, Het heilige weten, in het voorjaar van 1903 willen uitbrengen, maar de produktie liep vertraging op. Het laatste deel van De boeken der kleine zielen verscheen uiteindelijk in juni 1903. Daarmee was de serie van vier boeken compleet. Veen vroeg Couperus nog een vijfde boek te schrijven, maar begrijpelijkerwijze weigerde Couperus dit.Ga naar voetnoot22

Bronnen

Voorzover ons bekend, zijn van de romans Zielenschemering en Het heilige weten de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd:

A. een manuscript van Zielenschemering en een van Het heilige weten: twee volledige kladhandschriften van de hand van Couperus, die tevens als kopij voor de boekuitgaven hebben gediend. De handschriften bevinden zich in het Nederlands Letterkun-

[pagina 505]
[p. 505]

dig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag (sig. c. 383 h. 1).Ga naar voetnoot23

Het handschrift van Zielenschemering bestaat uit 185 gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die op twee na eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot24 De bladen zijn als volgt genummerd: 1-149, 149-174, 174-183. Het slot van Zielenschemering werd door Couperus herschreven op de achterzijde van de bladen 70 en 71; deze achterzijden zijn genummerd 184 en 185. De oorspronkelijke bladen 184 en 185 met de eerste versie van het slot zijn niet overgeleverd.Ga naar voetnoot25

Het handschrift van Het heilige weten bestaat uit 206 gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot26 Het is als volgt samengesteld: een ongenummerd blad met het opschrift Het Heilige Weten i, en genummerde bladen van 2-42, 42a-100, 1-105.

De kladhandschriften van Zielenschemering en Het heilige weten, die tevens kopijhandschriften zijn geweest, bevatten nogal wat

[pagina 506]
[p. 506]

doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen, en verschillende aantekeningen en tekeningetjes. Couperus heeft de beide boeken zonder veel onderbrekingen op papier gezet. De ductus verschilt nauwelijks; de bladen zijn gedeeltelijk in paarse en gedeeltelijk in zwarte inkt beschreven. De handschriften zijn als kopij te herkennen aan de vouwen in het papier en aan de zwarte vegen die op de zetterij zijn ontstaan.

De tekst van de handschriften wijkt inhoudelijk niet erg af van de gepubliceerde versie van Zielenschemering en Het heilige weten. Meestal gaat het om kleine, vooral stilistische varianten. Couperus heeft slechts enkele passages in de proeven ingrijpend gewijzigd. Maar de opeenvolgende scènes en hoofdstukken uit de (klad)handschriften zijn gehandhaafd.

B. een uitgave in boekvorm:

Louis Couperus: De boeken der kleine zielen; [dl. iii:] Zielenschemering. Amsterdam, L.J. Veen, [november 1902]. 2 dln. Met een bandtekening van Theo Neuhuys.Ga naar voetnoot27

Louis Couperus: De boeken der kleine zielen; [dl. iv:] Het heilige weten. Amsterdam, L.J. Veen, [juni 1903]. 2 dln. Met een bandtekening van Theo Neuhuys.

Voor de boekuitgave van de eerste twee boeken van De boeken der kleine zielen hadden Couperus en zijn vrouw de gehele tekst in het net overgeschreven. Om een herhaling van dit omvangrijke werk voor Zielenschemering en Het heilige weten te voorkomen vroeg Couperus op 19 april 1902 aan Veen: ‘Zouden wij eens de proef kunnen nemen te laten drukken naar oorspronkelijk manuscript?? Als het mogelijk is, zoû het veel tijd en moeite uitsparen. Wil ik U eens een paar bladzijden zenden om een proef te nemen? - kàn het, dan zend ik U enkele bladzijden maar per keer, want raakt de boel weg, dan zou het heel wat zijn. Een drukproef meer is dan natuurlijk noodig: is dat geen bezwaar.

‘Zoodra ik Uw antwoord heb - ge kent mijn oorspr. manu-

[pagina 507]
[p. 507]

scripten - zal ik U een paar bl. zenden en ze van te voren hier en daar wat verduidelijken, waar het te bar is.’Ga naar voetnoot28 Veen ging akkoord met Couperus' voorstel. Eerst ontving hij vier bladen kopij en kort daarna nog eens zeven bladen. Op 22 mei bevestigde Veen de ontvangst van de zeven bladzijden die hij in proef zou laten brengen.Ga naar voetnoot29 De volgende dag vroeg hij de drukker Thieme: ‘Waar blijft het vel van de laatste gezonden 7 bladz copie deel iii Kleine zielen?’Ga naar voetnoot30 Thieme antwoordde: ‘De 7 bladzijden kopie deel iii “Kleine Zielen” zullen wij even afzetten maar willen hier toch even melden, dat wij hopen, dat de rest van deze kopie niet zoo bij stukjes en brokjes inkomt, daar dit veel te onvoordeelig werken wordt, als telkens de menschen, die eraan staan weer afgenomen moeten worden.’Ga naar voetnoot31

Op 25 mei 1902 liet Couperus aan Veen weten dat Zielenschemering voltooid was. Hij beloofde telkens zeven bladen te sturen: ‘[...] maar zend mij spoedig de proeven [...] er zal veel werk zijn aan het corrigeeren.’Ga naar voetnoot32 Veen antwoordde: ‘Kunt gij Zielenschemering niet aangeteekend als brief zenden. Er raakt zoo iets niet weg en ik kan dan beter voort met zetten. Het is zoo kostbaar steeds die kleine stukjes te zetten. Als ik de geheele copie heb, gaat alles veel vlugger en zeker ook beter. Zend het pakje dus maar. Gij kunt dan op uw gemak de proeven corrigeeren.’Ga naar voetnoot33 Couperus beloofde de kopij in grotere gedeelten te sturen, maar alles tegelijk was onmogelijk. Hij moest ‘hier en daar nog wat bijkrabbelen’ om het enigszins leesbaar te maken.Ga naar voetnoot34 Op 6 juni stuurde Couperus een deel van de kopij. Hij zou dit ‘iederen dag’ doen in de hoop dat de zetter er niet ‘dol’ van zou worden.Ga naar voetnoot35 Veen stuurde de kopij de

[pagina 508]
[p. 508]

volgende dag naar Thieme: ‘Ge kunt nu weder een vel of 2 zetten en schrijft C. mij dat hij nu elken dag zoo'n partijtje zal zenden.’Ga naar voetnoot36 De proeven die Thieme stuurde, waren gezien de aard van de kopij zeer goed. Volgens Couperus was de zetter een meester in zijn vak. Hij zou de gecorrigeerde proeven geleidelijk terugzenden. De revisieproeven wilde hij eerst zijn vriend Jhr. Ram laten lezen om te voorkomen dat hij fouten zou maken in de beschrijving van Gerrit.Ga naar voetnoot37

Eind juni 1902 ging Veen met vakantie. Hij verzocht Couperus de kopij verder rechtstreeks aan Thieme te sturen. De drukker kreeg het verzoek de ontvangst van iedere zending kopij te bevestigen.Ga naar voetnoot38 Thieme antwoordde dat hij de kopij tot en met blad 86 had ontvangen, maar de bladen 70 en 71 ontbraken terwijl de tekst van 72 niet aansloot op 69.Ga naar voetnoot39 In juli en augustus 1902 stagneerde de produktie van Zielenschemering. Couperus beloofde echter in september alles af te handelen. Aan het begin van die maand stuurde hij gecorrigeerde proeven en de nog ontbrekende kopij, op de twee laatste bladen na. Hij vroeg Veen: ‘Zend mij nu gauw alles, dan zal ik zorgen voor vlugge correctie. De revizies echter moeten nog eerst even naar mijn vriend Ram; hij moet zien of er fouten in het militaire in zijn; maar ik heb hem verzocht heel vlug te zijn met lezen en doorzenden.’Ga naar voetnoot40 Veen gaf Thieme opdracht Zielenschemering af te zetten en hij schreef aan Couperus: ‘Ik gaf den drukker op direct alles te zetten wat er nog was en hoop ik dat gij spoedig de revisie zult zenden, want een uitgever moet altijd haast maken.’Ga naar voetnoot41

[pagina 509]
[p. 509]

Volgens Couperus vorderde de correctie van de proeven goed, maar het lukte hem niet Zielenschemering in september 1902 geheel af te ronden. Op 8 oktober stuurde hij de herschreven kopij van de laatste twee bladen. Ram moest toen nog alle proeven van het boek doorlezen. Een week later was Couperus in Nederland aangekomen in verband met de ziekte, en later het overlijden van zijn vader. Het laatste vel van Zielenschemering lag inmiddels op Couperus' adres in Nice. Veen zond een duplicaat naar Den Haag.Ga naar voetnoot42 Vervolgens raakten de proeven van het boek nog een keer zoek, maar Couperus bleek ze bij vergissing niet te hebben verstuurd.

Op 11 oktober schreef Thieme aan Veen: ‘Omslag Zielenschemering moet nog gedrukt worden, maar stempels zijn niet in ons bezit. Wil ons die dus even doen zenden.’Ga naar voetnoot43 Veen liet door de binder de bandstempel sturen en gaf Thieme opdracht het omslag spoedig te drukken in een andere kleur dan De kleine zielen en Het late leven.Ga naar voetnoot44 Op 21 oktober 1902 werden de afgedrukte vellen van het eerste deel van Zielenschemering door Thieme naar de binder gestuurd. Nadat Couperus de zoekgeraakte vellen alsnog had gestuurd, werden eind oktober ook de vellen van het tweede deel bij de binder afgeleverd.Ga naar voetnoot45 Het boek verscheen een maand later. Couperus ontving begin december ‘met pleizier’ zijn exemplaar in perkament.

Couperus voltooide Het heilige weten, het laatste deel van De boeken der kleine zielen, in augustus 1902. Veen vroeg hem op 9 september: ‘Kunt gij mij Het heilige Weten niet vast zenden. Het is zoo rustig als ik het heb.’Ga naar voetnoot46 Maar Couperus wilde dit niet: ‘Laat Het Heilige Weten nog rusten: zoodra ik met de proeven Boek iii gereed ben, kunt ge het Vierde Boek laten zetten.’Ga naar voetnoot47 Begin no-

[pagina 510]
[p. 510]

vember 1902, na de voltooiing van de correctie van Zielenschemering, stuurde Couperus de kopij van het begin van Het heilige weten. Een groter gedeelte zou spoedig volgen.Ga naar voetnoot48 Op 10 december schreef Veen aan Thieme: ‘Wil s.v.p. het eerste gedeelte van Couperus, Heilige Weten in proef brengen want Couperus zendt dan nieuwe voorraad.’Ga naar voetnoot49 Twee weken later ontving Veen weer een gedeelte van de kopij. Hij vroeg Couperus de kopij voortaan rechtstreeks naar Thieme te sturen om tijd te sparen en de kans op wegraken te verkleinen.Ga naar voetnoot50

Couperus stuurde de verdere kopij van Het heilige weten vóór half januari 1903 naar Thieme en vroeg Veen wanneer hij het boek dacht uit te geven.Ga naar voetnoot51 De uitgever antwoordde: ‘Het Heilige weten ga ik nu zoo spoedig het kan afmaken, omdat ik gaarne het boek in Feb. of Mrt in de wereld had, n.m. voor de stroom nieuwe uitgaven die in het voorjaar te wachten is.’ Hij spoorde Thieme aan ‘geregeld’ met Het heilige weten door te gaan.Ga naar voetnoot52

In februari 1903 was Couperus op vakantie in Rome. Het corrigeren van de proeven stagneerde en kwam zelfs geheel stil te liggen, toen Veen hem confronteerde met de slechte verkoopresultaten van zijn laatste boeken. Couperus reageerde zeer teleurgesteld: ‘Ge begrijpt, dat ik in deze omstandigheden ook weinig lust gevoel mij met ijver te wijden aan de proeven van Het Heilige Weten: ik stel mij voor, als dat van het najaar uitkomt, is het meer dan tijds genoeg.’Ga naar voetnoot53 Veen kon niets anders doen dan het uitstel van de publikatie te accepteren. Begin maart 1903 had Couperus nog altijd geen zin: ‘Met de proeven gaat het flauwtjes: ik heb er totaal geen lust in op het oogenblik: laat het boek dus nog maar wach-

[pagina 511]
[p. 511]

ten. Dat is voor alles beter.’Ga naar voetnoot54 Op 10 maart informeerde Veen voorzichtig of Het heilige weten niet in april zou kunnen worden voltooid.Ga naar voetnoot55 Couperus beloofde de proeven af te maken voor april. Hij vroeg Veen de reeds afgedrukte vellen nog eens te controleren, want hij was er zo lang uit geweest.Ga naar voetnoot56 Op verzoek van Veen gaf Thieme een overzicht van de stand van zaken: ‘Heilige weten is tot en met vel ii afgedrukt, van deel ii heb ik vel 1, 2 en 3 voor revisie. Kopie is geheel afgezet.’Ga naar voetnoot57

Half april ontdekte Couperus nog een fout in vel 2 van het eerste deel dat reeds was afgedrukt. Hij vroeg Veen of het mogelijk was dit vel over te drukken.Ga naar voetnoot58 Veen rekende hem voor dat het opnieuw zetten, het drukken en het papier te samen een kleine f 50, - zouden kosten.Ga naar voetnoot59 Couperus antwoordde: ‘Wij zullen de verandering maar niet maken, als ze zooveel kost. Er zijn wel meer onnauwkeurigheden in mijn boeken: het publiek moet ze er maar bij slikken. Ik weet wel, dat ik ziek ben van proeven. Die Novemberkou, waar v. Nouhuys het eén kolom lang over heeft in het Vaderland is niets dan een fout van correctie. Het zinnetje, geschrapt; is alles in orde. De roman begon eerst in Nov; later werkte ik om, liet in den zomer beginnen en dat eéne zinnetje bleef, helaas, staan. -’Ga naar voetnoot60

[pagina 512]
[p. 512]

Begin mei 1903 stuurde Thieme de afgedrukte vellen van Het heilige weten naar de binder.Ga naar voetnoot61 Een maand later kwam het boek in de handel. Couperus verbleef toen in Italië. Hij verzocht Veen zijn exemplaar in perkament later naar Nice te sturen.Ga naar voetnoot62

 

De uitgaven van 1902 en 1903 zijn de eerste en enige druk van respectievelijk Zielenschemering en Het heilige weten die tijdens Couperus' leven verschenen. De oplage van de boeken was 3000 exemplaren.Ga naar voetnoot63 Veen liet waarschijnlijk van beide boeken 1500 exemplaren innaaien en 1000 binden. De rest werd in plano bewaard.Ga naar voetnoot64 De verkoop van Zielenschemering en Het heilige weten was de eerste jaren redelijk succesvol.Ga naar voetnoot65 Veen heeft in 1903, toen de gehele serie compleet was, overwogen een goedkope ‘volksuitgave’ van De boeken der kleine zielen te maken.Ga naar voetnoot66 Uiteindelijk heeft hij een dergelijke uitgave niet aangedurfd, omdat juist in die tijd de verkoop van Couperus' boeken sterk verminderde.

In 1905 werden Zielenschemering en Het heilige weten als de delen 17 en 18 opgenomen in de serie Werken van Couperus. De romans waren toen nog verkrijgbaar in de oorspronkelijke band van Van

[pagina 513]
[p. 513]

Neuhuys en daarnaast nu ook te koop in de speciaal voor de gehele serie door H.P. Berlage Nzn ontworpen band, en in losse afleveringen van f 0,50 per stuk.

Tekstkeuze

Voor deze uitgave van Zielenschemering en Het heilige weten zijn de eerste en enige tijdens Couperus' leven verschenen drukken gekozen: zij vertegenwoordigen de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het exemplaar van de eerste drukken dat zich bevindt in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag.

Correcties

In de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woord-voor-woord vergelijking van de handschriften van Zielenschemering en van Het heilige weten met de eerste druk van deze romans, de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde lezing gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing van de eerste druk. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij ook in de handschriftversie voorkomt. Indien de handschriftversie een afwijkende lezing geeft is deze tussen haakjes vermeld.Ga naar voetnoot67

12,32 vreemd/vreemde
13,30 deden/deed*
17,22 Karel/mama

[pagina 514]
[p. 514]

24,10 tevreden:/tevreden
26,3 den/een
27,14 nieuwe-kunstbanden/nieuwe kunstbanden
28,27 merkten/merkte*
30,5 vertrapt/vertrapd*
30,34 chambercloak/chambercloack*
35,28 meer/weêr
43,13 had gehad/gehad*
49,9 gedachte/gedachten
51,28 overtuigen/overtuituigen
52,12 toch/tòch
60,8 waar is,/waar, is (waar is)
61,21 veranderd/veroverd
61,21 eenen energieken/eenen ergieken
62,31 wingerd-begroeid/wingerd-bebegroeid
63,25 kon/kan
74,27 naaldspitste/naaldspitse
75,20 dokter.../dokter. -
82,31 zei/zeî
84,9 aan.../aan..,
85,21 hare,/hare
85,27 terug/terug,
86,31 intensers nog,/ intensers, nog
88,12 ik nu/ik van
88,22 Een teleurstelling/Een teleursteliing
91,20 noch/nog*
95,13 sympathiek/sympatiek*
96,23 dan/dat
99,21 verkoopers/veestapels
106,1 melancholiek/melankoliek (melancoliek)
106,31 hebt/heb*
110,20 lang, was/lang. Was
111,11 vervloeien/vervloeiïen
111,31 naderden/naderen
118,5 nog/noch*

[pagina 515]
[p. 515]

121,24 tering naar de nering zetten/nering naar de tering zetten*
122,18/19 had om de rimpels van den mond gekregen een/had de rimpels over den mond gekregen, een
129,25 daar/doorGa naar voetnoot68
133,14 in/en
133,27 Ruyvenaer/Ruyvenaar
135,5 maar/man
141,22 frissche/frische*
144,11 poudre-de-riz/poudre-de riz*
147,19 haalde hij/haalde zij
151,12 haastten/haasten*
157,25 huiveren/huiverden
169,23 nu/nu nu
169,25 beschouwde/beschouwden
172,2 als/al
183,1 in/naar
183,9 aan/áan
185,12 kamers/kamer
185,13 kamers/kamer
185,16 geboren/gebeuren*
186,8 kamers/kamer
186,11 zoû/zou
186,15 afkomen/afgekomen
187,21 groote, grauwe/groote, groote
191,22 weggeloopen/weggelooopen
192,22 bulderend/bulderde
192,28 Hier,/Hier. (Hier)
193,16 met/in
196,21 agenten.../agenten..,
197,5 portier.../portier..!
198,16 gekend...'/gekend...*

[pagina 516]
[p. 516]

199,1 scheurden/scheurde
199,19 Ruyvenaer/Ruyvenaar
200,3 Constant/Constance
200,20 Ruyvenaer/Ruyvenaar
202,17 naderden/naderde
202,35 later.../later...,
204,7/8 rijstebrij/rijstebrei (rijstenbrei)
204,18 snikte/snïkte
205,33 vuren/vuur
208,31/32 haar herkende hij/hij herkende haar*
211,24 Het/Hij*
216,32 Gerrit... En/Gerrit...
  - En
221,12 kil/stil
221,23 hooren.../hooren..
222,1 lang hem,/lang, hem
229,27 avond.../avond..
234,7 miste/mistte
235,10/11 verlichte/verlichtte
235,25 zweefden/zweefde
236,22 hoofd,/hoofd
247,4 hèn allen/hèn alleen
253,5 hadden/had*
258,30 had/hadden
258,32 praatten/praten*
261,5 mat/MatGa naar voetnoot69
262,6/7 antediluviaansche/antiduliviaansche*
263,10 jonker/jongen
263,14 opgemerkt/opgemèrkt
272,13 hoorde zij, hoorden/hoorden zij, hoorden
278,20 je een beetje van me/me een beetje van je*
283,12 Van der Welcke's/Van der Welke's

[pagina 517]
[p. 517]

286,18 Ja.../Ja -
288,8 Nu/Na
288,9 nu/na
288,22 niet/niets
288,33 niets/niet
289,25 eindelijk zichzelven/eindelijk zich alleen
289,32 niet/niets
294,32 ideeën/ideëen
296,17 verloren.../verloren..,
299,33 zeiden/zeide
303,11 onzegbare/onzichtbare
303,28 dus/daar
307,12 opklaren/opkleuren
307,23 licht zijn/zijn
307,28 wilde/wilden
308,25 als/al
313,12 hadden/nadden
313,26 Naghel's/Naghel
322,3/4 zelfde kamers/zelfde kamer
322,4 die kamers/die kamer
322,7 is/Is
322,8 ook.../ook...?
325,2 zoû/zou
325,19 nederig/weemoedig
327,14 keukenbelasting/keuken - belasting (keuk[en?] belasting)
327,19 haar/haren
328,30 kamers/kamer
331,14 man was/man
331,14 was,/was*
332,28 lucht/lucht,
335,15 dadelijk/eindelijk
341,35 weêrschenen/weêrschemerden
342,11 heugde/heugen
343,24 gekroonlijsten/gekroonlijstten

[pagina 518]
[p. 518]

349,14 bezield/bezielde
349,25 hen/hem
351,20 lachende ook,/lachende, ook
351,21 grauwe/groote
352,8 vòl/wèl
352,13 haar/hâar
354,1 aan leven/een leven
354,25 niet/niets
357,13 witte weêrschijn/winter-weêrschijn
357,28 voorzichtigen/voorzichten
359,31 tric-trac/tric-tac
360,14 van nerveus/heel nerveus
361,8 Adeline/Adolfine
361,8 was even,/was, even
362,17 bespeurden/bespeurde
363,4 haar man/hem maar
363,9 met een boek/in een hoek
363,20 alleen was er/alleen
363,35 Wie/Wat
364,15 trapdeur/tusschendeur
371,3 terwijl/terwij
373,20 salon/serre
377,20 scène/scene*
386,3 zoû/zoo
388,11 u het/het u
390,6 zij/wij
390,7 zij/wij
390,21 over/voor
391,22 opbloei/opbloeien
393,31 schudden/schroeven
393,25 vreemd-duidelijk/vreemd duidelijk
395,8 hèn/hen
397,20 hij/zij*
397,23 schreeuwerige/scheeuwerige
398,1 nevrose/nervrose

[pagina 519]
[p. 519]

400,13 Marietje-Mary/Marietje, - Mary
400,15 Marietje-Mary/Marietje, - Mary
400,17/18 Marietje-Mary/Marietje, - Mary
401,29 meê/meé
403,33 snikte Adeline met/snikten Adeline en
404,23 dien/dìen
405,21 dat/tot
407,2 haàr/haar
407,23 Addy,/Addy
409,12/13 dat het niet is...
  - Ik wil/dat het niet is... Ik wil*
415,27 met/niet
416,26 Marietje-Mary/Marietje - Mary
417,4 treurde/treurden
418,7 Marietje-Mary/Marietje - Mary
418,20 Haag,/Haag
421,23 jou/joû
424,18 haàr/haar
424,24 een/eens
428,8 éven/even
428,12/13 plotseling,/plotseling
429,9 hem/hen
432,17 was haar/was
433,13 bontmantel/bonte mantel
447,9 Van der Welcke/Vân der Welcke (hij)
450,10 meê/meè
452,16 tafel.../tafel.,.
454,30 drie/die
455,7 niet/niets
460,24 gehéel/héel
464,15 voelde zinken/voelen zonk*
465,25-27 gaan...
  - Kom, zeide hij. Laat ons wat door de duinen gaan.
  - Neen/gaan...
  - Neen

[pagina 520]
[p. 520]

467,25 je... maar/je...
468,10 hoû/hoù
471,11 doorpriemde/doorpriemden
474,3 zich/zicb
474,10 zelfhoogte/zelf hoogte
475,33 overweldigd/overweldigen*
476,3 duidelijker/duidelijk
476,18/19 wroetende/wantrouwend
481,18 meer./meer,
484,27 o Addy.../o Addy.,.
485,22 om hen... voor zijn/om hem... voor mijn
486,12 hen allen/hem alleen
490,35 gekund/gekend
495,18 Henri/Hans*
496,33 probeeren,/probeeren

Varianten

De eerste druk van Zielenschemering en Het heilige weten vertoont ten opzichte van de handschriftversie de hieronder volgende woordvarianten. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de eerste druk gegeven; na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgt de vroegere versie.Ga naar voetnoot70

9,21 van < voor
9,22 champagne werd < champagne was
10,5 daarop < dadelijk
10,15 acht-en-veertig < 46
10,30 nog < zich nog
11,11 twee-en-dertig < dertig
11,16 Constant < Constant, een jongen,
11,17 drie < twee
11,17 baby, een meisje < baby

[pagina 521]
[p. 521]

11,18 Gerrit, de drie laatste, < Gerrit alle drie
11,18 had genoemd < genoemd had
11,23 vond < had gevonden
11,31 er < ze
12,2 instinctief < intuitief
12,15 verheldering < verteedering
12,15 grappen < grapjes
12,16 maakte, de baby in haar baby-stoel, die < maakte, die
12,17 achterlijkjes alleen < alleen
12,27 als < dat
12,28 twaalf waren en tien en negen < 10 waren en 9 en 8
12,32 voor < was
14,1 sport, < sport, op paarden
15,4 dof gedreun < hoefgedreun
15,25 niets bij < met
16,10 te < al te
16,18 Karel < Karel... Karel
16,21 weet... jij weet < kunt.... jij weet
17,1 Nou < Kom
17,24 waar < waarheen
17,29 haar < mama
18,1 van < van een
18,30 overvol < als overvol
19,14 toe < gaan
19,31 heeft anders < heeft
20,13 om < als om
21,33 werk < noodig
23,6 nam zijn parapluie < nam hoed, parapluie
23,21 razend < als razend
24,13 een < den
24,14 Een < De
24,15 Een < De
24,15 weêr < niet
25,5 in < als in
25,18 handen en < handen, de

[pagina 522]
[p. 522]

25,26/27 neêr los in een < weêr als los in elkaâr
25,29 weêr < meer
26,14 veertiende < dertiende
26,15 de < onze
26,19 zal < wil
26,29 Paul, bleek en ongedurig < Paul
26,35 dwarrelden < dwaalden
27,6/7 aardewerk < porcelein
27,18 uit < als uit
27,29 met < als met
28,1 welke < die
29,18 voor < in
29,20 bescherming < als bescherming
29,28 waarom < dat
30,14 broêr < man
30,24 met een duivelsch gegrinnik < als een duivelsche grijns
30,27 blijven zitten < zitten gebleven
31,9 gladde gezicht < gezicht
31,10 het < het hem
31,28 moeten < zullen
32,1 Kijk < Zie
32,14 met < als met
32,14 de < zijn
32,23 nu < ze
34,6 Dáar < Dan
34,26 moedertje < mama
34,32 schoonmama < schoonmoeder
35,8/9 afspreken... om te < afspreken: te
35,18 waardeerde zij bizonder, dat < begreep zij heel goed, dat
35,28 hare < in die
35,30 Moeder, had zij < Zij had
36,6 verzonken < gezonken
36,9 oom < hun oom

[pagina 523]
[p. 523]

36,15 uit een < uit elkaâr
36,18 naïef < als naif
36,24 omdat < leegte hierom omdat
36,33 negen < acht
37,3 als kinderen en kleinkinderen < als trouw de kinderen
37,27 werd het < was het
37,28 zwaar < diep
37,34 duisterende < duisteren
38,4 ook al hadden zij, stil, het gedacht. < dan stil, in het geheim, tegen elkander.
38,9 groot < het
38,14 er aan dacht < het idee kreeg
38,23 meenden, < vonden
39,16 snikken < snikbui
40,1 bonzende < kloppende
40,6 eerst: < eens,
41,12 toegedronken met < toegedronken, een
41,15 voor < van
41,16/17 zoo goed als < even als
41,21 gebleven < geworden
41,28 haar aandoening < zich
41,28 riep < vroeg
43,20 met < in
43,31 haar < hen
44,2 alleen: de verpleger zoû op zijn hoede zijn. < alleen.
44,9 naar < vast
44,29 schudde met < schudde
45,1/2 met zijn minachting < zijn minachting
45,11 totaal < volkomen
45,11/12 zóo heel < van zóo
45,17 weten < voelen
46,12 hij plotseling < hij
46,28 verheugd en niet kunnende gelooven < verheugd
46,32 want < maar

[pagina 524]
[p. 524]

49,18 wat < dat wat
50,14/15 geteekend < als geteekend
50,15/16 het, in veel gegolfd haar, puntige gezichtje < het gefrizeerde, puntige gezichtje
50,29 mooie < modieuze
52,4 naar < aan
52,28 waren ze < was het
53,10 arme jongen < arm kind
53,33 halven < kleine
55,6 langer geleden < langer
55,16/17 de oude vrouw < zij
55,17 zij < de oude vrouw
55,24 Neen < Ja
56,35 zijn van < gaan voor
57,23 een < dan een
58,24/25 moest, dat hij energie moest hebben... zijn leven maken moest en als met < moest... en als in
58,29 Maar u < Neen u
58,35/59,1 gelukkig... en het kan ons niet schelen welke horreurs ze van ons in Holland vertellen. Denkt < gelukkig... Denk,
59,3 niet < niets
59,9/10 zeggen en zij sloot de oogen of zij een slag had ontvangen. Zij werd bleek. Zij wilden < zeggen; zij wilden
59,10 niet < maar niet
59,14/15 zij nu niet < zij niet
59,32-60,2 fatsoenlijkheid... Schemerde [...] opgevoed...? Zijzelve had < fatsoenlijkheid... Zij had
60,3 gevonden < geraden
60,3 zij had < zelve had zij
61,5 leven. Verknoei het niet. < leven.
61,12 O, neen < Neen
61,17 wijsvinger en duim < wijsvinger, duim
61,32-62,12 tante...
  - O kind [...] vijftig...

[pagina 525]
[p. 525]

  Beneden < tante... En beneden
62,12/13 klonken. Het gewone leven wemelde terug... < klonken.
62,14 Addy...! zei Constance. < Addy...
62,25 uitloopen < uitkijken
62,32 in < als in
63,25 hadden < hielden
63,28/29 oom Adolf < oom
67,2 het station < de spoor
67,11 over < om
67,13 den tuin door, den weg < tuin door, weg
67,24 geketende < gekerkerde
67,26 Marianne, met tranen < Marianne weenende
68,16 naar < in
68,21 Bertha nu < Bertha
69,30 en... < en.. en
70,22 voert < en voert
70,30 niets, zoo < niets... o zoo
71,6 om niets < om niet
71,27 wel wat < overvloed
71,28 nog < later nog
72,10 korreltje... en niet te verlangen meer naar < korreltje... en voor honger en dorst te stillen... niet te verlangen naar
72,19 dan < nu
75,7 dat oom < als hij
75,11 aan... < aan, te
75,19 Ernst < hij
75,34 het < het van
77,1/2 dringen en dwingen < dwingen en dringen
77,6 al < als
77,8 éen < éen enkele
77,14 zwartige < zwartige [xxx]
78,16 blikken < blik
79,8 neêr < als neêr

[pagina 526]
[p. 526]

80,13 peinzen, in zijn meditatie een grijpen-willen, als met < peinzen, als met
80,17/18 liefde, en vooral met heel heilig weten willen voor anderen en voor zich... < liefde en vooral met willen begrijpen...
80,19/20 zeggen dat wat hij nu al zoo heel goed wist voor zich... Met < zeggen... Met
80,28 meende, dat... < meende...
81,34 vrouw < mama
82,30 klaren < blauwe
82,34 boeken en < boeken, uw
83,16 onfeilbaar < onfeilbaar oom
83,34 plat < plots
84,17 vooruit < vooruit te gaan
84,18 op < op te gaan
85,4 lichter te < lichter
85,33 zoû hij < hij zoû
86,10 zeggen < te zeggen
86,15/16 veel hare < vol van hare
87,24 moedertje < mama
88,4-8 mama en dat [...] Wie zal mij < mama. Maar ook, wie zal mij
88,9 wat < dat wat
88,9/10 ben ik soms verbaasd om < twijfel ik soms aan
88,11 zeker < misschien
88,15 heel < zoo
88,19 kwam < welde
88,22 dat nu < het van
89,4/5 Papa zoû er om voldaan zijn < papa erin tevreden
89,12/13 weinig, maar haar < weinig van haar
89,15 het < dat
89,18 wij < dat wij
89,19 mij < tot mij
89,19 hem < tot hem
89,21 van waar < waar

[pagina 527]
[p. 527]

89,29/30 probeeren je < je probeeren
90,4-6 - Hij weet het nu, [...] weten...!! < - Hij heeft het gevonden, dacht zij, opziende naar de sterren, die het zoo zeker wisten.
90,11 niet < niets
90,15 zijn. < werken.
90,25 zonderling < vreemd
90,26 waarom < dat
91,2 die < dat
91,10 het < dan het
91,17 tressen < brandebourgs
91,29 zelfs < dikwijls
92,13 tusschen < door
92,16 afspraakjes < afspraken
92,20 Buitenzorg < Batavia
92,25 maar even < even
93,13 toch, toen < toen toch
93,21 om < met
93,32 nooit < niet veel
94,13 stuk < dood
94,16 werkelijk driftig < driftig werkelijk
95,20 voor < hem voor
95,24 sterk < juist
96,24 van < als van
96,25 hield < torste
97,2 te moê < als te moê
97,4 al < als
97,5 met < als met
97,29 als < of als
98,28 te samen < bij elkaâr
98,31/32 zoû behoeven te < zoû
99,27 baboe; baboe, boeang! < baboe, boeang, baboe!
100,18 de drie meisjes < de drie meisjes, de jongen Herman
100,19 dan lachten tante en nichtjes: < en de meisjes lachten:
100,23 je eten < ja Herrit

[pagina 528]
[p. 528]

100,24 manier < manie
100,34 Kom < Nou
101,4 lachen < lach
101,9 dat < het
101,19 een wissel trok op zijn maag < hem vermoordde
101,21 om < als om
102,2 te < in
102,7 misselijke < onmogelijke
102,7 aan Lien < Lientje
102,24 Gerrit < kerel
102,28 ga < reis
102,29 en de < de
102,31 nog < alles nog
103,15 zei Paul even < vulde Paul aan
103,29 uiten < zeggen
103,32 met < als met
103,33 niet < niets
103,35 mierennest < [xxx]nest
104,17 ervan - zoo < ervan - het decoratieve vooral in ons leelijk modern leven - zoo
104,23/24 Willem i < Willem i of van koningin Wilhelmina
104,29 symbolizeeren < [xxx]
105,3 en nieuwer dan < dan
105,4 het menschelijk-ellendige < wat menschelijk-ellendig is
105,13 doen < iets doen
105,24 had < wat had
105,32 noch < en noch
105,35 negen < acht
106,13 heel < als
107,16 veel < heel veel
107,34 maakt < maakte
108,1 zoo < nu zoo
108,6 Ja < Neen
108,25 zonder < als zonder

[pagina 529]
[p. 529]

108,32 was < telde
109,7 samen < dun
109,24 om < aan
110,8 voortgestuwd < voortbewogen, zou hebben voortgestuwd
110,12 zonder < als zonder
110,16 bloemen < bloem
110,26 bij ons komt < het doet
110,33 in < als
111,6 even < zoo even
111,30 uit een < uit elkaâr
111,31 weg < weg van elkaâr
112,8 uit een < uit elkaâr
112,17 nog niet < niet
112,28 die < dat
112,29 innig < als innig
114,1 zich < hem
118,11 dag < die dag
118,21 twaalf < tien
118,21 Twaalf < Tien
118,22 twaalf < tien
118,28 Twaalf < Tien
119,14 weigerden < misgunden
119,16 ribben < knoken
119,20 zijde < kant
119,23 met haar < uit hun
119,26 afgeleid < afgeloodst
119,34 met < als met
120,10 waarin < waar
120,13 een over < als een over
120,20/21 en hoe zij geld < en geld
121,1 sloeg < wierp
121,2 treuriger < maar treuriger
121,13/14 geweest was < was geweest
121,14 trots < na

[pagina 530]
[p. 530]

121,21 met < samen met
121,33 naar < voor
122,23 haar < in haar
122,24 met < als met
123,2 maar < soms
123,18 een < de
123,24 zag < zat,
123,34 de jaloerschheid op Constance < een jaloerschheid
124,3 en nu < maar wat
124,8-12 - Maar al ga ik niet in de diplomatie, oma, daarom kan ik toch wel...
  De oude vrouw wenkte bitter met de hand tot zwijgen.
  - De diplomatie is de mooiste carrière, zeide zij bits... Er is niets boven... Het zijn < - Waarom, oma? Had u op mij gebouwd, om mij eerst te zien een simpel legatie-secretarisje, en dan later...
  - Ja kind, ik weet het wel.. een simpel legatie-secretarisje... Het zijn
124,17-19 oogen.
  Zij bedroog zich in zijne teederheid.
  - Wil < oogen.
  - Wil
124,19/20 Addy? vroeg zij zachter en streelend. < Addy?
124,21 rustig, beslist < zacht, kalm
125,12 van < als van
125,14 twaalf < tien
125,21 Die < De
125,24/25 hoorde hij de < en de
125,26 door < in
125,31 iets < als iets
125,34 van < terug van
126,15 als < al
126,20 met < als met
126,29/30 trappend < als trappend

[pagina 531]
[p. 531]

127,27 in < om
127,30 twaalf < tien
127,33 dit kostbare oogenblik < die kostbare minuut
127,33 twaalf < tien
128,6 niets < niet
128,34 het niet < niet
129,6 eéns < nog
129,11 Twaalf < Tien
129,18 twaalf < tien
129,23 voor < als voor
129,28 over zijn sabel, in zijn < in zijn sabel, zijn
130,7 het doosje < de standaard
130,8 van < als van
130,16 tot < als
133,9 aanhuilen < aankomen
133,18 zijn stoel < de stoel
133,29 hoe < dat
134,3 Addy nu was < Nu was Addy
134,12 geven < weten
134,13 die < dat
134,22/23 ga je < gaat u
134,28 dat kunstwerk < dat kunstwerk, dat boetseerwerk
134,32 rommelsche < rommelsche, vieze
134,33 poetsen < altijd poetsen
135,5 mis < raar
135,10 Nu zeg me, met wie begin je dan? Zoû je < Nu en na mij wie genees je dan? Na mij zoû je
135,13 leeren bijwerken < bij leeren werken
135,14 iets, dat < iets wat
136,14 zijn sleutel < rustig zijn sleutel
136,19 tot < als tot
137,19 niet? < hoor?
139,1 twaalf < tien
140,22 deur, in < deur, als in
140,23 in < als in

[pagina 532]
[p. 532]

140,29 klagend... < klagend aan zijn ooren..
141,9 nooit < nooit lang
141,18 twaalf < tien
141,21 twaalf < tien
141,31 twaalf < tien
142,13 Groote God < God, god
142,24 sleepten, sjokte < sleepten[?], als een laat[?] [xxx], sjokte
142,32 dezen < daar
143,11 een < als een
143,13 dan < als
143,17 dit < dat
143,19 somber als < donker als de
143,28 voor den gek houden. < verneuken...
143,32 tòch < dan
144,12 crême < liquide
144,22 een < als een
145,5 van < als van
145,24 om < der
145,25/26 hield ze hem nog steeds voor den gek < verneukte ze hem nog altijd
145,26 Maar toen < Maar toch
145,26 toen voelde < toch voelde
145,35 boren < zich boren
146,16 opperst < uiterst
148,5 meer < weêr
148,21 gouden < lachende
149,7 sturen < zenden
149,25 dus, < dan
150,28 van leven < in leven
151,21 gezwaaid < als gezwaaid
151,31 houden. Naderde het groote Verdriet niet dichter...? Zoo < houden. Zoo
152,2 In < Als in
152,31 placht te zitten, < zat uit te kijken

[pagina 533]
[p. 533]

152,35 die < hij
154,7 geopenbaard < gezegd
155,15 waarlangs < waarheen
155,31 binnen < haar
155,33 gaan met < gaan om
155,33/156,1 om die < van die
156,18 Delftsch < porcelein
156,29 was < ging
156,35 aanhuiverde < als aanhuiverde
157,18 onhandig < als onhandig
157,27 in < al in
158,29 middags < avonds
159,7 heb ik gewenscht < had ik gaarne
159,24 o en < is er
159,28 heb < ben
160,30 aan < voor
162,9 mevrouw Van der Welcke < de oude vrouw
163,18 hoor < hier
163,35 Waarom < Mama
165,1 met < als met
165,4 van < met
165,4/5 Tante Tien... tante Rien < Tante Rien... tante Tien
165,9/10 voorgedachte < voorgedachten
165,10 voorgevoelen < voorgevoelens
165,30 wilde < moest
165,33 voorgedachten < voorgedachte
166,1 dan om < dan
166,21/22 de wind, < die wind
166,35 alle < alle voor
167,33 kalmer < kalm
168,15 Je bent < U is
168,23-25 - Neen, je bent niet pozitief... Het is zoo vreemd: je hebt een fluide... die pozitieve menschen niet hebben kunnen... Je kalmeert... Als ik tegen je aanlig, word ik

[pagina 534]
[p. 534]

  kalmer... Hoor, hoor, hoe < - Je weet nog niet, hoe je bent.
  - Neen...
  - Mijn jonge jongen!
  - Ja... je jonge jongen... Hoor, hoe
168,27 luisteren < hooren
168,35 weêrschijn < schijn
169,2 joeg < steeg
169,15 niet < het niet
169,19 zich < haar
169,20 een < nu een
169,20 even twaalf < twaalf
169,23/24 zes, vier, twee < zeven, vijf, drie
169,30-170,4 haverklap... Adèletje, [...] Maar een vroolijk paartje waren Gerdy en Constant < haverklap... En een klein groepje waren Gerdy en Constant
170,6 kinderlijkjes < klein
170,8/9 oudere jongens < anderen
170,26 zachte < zachte donkere
170,32 kwam < was
171,25 hulp, behalve misschien stille Adèletje, wat < hulp, wat
171,31 kinderen, ook al had Klaasje een heel dom lachje... Zoo, had zij < kinderen... Zoo, had zij
172,16 dreunde < naderde
174,12 goed, Gerrit < goed
174,22 de negen < de acht
175,12 dollach: de < dollach, en
176,10 nacht < dag
179,2 hoor < hè
179,6 kinderen niet... < kinderen
179,23 broêr < mijn broêr
179,26 niet waar < hè
179,32 thuis, denk je? < thuis,
179,33/34 voorkamer < rookkamer

[pagina 535]
[p. 535]

181,23 kunnen < altijd kunnen
181,33 Adolfine zacht. < Adolfine
182,28 een < na een
182,31 had niet éen van de kinderen durven zeggen < nog minder konden zij haar zeggen
183,18 die < wie
183,19 gezicht < gezicht zich
183,26 zaten en staarden < staarden
183,31 zij, de kinderen, eindelijk < zij eindelijk
184,4 integendeel < alleen
184,19 waarneembare < meetbare[?]
184,23 het gouden kostuum < de gouden uniform
185,3 hen < hem
185,19 verdriet, verdronk < verdriet,
185,25 met < als met
185,27 werktuigelijk: < als werktuigelijk
186,19/20 deed vluchtig zijn dienst < vluchtig zijn dienst doende
187,3 in < als in
187,16 gejokt < gezegd
188,22 om < als om
188,24 rechts < links
189,3 door < als door
190,2 door < na
190,3 op... < op.. op!
190,26 smeèt men een water < smeèt ze emmers
190,35 was < was nu
191,6 keer < keer toe
191,7 en < en haar
191,10 Rrrr... < Rrrr... rrrr...
191,23 haar kleêren... haar < der kleêren... der
191,32 de enveloppe < het enveloppe
191,34 de < het
192,15 wakker schudden < als wakker schreeuwden
192,19 anderen < andere agenten

[pagina 536]
[p. 536]

192,21 genageld < als genageld
192,26 het Kanaal < de waterpartij
192,34 Kerkhof bij de Boschjes < kerkhof
193,9 Rrr... Koud en kil water... < Rrr... rrr... de waterpartij...
193,9/10 hij geen twintig minuten geleden langs koud en kil water geloopen < hij er geen twintig minuten geleden langs geloopen
193,12 met < in zijn
193,17/18 waterlelies < als waterlelies
193,19 der blikken < van oogen
193,24 gestuwd < als gestuwd
193,27 dij, < dijen
194,5 een vrouw < Pauline
194,10 snijdende door < snijdend in
194,14 tot < als
194,16 die vrouw, < Pauline
194,30 ook daar < daar
194,31 het Kanaal < de Waterpartij
195,16 voor < al voor
195,21 vermoord... hij < vermoord... op straat, heel laat... hij
196,6 al < als
196,13 met < als
196,14 alles < alles en allen
196,15 en < en als
196,18 volgde... < volgde... Ter zijde
196,24 het < hun
197,6 avond < nacht
197,8 het nu weêr < het
197,13 waar was < waar waren
197,23 hem < hen allen
198,15 Zij is < Zij,
198,21 de portier < de man
198,24 over < om

[pagina 537]
[p. 537]

199,2 strooiden < strooide hij
199,4-7 vrouw...
  De stemmen riepen...
  - Ja ja... ik kom meê... Ik kom meê...
  De stemmen lonkten hem < vrouw...
  - Meê! Meê! kom je meê.
  - Ja... Ja.. ik kom meê.. Ik kom meê...
  De stem scheen hij altijd te hooren, de stem van zijn zuster: zij lonkte hem
199,7 draafde < rende
200,3 wij, Adèletje... Gerdy < wij Gerdy
200,16 het heel, heel < het hun heel
200,25 dan, naar het schijnt, vermoord < dan vermoord
200,27 een duistere < een
200,27-31 Parijs.
  - Ik dacht, dat hij zich van kant had gemaakt?
  - Wij weten eigenlijk van niets... Constance heeft niets geschreven.
  - Het is intusschen al < Parijs.
  - Het is al
201,2-4 por...?
  - Als hij zich niet van kant heeft gemaakt...
  - Van < por...
  - Van
201,14 toch < het is
201,35 niemand. Neen < niemand.
  - Neen
202,22 rampzalig < verdrietig
202,26-203,14 leven...! [...] De kindertjes zijn in de eetkamer < leven...
  - Kind,.. wat wij dan[?] toeval noemen... is het dat wel...
  - Geloof me dat het dàt is... de dood van Henri.
  - Mijn arm kind... hebben alle uiterlijke dingen niet een beteekenis... innerlijk... en een bedoeling... die wij niet altijd weten...

[pagina 538]
[p. 538]

  Het rijtuig stond stil voor de villa: Truitje opende. Tante, zei Emilie: u woont hier vlak bij het kerkhof. Vlak bij ons familiegraf - dat van oma[?] - waar grootpapa ligt, waar papa ligt... waar wij Henri nu brengen. Heeft u expres hier uw huis gezocht.. indertijd..
  - Misschien kind, wat weten wij... wat wij doen in onbewustheid...
  - Mevrouw, zei de meid: de kindertjes zijn in de eetkamer
203,20 twee < als twee
203,21 Constance werktuigelijk < Constance
203,33-204,7 droomde... Het [...] doodmoê...
  - Tante < droomde...
  - Tante
204,12/13 hinderen... zei ze met een doode stem. Mama < hinderen... Mama
204,14/15 En zij viel bijna flauw in een stoel.
  - Tante < Emilie knielde bij haar neêr
  - Tante
204,15 Emilie < zij uit
204,16/17 Waar... waar moet ik heen? < Maar vraag mij niets... o vraag mij nooit iets.
204,18/19 Zij snikte, als gek, neêrgezonken tegen Constances knieën. De kinderen weenden ook. < En na de moeite die zij gegeven had gedurende dien nachttrein, om zich op te houden, in de spoor, aan de stations, gedurende dat oogenblik[?] dat Henri's kist getorst werd naar de lijkwagen toe - barstte zij uit in tranen. De kinderen ook weenden.
204,21 tragische leven zwaar. < mysterie zwaar...
205,9 bliksem < bliksems
205,23/24 trok hij < trok
206,28/29 waarin een hel van gezichten opvlamde < waarin tal van gezichten opvlamden

[pagina 539]
[p. 539]

207,28 onmachtig < als onmachtig
208,1 zielloos < eenzaam
208,13/14 in de armen < dat lag in de arm
208,26 waar < maar
209,23 en zij < en
209,28 zich < hem
210,4 hoor < kerel
211,5 de anderen, vier < de oudsten, de drie
213,10 rond < om
213,14 slap < als slap
213,27 zoo < als
214,1 En < En als
214,2 gedachten < gedachte
214,2 een < als een
214,3 neêr < in hem neêr
214,4 uit de < als uit de
214,4 uit zijn < als uit zijn
214,20 in < als in
214,28 in de, voor de anderen < in
214,34 hen < ze
215,1 éen van hen, dan uit < van hen allen, dan van
215,4 met een < als een met
215,5 op < ze op
215,7 Marie, Adèletje < Marie
215,8 negen < acht
215,9 dat < die
215,18 met < als met
215,19/20 zijn magere < die magere
215,28 niets < niet
216,5 bijna < bijna geheel en al
216,19 maar < nu maar
217,3 Ernst < hem
217,8 tastende < als tastende
217,9/10 hooren < merken
217,22 laten < te laten

[pagina 540]
[p. 540]

218,19 ruim < vol
218,31 werd < was
219,12 toch < dan
219,13 dan < nu
219,18 gedaan: voor < gedaan, hij
219,22 negen < acht
219,26/27 verder leven < ouder leven
219,31 met < als met
219,33 hem toch niets < het hèm niet
220,6 gezicht < gelaat
220,6 armen, die hingen < arm, die hing
220,8 niet opgelet < als niet opgelet
220,25 en < om
221,2/3 Marietje, Adèletje, < Marietje en
221,16 een melancholische < als een melancholische
221,27 verpletterd < als verpletterd
221,29 de snikken < de snik
221,30 de snikken < de snik
221,31 in < als in
221,33 had < zoû hebben
221,35 aan < als aan
222,6 snikken < snik
222,18 negen < acht
222,22 met < als met
222,32 heel diep < als heel diep
222,35 machteloos < als machteloos
224,13 had moeten blijven < moest zijn
224,18 knieën < knie
225,11 toch < maar toch
225,14 naar kind < maar naar kind
225,24 en hem hielp zich < en hem begon te helpen zich
225,29 opgesmeerd < uitgesmeerd
226,7/8 vielen vlokken op vlokken < viel vlok neêr op vlokken
226,8 met < als

[pagina 541]
[p. 541]

226,10 menschen, < mensch
226,18 zoo < als
226,19 blind, blind en blank schemerniets geworden < blind: als blind en blank schemerniets worden
227,2 in verjeugdigde < als in verjeugdigde
227,27 meer? Zij dachten zuiniger in Indië te wonen < meer
227,31 aan < om
229,10 zeiden zij < zei men
229,14 fluisterde de oude vrouw, helder van oogen < zei de oude vrouw
229,30 avond...? < maal...
230,10 met < als
230,19 Welcke aan de deur < Welcke
231,6 - Gaan de anderen ook weg? < - Zijn de anderen weggegaan
231,14 dat < het
231,27 een tijdje < tijden
231,31 voeten < voet
232,2 toegeknepen < als toegeknepen
232,19 bellen < te bellen
232,21 gaan < te gaan
233,7 in een < als in een
233,16 een uitgerekte < als een uitgerekte
233,17 uitgestooten < als uitgestooten
233,21/22 Gerrit... Oom Gerrit is... dood... Oom Gerrit heeft zich... < Gerrit..
  - ...
  - Oom Gerrit is.. dood
233,24/25 verblindend < als verblindend
233,25 om < als om
233,26 schril < schreeuwde
233,28 kleine < de kleine
233,30 grond < grond lag
233,30 of < en het was of
234,2/3 dood!!

[pagina 542]
[p. 542]

  - Neen < dood...
  - Is hij dood...
  - Ja, hij is dood... hij is dood...
  - Neen
234,4 koud... nat... bloed... < koud..
234,5 Zij < Maar zij
234,5 van < vol van
234,6 Ja, den < Ja, om de
234,7 stijve < doode
234,8 deuren < deur
234,14 Adeline terug < Adeline
234,17 Zij < Maar zij
234,17 terug < als terug
234,20 zoo < dan
234,26 niet; < niet om
235,8/9 twee, machteloos, - < twee, -
235,9 en van < van
235,19 kamer < salon
235,23 met < als
236,1 hen < haar
236,7 geen < geen een
236,26 zij en dacht, of < zij, of
236,26 zouden sleepen over < waren heengesleept over
236,27 hoevele zwarte uren < alle de zwarte uren
236,27 hoevele zwarte nachten < alle de zwarte nachten
236,32 duistere < donkere
236,33 niet < als niet
239,8 wil bij < bij
239,10 kind... Bij jou, < kind... - Kind... horen[?] we samen nog als je wil[?] wonen... Bij jou,
245,4 moeilijk < als moeilijk
245,5 langs < op
245,5 nu < alleen nu
245,9 tegen < tegen de
245,9/10 wereldlucht < luchtwereld

[pagina 543]
[p. 543]

245,11 zoo dicht < als zoo dicht
245,17 bukten, < schenen te bukken
245,19 aan den < aan
245,26 van < van haar
246,3/4 in haar mouwen < langs de arm
246,4 haar rug < den rug
246,25/26 doen. Wij geven allen Addy wel veel last... Wanneer < doen. Alex is nooit dankbaar er voor. Wanneer
246,33 mondje < mond
247,6 toe < voor
247,18 Neen, hoe < Maar hoe
247,19 aandoening < impulsie
247,23 dat, waaraan < aan dat wat
247,23 was het niet < wat was het
247,25 en < dat zij
247,28 er < als
248,2 koesterde < had meenen te koesteren
248,15 invloed; hij, die < invloed, die
248,35 ging de laan recht op < liep de weg uit op
249,12 wanneer < als
249,16 Dan < Nu
249,20 met een < als een
249,20 nu < terwijl
249,21 dien < den
249,31 de < met de
249,35/250,1 om den grooten trap niet telkens behoeven te gaan < om naar boven te gaan, en niet om te loopen den grooten trap
250,2 hier < hier heen
250,7 oude < stokoude
250,17 sombere < kleine
250,18 keer < keer, alleen
250,28 die, < die zelfs
251,11 Constance < zij
251,26 zal < moet

[pagina 544]
[p. 544]

251,28 salon < kamer
252,3 andere < verschillende
252,18 lamp < lampen
253,8 warrelde < wemelde
253,8 reeds < al
253,21 allemaal bij < alle maar bij
253,21 allemaal komen < alle maar komen
253,26 in! < aan,
253,28 en tranen < van tranen
254,5 want < maar
254,17 oma < mama
254,19 had gemakkelijk < had
254,26 woonde Emilie < Emilie woonde
254,28 bleek < was bleek
255,1 pleegvader < vader
255,26 ze < en
255,31 Constance < zij
256,8 voor < om
256,11 kon zijn... < was.
256,14/15 geweest: twee blonde zoete kindertjes. < geweest.
256,18 oudste zusje gekregen < oudste beet[?]gekregen
256,23 waren geworden < waren
256,28 angstig < somber
256,28/29 geworden, menschenschuw, in zichzelven teruggetrokken, < geworden en vooral ontevreden, in zichzelve teruggetrokken
256,30 blik vol ontzetting < linkschen blik
256,30 verontrustte < beangstigde
256,34 jaren < jaren al
256,34 zoo weinig < volstrekt niet
257,3 bang < schuin
257,8 papa < grootpapa
257,11 pleegkind < kind
257,12 zijn vader < hem
257,14 wel < nu wel

[pagina 545]
[p. 545]

257,15 Guy < de jongen
257,17 daarna, Constant, op < Constant was op
257,19 heel < wat
257,19-21 nu sufjes en stilletjes, dan uitgelaten dol, maar zoo onnoozel, dat zij nog niet kon lezen... < wat sufjes soms, en wat stilletjes, met een schuchter lachje van pijnlijke verlegenheid...
257,24 en < aan
258,12 dien < ze
258,23 schijnsel < licht
259,11 een heel kinderachtig prentenboek < een boek
259,17 was < stond
259,18/19 waas... onbewust... in haar langzaam ontwakende hersentjes van achterlijk kind... Om < waas... Om
259,21 duwde er haar kopje onder... < legde onder den palm haar kopje
259,28 japon < schoot
259,31 nerveus weg in zijn schouders gekropen < onverschillig
259,33 En < Maar
260,22 Nu goed < Goed
260,23 doende; < en ongehoord driftig:
260,23 zette < en zette
261,8 het < het kind
261,18 dankje < merci
262,8/9 bemoei-allen < handen
262,25 ze hield veel van haar man < ze had veel van Addy gehouden
262,27 zich < haar
263,2 nu < van
263,12 jonker < jongen
263,20 de < ook[?]
263,22 jonker < jongen
263,22 nieuwe schoentjes < schoentjes
263,24 fijngevoelig < susceptibel

[pagina 546]
[p. 546]

263,33 zich toch nooit meesteres < toch nu half meesteres
264,1/2 hield zij zoo dol veel van Addy < had zij van Addy gehouden
264,7 familiekring < familieregeering
264,25/26 juist naar de voorkamer kwam < zich juist naar de voorkamer begaf
266,6 Neen, neen < Neen, oom
266,7 moeder < mama
267,10/11 en indringen allen, die meê met haar waren binnengedrongen < en alle haren meê met haar waren binnengedrongen
267,20 was geweest < was
267,31 dwalende zocht < dwalen zoû
267,33 aan Van der Welcke was ook Constance < ook aan Van der Welcke was zij
267,34 neven en nichten < kinderen
267,35 die < de
268,9 behoeften < eischen
268,13 een < het was een
268,25 chauffeur < stooker
268,27 aan < over
269,4 een < eens, een
269,9 haar < haar oude
269,15 vroeger < arm
269,28 er meê < daar meê
270,9 kinderen < jongens
270,18 zoo < als
270,33 Gerdy in de gang < Gerdy
270,34 koû, wat < koû, o wat
270,35 meiden, < meiden, de knechts
271,6 Truitje < de knecht
271,28 jas ook < jas,
271,29 grauwblauwe < blauwe
272,3 Alex < Zelfs Alex
272,3 lang aan < aan

[pagina 547]
[p. 547]

272,4 bijna, in < bijna ziende om zich heen, in
272,24 haar < hun
273,8 zoenen < drukken
273,18 Den < Die
273,29 grauwblauwe < blauwe
273,31 gemaakt < gehad
274,15 En ben je voor hem geslaagd < En heb je wat voor hem gevonden
274,22 had gehad < had
275,3 was < zoû
275,33 nette < vieze
275,34 nette < vieze
276,2 Niet zoo erg < Neen zoo erg niet
276,2 klein huis < klein huis dat[?] huis
276,24 ernstige < ernstige, blauwe
276,35 droeve < droeve, blauwe
279,15 dit < dat
280,18 tien < een tien
280,32 ontzet < als ontzet
281,16 een < een heel
281,25 En < Is
282,12 waren < woonden
282,14/15 drieduizend < tweeduizend
282,24 weêr informeerde < kwam informeeren
282,26-284,16 Van der Welcke [...] wemelde voor zijn starende oogen uit... < was....
  - Dus hij had verlangd je te zien...
  - De zoon van zijn vrouw en... mijn zoon...
  - Wees kalm, vader..
  - Ik ben kalm, kerel. Ik ben heel kalm. Maar ik weet niet wat mij van daag drukt... Van daag al den heelen dag. En nu je mij zoo verrast hebt... met het verhaal van die oude man, die je schrijft voor zijn dood... die je zien wil... nu drukt mij dàt nog veel meer... Hoor hoe het waait... Al drie dagen, Addy, stormt het.... Ik heb

[pagina 548]
[p. 548]

  hier alleen gezeten... ik heb naar je verlangd... En nu je terug bent.. en eindelijk met me spreekt... nu voel ik... ik weet niet wat... een zwaarte... hier op mijn borst.... Het komt alles weêr in me op... om me heen... het verleden... de dingen van vroeger.... Het is of wat eens is geweest... nooit vergaat, nooit vergaat... Heel jong... beginnen we eens te leven... zonder te weten... en als we ouder zijn... weten we nog niet... maar is er niets aan te veranderen... aan wat wij eenmaal hebben begonnen. Heeft de oude man me laten groeten.... Ja, hij was heel heel oud, hij moet daar veel over hebben nagedacht... Hij zal ons vergeven hebben, Addy, je moeder en mij... Hij zal ons vergeven hebben...
  - Ja vader er was niets dan vergeving in wat hij mij zei...
  - Er was niets dan vergeving in wat hij zei...
  - En met mama.. heb je nog niet gesproken.
  - Neen vadertje...
  - Met haar wilde[?] je nog spreken.
  - Ja vadertje.
  Addy was opgestaan en Van der Welcke sloeg zijn arm om hem heen.
  - Mijn jongen.... voordat je weggaat... laat me je vragen nog: vergeet je vader niet heelemaal. Laat je vader je niet heelemaal verliezen. Buiten je heb ik niets... heb ik nooit wat gehad... Zie je kerel, nu jij zoo knap bent.. veel weet.. veel bent.. veel ideen hebt... zoo erg humanitair bent... nu vindt je je vader zeker een erg onbeduidende kerel.... die in zijn leven nooit iets heeft uitgevoerd dan zitten kniezen. Nu praat me nou maar niet tegen: ik begrijp wel dat het zoo is. Maar we zijn toch altijd vrienden geweest, niet waar, als we samen fietsten, of samen praatten... en je hebt altijd alles van je vader geweten... en zelfs toen je nog maar een kleine jongen was, heeft je vader met je gesproken... over

[pagina 549]
[p. 549]

  heel gewichtige dingen... je raad gevraagd... toen mama wilde scheiden... omdat ze dat zoo beter vond... Je herinnert je, niet waar, Addy: je bent altijd mijn vriend geweest; de vriend van je onbeduidende vader.
  - Ik ben altijd je vriend, vadertje...
  - Ben je het nog altijd.
  - Ja.
  - Vergeet je me niet... voor je vrouw.. je kinderen.. en je [xxx] pleegkinderen.
  - Neen vader...
  - Nu.. dàn is het goed...
  Toen omhelsden zij elkander heel vast, en zij kusten elkaar met innigheid.
  - Ga je nu naar mama.
  - Het is misschien te laat om met haar te spreken.. Gaat u al naar bed.
  - Neen nog niet. Ik ga nog een cigarette rooken.. en luisteren naar de storm. Die zijn[?] heeft [xxx] [xxx] [xxx]... Addy... zou de oude man ons vergeven hebben...?
285,2 dien < de
285,17/18 ze soms < ze
287,9 niets < ook niets
287,16 Mijn jongen < Wel kind
287,23 denkt < denkt en voelt
287,28 gevonden... en < gevonden, zeide hij, en
287,31 zich < zichzelve
287,33 bron < bron van bloed
287,33 hàar < hùn
287,34 haar < hun
288,2 háar < hún
288,24 heldere ziel < kalme[?] ziel
288,27 zwaarte < zwaarte onvoldaan
288,28 gezonken < geslopen

[pagina 550]
[p. 550]

289,1 bezwijmde < dan bezwijmde
289,21 zichzelven < alleen
289,27/28 na den ouden man, den ouden man vooral! < bij[?] den ouden man
289,31 in < op
290,11 niets < niet
290,15 zichzelven < hemzelven
290,28 rustig Hollandsch < rustige Hollandsche
292,13 de vraag < vraag
292,13 de medische < medische
292,14 hem < hem na
293,7 aanhuilde < aankwam
293,21 in < als in
293,24 zeventien < zestien jaren
293,24 leertijd te Heidelberg < praktische leertijd in de hospitalen te Heidelberg en Berlijn
293,26 vijf < vier
293,28 zes-en-twintig < 25
293,30 negen < acht
293,35 natuurlijk-weg < als natuurlijkweg
294,3 een < als een
294,4 als < zoowaar[?] als
294,7 waarmede < waarom
294,14/15 met allen, met zijn ouders < met beiden, met die ouders
294,21 gedachten < gedachte
294,23 bij < door
295,3 haar neêrkijkende < haar hoede blijvende
295,12 nooit hun < hen nooit
295,17/18 zichzelve < hemzelve
295,18 trotsende < brallende
295,30 ziehier: < hier..:
295,32 hun < zijn
296,12 frissche < frissche nieuwe
296,12 bloeiende < bloeide

[pagina 551]
[p. 551]

296,22 Dan voelde hij < En hij voelde
296,31 wat < dat
296,32 dikwijls in < in
296,32/33 als nu in < in
297,8 Dan weêr < Toch
297,8 om naar < naar
297,11/12 pozitivistiesch - zijn eene helft - te < positivistisch, gezond te
297,12 Terwijl < En terwijl
297,13 nu luisterde < luisterde
297,15 hooren < vernemen
297,18 met < als met
297,19 Om < En om
297,28 door < als door
297,28/29 woei, toe de jalouzie wrak klapperde, en weêr slingerde open, hard < woei, naar buiten de jaloezie wrak klapperend, en slaand[?] naar buiten, hard
297,30 met < als met
297,34 raam nu < raam
297,35 om < op
298,6 schuld...? < schuld... of niet?
298,10 Klaasje < kleine Klaasje
298,16 banden < kaften
298,20 banden < kaften
298,31 zich < al zich
299,3/4 tusschen bergen aan blauwen hemel, zacht wuivende, als struisveêren, klapperboomen < tusschen en tegen de blauwen hemel, als struisveeren en klapperboomen
299,21 band < kaft
299,34 al < de
299,34 krijtwit < sneeuwwit
300,13 het < de
300,16 handen < handjes
300,18 neêrhagelen < neerglijden
300,29 haastig < koortsig[?]

[pagina 552]
[p. 552]

300,32 torentje < muurtje[?]
301,18 schudde de < schudde het
301,19 haar < hun
302,15 met < als met
302,16 altijd < immer
302,33/34 en daarom naar Amsterdam was gegaan < er gisteren heen was gegaan
303,4 Hij < en, hij
303,5 treurig < nederig
303,9 en werd < werd
303,9 spookachtig < somber
303,13 had zitten < zat te
303,22/23 wolken verder in < wolken, [xxx] in
303,35 eigenlijk toch geen < geen
304,9 uit < voor
304,18 ook vader over jullie, < jullie oudere broêr
304,18/19 en gaarne zoû ik jullie allen gelukkig zien < die gaarne jullie alle gelukkig zoû zien
304,28 hij < die
304,32-35 begrepen... Maar gezien... [...] Addy!! Zeg < begrepen.... Zeg
305,9 Guy lijkt op hem. < hij leek op Guy.
305,16 Ik... < Ik stil,
305,22 Ik durf dat niet zeggen < Ik weet het niet
305,27 meer < kunnen
306,9 wat < nog
306,23 zoo vreeslijk < eenvoudig
307,9 belang... Twijfel klonk niet in Addy's stem < belang... En toch, Addy twijfelde nu al, of het in Amsterdam beter zoû gaan dan in Alkmaar... of een leven buiten, op veld en in bosschen, Alex niet gunstiger zijn zoû... De twijfel klonk niet door in zijn stem
307,17/18 toekomst zijn doel vóor zich gezien had < dagen doel vóor zich gezien had na doel
307,21/22 uit hem stralen < hem ontstralen

[pagina 553]
[p. 553]

307,23 drang < drang in zich
307,23 zich < hem
307,28 toonen < weten
307,31/32 altijd... hoe hij ook iederen dag duidelijker voor zich zag het lijk van zijn vader in bloed... < altijd...
308,7/8 daar staande < dat daar stond
308,17 meestal, zat in de serre < altijd, zat aan het raam
308,26 Constance < tante Constance
308,30 deed < liet
309,2 kon < kon spelen
309,4 en < en van
309,4 zij had < had
309,5 de kinderen < hen
309,8 domino-steenen < dominospelen
309,11 of het < of
309,17 die < die zich
309,18/19 verschemerde < dwalende
309,28 die < de
310,2 Hard < Vreemd
310,12 uit < zij uit
310,20 sedert < sinds
310,28 deed < liet
310,30 meêrooken < even meerooken
313,23 familiekring < familiekring er
313,28 familie-huis < familiecentrum
313,30 zoû zij zelfs niet hebben opgezien < had zij zelfs niet opgezien
314,2 familie! < huisgezin!...
314,14 van < vol
314,22 en zij belde < en belde
314,35 haar < nu
315,27 vreemd en verrassend < vreemde verrassing
315,29 Constance < zij
315,30 welkomstwoord vond < welkomstwoord

[pagina 554]
[p. 554]

317,26 vroeg < zei
318,10 Adolfine < Adolfine werktuigelijk
318,33/34 geconsulteerd, om tot gerustheid te komen... < geconsulteerd, in het Gasthuis: hij zegt...
319,9 zeer < zoo
320,12 Oma < Mama
320,20 wanden < gordijnen
320,23 lachebekje < bakvisje[?]
320,25 en zat < zij zat
321,2 Dan Karel < Karel
321,9 weemoedig < geroerd
321,9 om iets < iets
321,24 niet < dus niet
321,29 een ‘visite’ < ‘visites’
321,34 kwam < kwam wonen
322,6 den broêr < der broêr
322,6 Die broêr < Die man
322,22 zoû komen < kwam
322,28 hernam < zei
323,24 voor < om
324,8 overstrooming < bandjir
324,10 watervloeden < overstroomingen
325,7 's morgens < 's ochtends
325,11 mama? < maar...
327,4 niet < nooit
327,11 zoo weinig < haast geen
328,30 meer < ze
329,6-8 zoû moeten gaan - bang voor verandering van woonplaats, verzorgers, verpleging: al wat hij hun allen, zelfs Constance, nooit < moest gaan - verandering van woonplaats, verzorgers, verpleging, dat hij hun allen, zelfs Constance niet, nooit
329,15 en < en dat
329,28 kwamen < kwamen zij
330,12 maar < daar

[pagina 555]
[p. 555]

330,19 kon < konden
330,19 behoefde < behoefden
330,27 met < als met
330,29 plafond < plafond op
331,12 met < als met
331,22 schrik, hun < schrik hen te zien, hun
331,25 handen < hand
332,7 gebaren < gebaar
332,9 geloofd aan < geleefd in
332,23 ziel < lichaam
333,2/3 aangroeiende en -groeiende < aangroeiende, aangroeiende
333,8 bewust < acuut
333,11 onkundig < onwetend
333,13/14 aangroeiende, -groeiende < aangroeiende, aangroeiende
333,26 zich < zich [xxx]
333,32 den < dezen
333,33 zinzieke < zinkranke
334,29 dan < dus
335,22 dat < wat
336,5 om < was om
336,6 In de < In deze
336,8 vol < als vol
336,10/11 dochter < dochters[?]
337,9 en als < en de
337,35 Marietje < Zij
338,29 je wel oom < wel oom
338,29/30 waar?
  - Ja. < waar.
  - Oom Henri...
  - Ja.
339,20 aan < alleen
340,23 dag < nacht
341,11 vol < vol van

[pagina 556]
[p. 556]

341,18 Zelfs < Maar
341,20 aan < van
341,28 intens < sterk
342,6 er < en
342,14 een schuilplaats < als een schuilplaats
342,20 nu < terwijl
343,4 men < men haar;
343,7 waren Ernsts meubels verzonden < zouden Ernsts meubels verzonden worden
343,12 loerden < luisterden
343,14 al < ook al
344,1 om kleine Klaasje, die speelde < omdat kleine Klaasje speelde
344,7 uitbreken < uitbarsten
344,10 weg < nu weg
344,24 toe met het < toe het
344,26 nu < binnen
346,3 Daar < Maar, daar
346,5 Komt < Ja, komt
346,7 - Dat is een rustige kamer, zei Ernst. < - Ja, zeide Ernst. Dit is een rustige kamer.
346,30 op < om
346,30 zich < zij zich
347,5 vol < van
347,29 vonkelde < twinkelde
348,3 meester maakte < accapareerde
348,7 was het eigenlijk niet < werd het bijna niet
349,18 Mathilde, - en het < Mathilde, - dat wist ze wèl - en het
349,29 om < en
349,31 bovendien < ook[?]
350,4 en ook < maar ook
350,6 meubeleeren < te meubeleeren
350,7 schilderen < te schilderen
350,9 maken < te maken

[pagina 557]
[p. 557]

350,9 wonen < te wonen
350,10 houden < te houden
351,2 doorsneed < doorsneden
351,2 haar snel < hun snel
351,2 haar oogen < hun oogen
351,2 neus < neuzen
351,9 haar < hun
351,15 en zij < zij
351,24 ook, dat < ook, dan dat
351,27 dat zoo < dit zoo
351,29 zich < haar
351,33 dat morbide nevrozisme < de morbide nevrozen
352,4 zenuwen < nevrozisme
352,12 er van < van u
352,28 van zijn < van zijn dan
352,28 zoenen < zoen
352,32 hem < hen
353,2 al de < de
355,25 neen < niet
357,8 stem, oproepen < stem, als met een incantatie oproepen
359,29 oma < oude oma
360,5 ons < me
360,29 werd van week nu < van maar week, nu
360,32 Erzeele < Van Erzeele
361,1 emotie's < impressie's
361,7 haakwerk < handwerk
361,8 Er < En er
361,18 om het huis < over het ijs
361,35 dikwijls < altijd
362,30 Den avond < De avonden
363,23 lazen < stil, lazen
364,5 een trap < de trap
364,8 hun < zijn
364,34 tusschendeur. En < tusschendeur. En zij waren heel

[pagina 558]
[p. 558]

  bang, en zaten bij een, in de grote kamer; Adèletje dorst niet naar bed. En
365,18 van < over
367,14 armen < arm
368,1 slapen < te slapen
368,22 zacht < en zacht
368,23 muren < wanden
372,1 en delibereeren met < en heb een deliberere met
372,5 proviziekamer < groote proviziekamer
372,8 klei, en natte doeken < klein, [xxx] alles [xxx]
372,14 hartstocht. Hoepel < hartstocht.
  - Ja, urinoirs op alle hoeken van de straten... Begrijp je dat dat noodig is... Waarom de mannen dàt niet thuis kunnen doen. Het is alleen een slechte gewoonte... een slechte gewoonte weer van vuiligheid. O de menschen zijn zoo vuil. Ik, ik doe het altijd thuis. Voor geen geld van de wereld ging ik in een urinoir..
  - Paul, zei eindelijk C. Hoepel
372,18 eten < diner
372,20 noemen < vinden
372,35/373,1 gezin...
  - Meisjes < gezin.
  - Dus wij zijn vuil! gierde Gerdy. Dankje wel, Keetje...
  - Dat zeg ik niet... beweerde Keetje
  - Meisjes
373,4 mij < nu mij
373,13/14 bezag.
  - Maar < bezag...
  - Een keuken is altijd vuil, zei Paul en bezag de pannen.
  - Maar
373,30 Paul < Hij
374,10 een < elkaâr
374,13 door < nu door

[pagina 559]
[p. 559]

374,30 word al oud < werd er oud,
374,32 dien dooi < den dooi
375,9 was < hadde
375,13 tot < in
375,18 bestrafte < berispte
375,28 dat < wat
375,32 moment < oogenblik
376,20 is < is tegelijk
376,27 je < ik je
377,15 nu al < al
379,8/9 onszelve < ons eigen
379,11 verdriet verandert < verdriet
381,7 maanden wacht ik dat af < maanden wacht ik zoo af
382,8 Ik < Nu[?]
383,3 treurig < betreurd
383,12 in < uit
383,32 afspiegelt < afstempelt
384,1 Brauws < Hij
384,2 te < in
384,23 kinderen < bende
384,25 Charles < Vreeswijck
384,35 dan < nu
385,1 Oom < Oom Adolf
385,14 verlucht < verbeeld
385,15 verluchtende < verbeeldende
386,2 van < als
386,16 Constant, en < Constant, en Jack, de terrier, er blaffende tusschen door, en
387,16 jong < 34
387,17 zeg, < maar[?]
388,4 dingen < dagen
388,18 al < alleen
388,30 gebeuren < gebeuren gaan
389,14 wel beklemde het < wel
390,7 denken < weten hebben

[pagina 560]
[p. 560]

390,12 het dat < dat
391,22 van haar < harer
392,27 Marietje < zij
393,10 als van < als
393,10 algrauwe < grauwe
393,13 had gehad < had
393,20 innerlijkst < innerste
394,5 met < door
394,31/32 goed zijn < zijn goed
395,4 wat < dat
395,13 zijn < de
395,21 haar < nog
395,33 Mathilde < zij
396,4/5 was: zelfonvoldaanheid, en < was, zelfonvoldaanheid, schuldbewustzijn en
396,14 huis, waarin alles < huis als sympathiesch opgenomen, het groote, sombere huis, waarin alles
396,24 ijlde Johan < ijlde aan Johan
397,5 zich < haar
397,13 glimlachte < glimlachend
397,26 met < van
398,17 dit < dat
398,19 sprak hij dagen < spraken zij dagen
399,24 heerlijk < heerlijk te gaan
399,29 zeide < zeide zij
400,34 vroeg Ernst < zei Ernst
401,2 oom... Dat < oom... Hier
402,10 dwong < drong
403,11 zoo < bijvoor[beeld]
403,23 wel < ook
404,9 tocht < trekking
404,10 maar < mama
404,30 die < dat
405,6 uit haar < van haar
405,30 zoenen < zoen heen

[pagina 561]
[p. 561]

406,19 gezien op den weg < zien komen
408,11 moeten < willen
409,35 pols < polsen
410,5 arm < armen
410,13 zich < haar
410,20 hand < handen
410,24 warm < waar
411,18 kan < wìl
411,30 zacht < zachter
411,30 te leeren < leèren
412,11 te < ons te
412,18 hij opende < nu opende
412,21 dan < als
412,26 soms in < soms zich in
413,12 werklamp < werkkamer
413,15 in < van
413,28 niet geweten < en geweten
414,18 rekende < rekende [xxx],
414,23 huis < huis hier
414,35 tegen < als tegen
416,9 middel. < middel.
  - O God, dacht hij in al het zwart van zijn zelfverwijt, en schuldbewust zijn.. Nu geef ik haar mij... heelemaal.. heelemaal..!
416,29 Klaasje < Jack blafte niet meer, Klaasje
417,2 voor < als voor
417,32 in < als tot in
418,10 waarnaar < waarheen[?]
418,14 kwamen < kwamen thuis
418,16 nu < nu als
418,17 om < voor
418,23 was < ook
418,24 bestemd < was bestemd
418,29 werken < werk
418,30 studeeren < studies

[pagina 562]
[p. 562]

418,33 een < als een
418,34 allen < als allen
418,34 karakters < verschillende karakters
419,12/13 al niet meer onbezorgd < als met meer bezorgd
419,14 als < al
419,29 over àllen < over àlles
419,32 lang en breed < lang breed
419,32 had < had hij
420,35 het leven < hun[?] leven
422,18 frisch < er frisch
423,33 zich < haar
424,26 hen, < hen, iederen dag
424,33 zijn < zijn jonge
425,30 heb < ben
427,3 van koele < in die koele
427,4 over < van
428,4 dieper: < dieper, en
428,19 de < die
429,13 gehad < geleid
429,23 tillend < bitter
429,35 zich < zoû zich
431,29 over < van
432,17 zoo als < zoo
432,22 de plek < deze plek
433,17/18 broêr... Daar was het pension van Dorine en Constance belde even, maar Dorine was niet thuis... < broêr...
433,27 ruiten < ramen
434,7 En Constance < Zij
434,7 om < nu om
435,17/18 lach, die de kleine scherpe tanden ivoorigjes glanzen liet < lach, waarin de kleine scherpe tandjes ivoorigjes glanzend beten
435,20 op dien van haar < op hare
436,18 probeerde < u probeerde
436,34 omdat < daar

[pagina 563]
[p. 563]

438,7 in < van
439,15 stoeiend < steeds
440,8 herinner je je < herinnert u zich
440,14 Mama, < Maar
441,27 wees voorzichtig < wees verstandig
443,14 dat < het
443,32 uit die boeken... < in die trant[?]:
444,6 niet... O Mathilde < niet kind... O Mathilde
444,30/31 nieuwe terrier < terrier
445,3 die < de
446,29 tocht < toer
446,31 wel < wel eens
447,9 Van der Welcke < hij
447,23 toeren, en < toeren zeide zij, en
447,35 om altijd < altijd
448,19 was, < was ook
449,2 klein < heel klein
449,19 een < den
449,24 gehad < willen hebben
450,32 nu < ook
451,20 huiverde < naderde
452,29 een < deze
452,31 in < van
452,32/33 zij voor het ergste hebben gevreesd < ik voor het ergste vrezen
454,20 Brauws < Max
454,21 Brauws < Max
454,24/25 beetje
  - Hans < beetje.
  Brauws lachte haar toe.
  - Hans
455,2 voor < om
455,17 Hij wilde naar < zoû daarna naar
455,24 de < die
455,24 Brauws < Max

[pagina 564]
[p. 564]

459,22 schrik < schok
459,23 dat < of
460,10 meisjes < zusjes
461,10 voor < van
461,18 door < onder
461,20 glazuurden < porceleinden
461,21 liep < liep als
461,24 in < en
461,32 ramen, er < ramen aan
463,24 wisten niet precies < vonden het pervers
463,28 Welcke, dat < Welcke zag
465,5 wilde < voelde
466,13 mijn < zijn
468,31 over < nu over
469,34/35 dan pijn... < dan pijn, dan pijn..!
470,21 de kamer < het huis
471,1 was < wrong
472,17 gekerm om < geheim van
472,18 in < weg in
473,16 Paul < oom Paul
474,18 afwachtingen < afwachting
474,33 had < bezat
475,35 Werktuigelijk < Als werktuigelijk
476,8 weigerde < weende
476,21 opkoming < oplaaiing
476,27 om te < te
476,34 die < de
477,7 verre < ver al
480,19 nog nu < nog was
480,20/21 wennen... met < voegen... naar
480,30 trouwen < huwen
481,35 alle vergissing < alles van onze jeugd
482,16 làngen < làngere
485,6 Ik, < Nu
485,8 nu, als < en als

[pagina 565]
[p. 565]

485,8 Maar < Maar nu
485,28 worden... < worden wat...
486,5/6 al dit... < al dit... al dit
486,16 voor < om
489,31 alles < allen
491,7 als < al als
491,21 voor < daar
497,12 kwam < naderde
497,18 véle < alle
497,18 oude < veege[?]
497,21 Nice, Jan.-Aug. 1902 < [ontbreekt]

Afbrekingstekens

In deze uitgave van Zielenschemering en Het heilige weten moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:

9,17 na-
18,25 Banka-
19,24 batik-
21,35 niellé-
22,1 streepjes-
35,13 Gemeente-
57,8 begin-
61,10 art-
80,8 hitte-
92,15 jongens-
100,4 Hindoe-
100,15 maïzena-
102,32 nu-
103,7 acht-
104,17 graven-
111,35 familie-
126,16 den-
126,34 dweperig-
131,18 moedertjes-
175,18 bulder-
181,35 Zondag-
182,3 Zondag-
182,18 familie-
183,35 Zondag-
187,27 te-
194,31 van-
196,13 blauw-
245,16 villa-
262,8 bemoei-
271,30 zes-
273,23 en-
292,20 studie-
308,24 en-
314,28 gesprek-
342,25 jonge-
350,2 goedig-
375,12 afternoon-
376,18 en-

[pagina 566]
[p. 566]

391,29 zes-
400,17 Marietje-
445,13 gewoon-
462,5 nacht-
468,28 New-

Ga naar voetnoot+

voetnoot1
Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie. Ed. H.T.M van Vliet. Utrecht/Antwerpen, [1987]. p. 53.
voetnoot2
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen/Amice; Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever. Ed. F.L. Bastet. 's-Gravenhage, 1977. 2 dln. Dl. i: 1890-1902. Dl. ii: 1902-1919. In: Achter het boek 12 (1973), afl. 1/3 en 13 (1974), afl. 1/3. Dl. i, p. 204.
Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 56.
voetnoot3
Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 57-58.
voetnoot4
Op het eerste blad van het handschrift van deel iii heeft Couperus de datering ‘27 Juli i.’ genoteerd.
voetnoot5
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 210.
voetnoot6
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 211.
voetnoot7
Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 212.
voetnoot8
H. van Booven: Leven en werken van Louis Couperus. Met een nawoord van F.L. Bastet en een register op titels en personen. 's-Gravenhage, 1981. [Fotomechanische herdruk van de eerste druk: Velsen, 1933.] p. 177. Ook gepubliceerd in Maatstaf ii (1963/64). p. 169-170.
voetnoot9
Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 213.
voetnoot10
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 214.
voetnoot11
Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 218.
voetnoot12
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 220.
voetnoot13
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 221.
voetnoot14
Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 62, 66.
voetnoot15
De brief bevindt zich in het Letterkundig Museum en is gepubliceerd in Maatstaf ii (1963/64). p. 170-172.
voetnoot16
Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 73.
voetnoot17
Brief van Veen aan Couperus, gedateerd 30 juni 1902, in het archief-Veen (Letterkundig Museum te Den Haag).
voetnoot18
Een exemplaar van dit contract is in bezit van Veen, uitgevers te Amsterdam en een bevindt zich in de Couperus-collectie van het Letterkundig Museum.
voetnoot19
Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 209, 211.
voetnoot20
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 230.
voetnoot21
[Louis Couperus]: Amice, p. 14.
voetnoot22
Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 96.

voetnoot23
De handschriften maken deel uit van de collectie die de erven-Veen in 1961 aan het Letterkundig Museum hebben overgedragen. (Veen kreeg alle handschriften van De boeken der kleine zielen in 1903, na het verschijnen van Het heilige weten. Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 24, 79.)
voetnoot24
Op de achterkant van blad 4 staat de titel ‘La Princesse aux Cheveux Bleus’ met daaronder de onvoltooide openingszin: ‘Elle était fille de roi et étrangement belle, parce qu'elle’. Couperus' sprookje ‘Van de prinses met de blauwe haren’, geschreven in juli 1901, werd opgenomen in de bundel Over lichtende drempels (1902).
Verder staat er op de achterkant van blad 4 de aantekening van Veen: ‘Copie Couperus, Zielenschemering’, en een opdracht van Veen aan de drukker Thieme.
De achterkant van blad 7 is genummerd ‘2’ en bevat een klein fragment dat in uitgewerkte vorm in het begin van Zielenschemering is opgenomen. De achterkant van blad 67 bevat een fragment dat met potlood is doorgehaald en ook niet in de roman is verwerkt. Op de achterkant van blad 80 staat een fragment dat in gewijzigde vorm in het tweede deel van de roman is verwerkt. Op de achterkant van blad 108 staan drie titels voor sprookjes(?).
voetnoot25
Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 232, 234.
voetnoot26
Op de achterkant van het eerste blad heeft Couperus de titel van de serie genoteerd: ‘De Boeken der Kleine Zielen’. Op de achterkant van de bladen 15 en 43 staan berekeningen. De achterkant van blad 16 bevat de onvoltooide zin: ‘- O mijn liefde, o mijn liefde!’. Op de achterkant van de bladen 21, 45, 83 en 47 (deel ii) staat de adressering aan Veen in Amsterdam.
voetnoot27
Vgl. E. Braches: Het boek als Nieuwe Kunst 1892-1903; Een studie in Art Nouveau. Utrecht, 1973. p. 368.
voetnoot28
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 222. In de eerste dertien bladen van het handschrift van Zielenschemering heeft Couperus inderdaad allerlei woorden ‘verduidelijkt’.
voetnoot29
Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 65.
voetnoot30
Brief, gedateerd 23 mei 1902, in het archief-Veen.
voetnoot31
Brief, gedateerd 24 mei 1902, in het archief-Veen.
voetnoot32
Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 66.
voetnoot33
Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 67.
voetnoot34
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 227.
voetnoot35
Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 69-70.
voetnoot36
Brief, gedateerd 7 juni 1902, in het archief-Veen.
voetnoot37
Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 230.
Couperus' vriend, Jhr. J.H. Ram, was kapitein bij het regiment grenadiers en jagers. (Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 194-195.)
voetnoot38
Brieven van Veen aan Couperus en Thieme, gedateerd 30 juni 1902, in het archief-Veen.
voetnoot39
Brief, gedateerd 1 juli 1902, in het archief-Veen.
voetnoot40
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 232.
voetnoot41
Brieven van Veen aan Thieme en Couperus, gedateerd 9 september 1902, in het archief-Veen.
voetnoot42
Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 234-236.
voetnoot43
Brief in het archief-Veen.
voetnoot44
Brief van Veen aan Thieme, gedateerd 13 oktober 1902, in het archief-Veen.
voetnoot45
Brieven van Thieme aan Veen, gedateerd 21 en 31 oktober 1902, in het archief-Veen.
voetnoot46
Brief in het archief-Veen.
voetnoot47
[Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 233.
voetnoot48
Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 238.
voetnoot49
Brief in het archief-Veen.
voetnoot50
Brief van Veen aan Couperus, gedateerd 22 december 1902, in het archief-Veen.
voetnoot51
Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 80.
voetnoot52
Brieven van Veen aan Couperus en Thieme, gedateerd 13 januari 1903, in het archief-Veen.
voetnoot53
Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 86.
voetnoot54
[Louis Couperus]: Amice, p. 19.
voetnoot55
Brief in het archief-Veen.
voetnoot56
Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 21.
voetnoot57
Brief van Thieme aan Veen, gedateerd 26 maart 1903, in het archief-Veen.
voetnoot58
Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 21.
In het eerste hoofdstuk van Het heilige weten wordt verteld dat Constant, een van de kinderen van Gerrit en Adeline, bij Arnhem op kostschool is (vgl. p. 256), in het tweede deel van de roman echter zit hij op de Hoogere Burgerschool in Den Haag (vgl. p. 418).
voetnoot59
Brief van Veen aan Couperus, gedateerd 20 april 1903, in het archief-Veen.
voetnoot60
[Louis Couperus]: Amice, p. 22.
De ‘Novemberkou’ komt voor in het eerste deel van Zielenschemering (vgl. p. 18). In zijn recensie van deze roman schreef Van Nouhuys onder andere: ‘Hoezeer de schrijver deze atmosfeer [= van schemering] gewenscht heeft, noodig gehad heeft om een harmonie van grijze tinten te verkrijgen, blijkt uit het begin, waar hij zelfs al iets te vroeg de somberheid doet voorgevoelen, die ten slotte alles overheerschen zal: een fout zoo men wil, een vergissing zeker, maar [...] zoo heel verklaarbaar.’ Volgt het voorbeeld van de ‘Novemberkou’. (W.G. van Nouhuys: ‘Zielenschemering’. In: Nederlandsche belletrie 1901-1903. Amsterdam, 1904. p. 233-240; het citaat op p. 235. De recensie werd voor het eerst gepubliceerd in Het vaderland van 12, 13, 14 april 1902, Avondblad A, p. 1-2.) Vgl. voor andere voorbeelden van feitelijke onjuistheden in De boeken der kleine zielen: F. Bulhof: ‘De chronologie van De boeken der kleine zielen’. In: De nieuwe taalgids 72 (1979). p. 14-23.
voetnoot61
Brief van Thieme aan Veen, gedateerd 2 mei 1903, in het archief-Veen.
voetnoot62
Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 33.
voetnoot63
De boeken werden ook te koop aangeboden in een zogenaamde prachteditie, gebonden in een perkamenten band. Deze exemplaren vielen binnen de gewone oplage.
voetnoot64
Op 31 december 1903 berichtte binderij Brandt aan Veen dat zij 250 exemplaren in losse vellen van Het heilige weten in het magazijn ter bewaring had. Deze lagen er eind 1904 nog. (Brieven van Brandt aan Veen, gedateerd 31 december 1903 en 31 december 1904, in het archief-Veen.)
voetnoot65
Volgens een inventarislijst voor de brandverzekering in het archief-Veen was de voorraad van Zielenschemering en Het heilige weten in de jaren 1903-1906 respectievelijk: 1160 en 1500, 527 en 1120, 1104 en 1061, 900 en 1030. Deze cijfers hebben niet betrekking op de gehele voorraad; zie ook noot 64.
voetnoot66
Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 33-34.

voetnoot67
De lezing ‘bleef werken’ in r. 11 van p. 284 is gezien de context ‘onzin’, maar de juiste lezing is niet meer te achterhalen. Couperus heeft deze passage in de niet bewaard gebleven proeven van Het heilige weten ingrijpend gewijzigd. In dit geval biedt het handschrift dus geen uitkomst. Onzeker is verder de lezing ‘zei hij’ in r. 15 van p. 489. Gezien de context (vgl. o.a. p. 488, r. 17) lijkt ‘zei zij [= Mathilde]’ logischer, maar aangezien het handschrift ook ‘zei hij’ heeft, en deze lezing niet geheel is uitgesloten, hebben we niet gecorrigeerd.
voetnoot68
Deze correctie is door Couperus aangebracht in zijn auteursexemplaar (in particulier bezit).
voetnoot69
Deze fout is door Couperus te laat opgemerkt. (Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 21-22.) De correctie is door hem wel aangebracht in zijn auteursexemplaar (in particulier bezit).

voetnoot70
De onzekere lezingen van de handschriften worden gevolgd door een gecursiveerd vraagteken tussen teksthaken ([?]). De woorden in de handschriften die wij in het geheel niet hebben kunnen ontcijferen worden aangegeven door drie x-en tussen teksthaken ([xxx]).

voetnoot+
Voor de bibliografische gegevens werd onder meer gebruik gemaakt van het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, een door zwo gesubsidieerd project, onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen.
Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werken Louis Couperus: Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders, Marijke Stapert-Eggen en H.T.M. van Vliet.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken