Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever
Afbeelding van Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgeverToon afbeelding van titelpagina van Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.37 MB)

ebook (10.60 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Editeur

F.L. Bastet



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever

(1977)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

I. December 1902-Juni 1903 (Brief 320-338)

‘Ik schrijf, schrijf, schrijf maar. Wat wil je, het is het eenige wat ik kan (en nog maar misschien...; laten we niet al te zelfbewust zijn). Toch werk ik alleen maar een paar uren 's morgens, maar dat met een regelmaat, beste Johan, die prijzenswaardig is, in een anders zoo losbandig mensch als ik. Je weet, dat de Kleine Zielen aan de kimmen dagen... Na de Kleine Zielen volgt Het late Leven, daarna Zielenschemering (waaraan ik nu bezig ben); in de toekomst zal Het heilige Weten den cyclus voltooien. Onderwijl schrijf ik kleine sprookjes, Van de Prinses met de blauwe Haren om vriend Gids te vriend te houden, anders worden ze boos op mij, want Veen heeft hun alle de Kleine Zielen afgetroggeld, er blijft er geen een voor hen over’. - Aldus Couperus in een brief aan Jhr. J.H. Ram van 17 October 1901 uit Nice.Ga naar voetnoot1 Op 27 Mei 1902 schrijft hij aan Marie Vlielander Hein o.m. over De Boeken der kleine Zielen.Ga naar voetnoot2 ‘Over Constances geheele ontwikkeling, de vier boeken door, ben ik wel tevreden. Betty heeft een liefde voor... Van der Welcke opgevat. Er zijn scènes in het Eerste Boek - van Fine en Cateau - die mijzelf altijd weêr doen grinniken van pleizier!! De laatste scène van Boek I was heel lastig en is, geloof ik, wel goed geworden. Maar ik ga mezelf niet verder ophemelen. Er ontbreekt o, zoo een boel aan, en dat novellistische in Het Late Leven ergert me telkens. De twee laatste boeken zitten solider in elkaâr. Heel moeilijk in Het Late Leven was de dubbele liefde, terwijl van geen der vier personages éen woord van liefde tot de ander geuit werd!!! Enfin, het is een moeilijk boeltje geweest, en de leek, die misschien zegt: Couperus maakt er zich nu eens gemakkelijk van af - gewone menschen, gewone woorden - en niet meer tooveratmosfeer en schitterende Psyche-frazes, weet er niets van!!

Als de serie af is, om te verstrooien van die daagschheid der kleine Zielen, ga ik iets heel anders schrijven, me baden in de symboliek en me dompelen in schittering van stijl!! Het boek zal heten: De Zonen der Zon, maar vertel er nog maar niets van. Ik heb al eenige beginscènes, maar werk er eerst aan, als de Zielen af zijn’.

Het is jammer, dat wij in zijn brieven aan Veen zelden opmerkingen van gelijke strekking vinden. Ook zouden wij natuurlijk graag willen weten, hoe hij gereageerd heeft op de dood van zijn vader.Ga naar voetnoot3 Maar een persoonlijke brief over die voor hem ongetwijfeld aangrijpende gebeurtenis bezitten wij niet. Met De Boeken der kleine Zielen nam hij, zo schreef hij aan Marie Vlielander Hein, ‘afscheid van het Noorden en de nevels’. Het heilige Weten werd in Augustus 1902 voltooid. Aan De Zonen der Zon dacht hij al in Mei 1902. Zijn vader stierf in October. Begin November was De Zonen der Zon gereed. Onmiddellijk daarop volgde Jahve, geschreven in December 1902.

[pagina 8]
[p. 8]

De dood van zijn vader is vermoedelijk de aanleiding geweest tot de eerste idee van Van oude Menschen, de Dingen die voorbijgaan, een titel die in brief 319 van 6 November 1902 voor het eerst opduikt. Bij het sterven en de begrafenis zijn vanzelfsprekend vele leden van de familie bijeen geweest. Dingen uit het verleden zullen besproken zijn, herinneringen opgehaald, zoals dit bij zulke gebeurtenissen nu eenmaal altijd gebeurt. Couperus, de jongste immers uit een grote familie, is met zeer veel sterfgevallen geconfronteerd geweest.Ga naar voetnoot4 Een afrekenen ook met al deze familiemisère moet de logische oorzaak tot het ontstaan van deze laatste Haagse roman uit zijn oeuvre geweest zijn. Van oude Menschen hoopt hij in 1903 te schrijven. Van Dionyzos is aanvankelijk nog geen sprake. Tot de conceptie van dit laatste boek moet hij dus tamelijk plotseling gekomen zijn. Op 18 December 1902 kondigt hij aan, dat hij midden Januari 1903 voor enige weken naar Rome denkt te gaan. Op 10 Januari 1903 preciseert hij, dat het een verblijf van ca. zes weken zal worden. Deze brief, nummer 323, is opmerkelijk in meerdere opzichten. In de eerste plaats is er het verzoek een presentexemplaar van De Stille Kracht te zenden aan een barones met een opvallende naam: Mademoiselle Baronne Mélanie van Raders. De naam herinnert immers zo sterk aan Stefanie de Laders in het latere boek Van oude Menschen, dat dit nauwelijks op een toeval kan berusten. Is in Stefanie misschien zelfs een portret van Mélanie gegeven? We kunnen er helaas alleen maar naar gissen.Ga naar voetnoot5

Voorts is er de opmerking, dat hij nu Antieke Sproken wil schrijven. Dionyzos wordt voor het eerst genoemd, maar in één adem ook het Afrodite-motief - dat vermoedelijk is uitgewerkt in Adonis van 1906 - en het Herakles-thema: dit laatste zal eerst in 1912-1913 gestalte krijgen.

Belangrijk is tenslotte de mededeling, dat hij tegen Februari de financiële erfenis van zijn vader verwacht, een bedrag waar wij de grootte niet van kennen. Hij wil het geld gebruiken om er zijn schulden mee te delgen. Daar het echter pas jaren later loskomt, blijft deze schone lei voorlopig helaas een illusie, en dit heeft allerlei consequenties waar wij nog op terug zullen moeten komen.

In deze tijd moet hij ook brieven met Pier Pander gewisseld hebben, maar tot nu toe zijn deze niet gevonden.Ga naar voetnoot6 Pander krijgt opdracht tot het maken van het be-

[pagina 9]
[p. 9]

kende reliefportret van Elisabeth.Ga naar voetnoot7 Tijdens de zittingen daarvoor, verdiept Couperus zich in Panders werk. In Groot Nederland van Februari 1903 verschijnen de vier sonnetten die Couperus aan Pander opdroeg naar aanleiding van diens Alba.Ga naar voetnoot8 Maar ook de twee sonnetten aan de Eros van Praxiteles ontstaan, naast twaalf ‘Dionyzosstudiën’, sonnetten uit Februari 1903 aan welke Couperus het motto meegaf: ‘Na de Kleine Zielen en vóor Dionyzos...’Ga naar voetnoot9 Wij kunnen zonder veel bezwaar spreken van het begin van Couperus' sterk klassiek getinte, hoewel nooit uitsluitend klassieke, periode.

Motieven die aan de klassieke oudheid ontleend zijn overheersen zijn werk vóor 1903 bepaald niet. Toch komen wij ze in voorzichtige halftinten al tegen in b.v. de Reisimpressies.Ga naar voetnoot10 Waar komen zij vandaan? Waarschijnlijk berusten zij op invloeden van verschillende kanten. In de eerste plaats is er de lectuur van Hawthorne's Transformation en van Ouida's Ariadne. Ook heeft hij kennelijk Busken Huet's boekje Van Napels naar Amsterdam uit 1876 gelezen, want diens regels ‘o mengeling van kleuren, zoo frisch en krachtig, zoo donker en zacht! o eerlijk en heerlijk zinnebeeld van het rozenland Italië - in April!’,Ga naar voetnoot11 herinneren wel heel sterk aan wat Couperus eveneens eenmaal in Rome zal schrijven: ‘o de schoonheid die Rome is in Mei!’.Ga naar voetnoot12 Maar belangrijker is misschien nog Vosmaers Amazone voor hem geweest, de roman die hij even noemt als hij in 1894 Paestum beschrijft, waar zich immers de beginscènes van dit door vele Tachtigers bewonderde boek tussen de tempelruïnes afspelen.Ga naar voetnoot13 De Amazone heeft heel wat op haar geweten gehad.

Over Couperus en Vosmaer is tot nu toe weinig geschreven. In dit verband mag misschien met enige nadruk herinnerd worden aan wat Couperus' jeugdvriend Frans Netscher vertelt over hun wandelingen in de Scheveningse Boschjes omstreeks het begin van de jaren '80, toen Amazone juist verschenen was en bij de jongere èn bij de oudere generaties furore maakte. Deze wandelingen, waaraan in Metamorfoze eveneens literaire herinneringen zijn bewaard, worden door Netscher aldus beschreven:Ga naar voetnoot14 ‘Er bestond een afspraak tusschen ons. Elken middag tegen vier uur gingen wij wandelen, op den ouden Scheveningschen weg, in de Boschjes,

[pagina 10]
[p. 10]


illustratie
Marcellus Emants


[pagina 11]
[p. 11]


illustratie
Carel Vosmaer


[pagina 12]
[p. 12]

dwalend door de laantjes, zonder doel, zonder plan, alleen maar om beweging te hebben, te loopen, en om te kunnen praten, te kunnen praten over kunst. Tot de wandelaars, die wij dan trouw tegenkwamen, behoorde o.a. Vosmaer, met zijn witten kop van uitstaand haar, stijf rechtop, zijn kaalgeschoren gezicht, zijn intelligent vossenhoofd, altijd even rustig, koel en placide. En ook wel Marcellus Emants, haastiger, in drukken stap, strak voor zich uitkijkende, als deed hij tegen zijn zin een gezondheidsloopje op raad van den dokter, er zich zoo gauw mogelijk afmakende. Zij vormden de twee uitersten onzer gesprekken: Couperus in bewondering voor het marmerwerk van Vosmaer, hem wel wat te koud, te wit vindend, maar hoog in lof over zijn fijn classicisme, zijn intelligentie, aangetrokken door zijn liefde voor het curieus mooie, het beschaafd aristocratische zijner voelingen en uitingen - ik aan de zijde van Emants (...). En op dit terrein ontmoetten wij elkaar iederen dag tusschen de oude Haagsche boomen, zwijgend als wij Vosmaer en Emants zagen aankomen, maar ook niet langer dan zij ons passeerden. Want dadelijk gaven zij ons nieuwe uitgangspunten tot meeningen en stellingen, die sterker tegenover elkander kwamen te staan, decisiever in uiting, en die uit zouden gaan loopen in het Orientalisme en het Naturalisme onzer latere jaren’. Netscher voegt hier dan nog aan toe, dat Couperus in die tijd naast Vosmaer vooral ook Potgieter bewonderde - ‘hij las en herlas Potgieter’ - en van de Franse auteurs Leconte de Lisle. Kenmerkend is tenslotte ook deze passage: ‘Wat blijkt uit de lievelings-schrijvers zijner jonge jaren - Vosmaer, Potgieter, Leconte de Lisle - is, dat hij zocht naar de aristocratie van den geest, de verfijning van den vorm (tot op de decadentie toe), het kleurrijke, exotische, vreemde, luxueuse, en dat de werkelijkheid der zichtbare dingen rond hem, het realisme, hem ongeëmotioneerd liet’. Het moet juist ook in deze tijd geweest zijn, die Netscher beschrijft, dat Couperus met hulp van zijn vader zich bekwaamde in Latijn en, in mindere mate, Grieks.

Vosmaer, de classicist bij uitnemendheid, is dus met zekerheid éen van Couperus' grote voorbeelden geweest. In menig kort stuk van Vosmaer meent men omgekeerd trouwens reeds een Couperiaanse toon avant la lettre te bespeuren. Het is tamelijk waarschijnlijk, dat Couperus, van huis uit door zijn - niet eens voltooide! - H.B.S. opleiding gespeend van klassieke vorming, steeds een sluimerende behoefte heeft gehad om wat zijn vader en Vosmaer hem geleerd hadden later uit te werken. Daar kwam bij, dat vele andere Tachtigers, voor wie hij niet onder wilde en hoefde te doen, konden bogen op een behoorlijke klassieke ondergrond: Kloos, Boutens, Van Deventer, om er maar enkele te noemen. In de beeldende kunst trof Couperus het klassieke voorbeeld aan bij b.v. Alma Tadema.Ga naar voetnoot15 Hij had een grote voorkeur voor Canova, wiens classicisme via Thorvaldsen en de vele

[pagina 13]
[p. 13]

afgietsels en navolgingen van het werk van deze grote Deen vanzelf naar een Pier Pander leidde. Bij gebrek aan voldoende gegevens is het niet goed mogelijk hier met enige stelligheid meer over te zeggen. Zeker komt er bij, dat voor Couperus met de heidense oudheid, naarmate hij die beter leerde kennen door de archaeologische overblijfselen in Italië, een wereld van schoonheid, bevrijdende sensualiteit en quasi ongebonden sexualiteit openging, waar hij op dat ogenblik van zijn leven meer dan ooit aan toe was. De dood van zijn ouders, het achter hem liggende Haagse verleden, de zelfherkenning in de tamelijk androgyn getinte Hellenistische beeldende kunst - die hem altijd sterker heeft aangetrokken dan de archaïsche tijd-, dit alles tezamen maakte voor hem een nieuwe scheppingsperiode mogelijk, waarin hij zich te buiten kon gaan aan ongebonden heidense motieven, in een Dionyzische vreugde die hij beleden heeft als een nieuw geloof.Ga naar voetnoot16

Intussen is het voor Couperus niet alles onbewolkt genot. In Februari 1903 schrijft Veen hem blijkbaar, dat zijn laatste boeken slecht verkocht worden. Een uitgave van De Zonen der Zon en van Jahve lijkt niet verantwoord. Veen heeft in dit boek - het desondanks in 1903 te verschijnen God en Goden - niet veel zin, terwijl Couperus zijnerzijds juist zijn honoraria wil verhogen. Het is deze domper op de vreugde die hem begin Maart doet schrijven (brief 328): ‘Schrijflust, werklust, drukproevenlust, dat is allemaal nihil op het moment’. Het leed dat Veen en diens vrouw treft met het sterven van hun zoontje Lambertus Johannes, nog geen tien maanden oud, houdt hem slechts terloops even bezig. Hij schrijft er éen regel over in een briefje dat verder over drukproeven gaat. In brief 334 schuift hij het condoleren verder op Elisabeth af, die er blijkbaar ook niet veel zin in heeft. Couperus' egocentrisme komt op zulke ogenblikken wel sterk naar voren. In April lijdt hij weer aan groot geldgebrek. De voorgespiegelde erfenis komt niet los. Hij moet Veen om een voorschot op Dionyzos vragen, waar hij nu goed aan werkt, en bovendien op een krans van circa 250 sonnetten: een roman in gedichten die Endymion zal heten. Op 27 April 1903 heeft hij in totaal 50 sonnetten voltooid. Deze cyclus, in 1904 en 1906 in Groot Nederland verschenen, brengt het tenslotte tot in totaal 54 sonnetten, en is dus in de goede bedoeling blijven steken. Tijdens Couperus' leven is de krans nooit in boekvorm verschenen.Ga naar voetnoot17 Een paar jaar later zal het ‘sonnettenromannetje’ nog aanleiding worden tot een vervelend misverstand tussen auteur en uitgever.Ga naar voetnoot18

Veen betaalt zonder morren de gevraagde voorschotten. Dat Couperus zich zijn gebrek aan vermogen tot zuinig zijn wel aantrekt, blijkt uit een kenmerkende passage uit brief 334: ‘Zeg, amice, je bewaart niet onze correspondentie over zaken,

[pagina 14]
[p. 14]

hoor. Ze behoeven er later (als ik beroemd ben) geen artikel voor “de Gids” uit te destilleeren en mijn comptabiliteit te kritizeeren! Je verscheurt dus de millioenenredes bij tijds!’. - Wat doet Couperus, zodra hij weer geld heeft?... Vacantie houden in Venetië, en daar bovendien rustig doorwerken aan Dionyzos. In zijn achterhoofd spookt Van oude Menschen nog rond, maar daarover zegt hij: ‘misschien later!’.

320

Nice
[6.XII.02]

 

Amice.

Ik ontving met pleizier het tweede Deel der Zielen. Vooral het perkamenten exemplaar is altijd een heerlijkheid. Merci ook voor de kritiekjes. Zend mij nu proef van de kopie, die ik U al zond van Het Heilige Weten.

Anders ben ik bang, dat die wegraakt. Zoodra ik proef krijg, zend ik weêr copie. Veel succes met de Schemering!Ga naar voetnoot19

 

Gaarne

t.à.v.

L.C.

321

Nice
Villa Jules
Avenue St.Maurice
18.XII.II.

 

Amice.

Hebt ge prezentexemplaren van ‘Zielenschemering’ verzonden? Ik vermoed nog niet.

Wil s.v.p. er zenden aan

Mevrouw Ricus Baud-Steenstra Toussaint

Blitar, Gabroe, Java (ook Lichtende Drempels.)

Jhr. J.H. Ram, 2 Barentszstraat Den Haag (beide boeken)

F.E. Vlielander Hein, Molenstraat Den Haag (Zielenschemering)

Dat is genoeg. Ik ben niet erg gul meer met prezentexempl.

Ik ga midden Januari voor eenige weken naar Rome, Voor mijn vertrek zal ik U alle copie van het Heilige Weten gezonden hebben.

 

Meer is er niet vandaag.

Van harte vale!

Louis Couperus.

[pagina 15]
[p. 15]

322

Nice
[26.XII.02]

 

Amice.

Het deed ons leed te hooren dat het bij U niet geheel en al naar wensch gaat en dat ge zorg hebt om den kleinen jongen.Ga naar voetnoot20 Onze beste wenschen, dat het volgende jaar een jaar van geluk moge zijn, en van gezondheid.

Met ons gaat het vrij wel: onze Italiaansche plannen zijn wat onzeker van wege de koû, die te Rome heeerscht. Hier is het nog het beste uit te houden, hoewel ook koud, vooral 's avonds.

Ik werk zoetjes-aan aan de proeven. Wanneer denkt ge Boek IV te geven?

A propos, pak s.v.p. Onze Kunst voor mij wat steviger in: het komt nu dikwijls gekreukt aan. Ik hoû mij aanbevolen voor de banden!

 

Steeds

t.à.v.

L.C.

323

Nice
Villa Jules.
10.I.III.

 

Doe mij het genoegen en zend een prezentex: van De Stille Kracht (batik) aan: Madlle Baronne Mélanie van RadersGa naar voetnoot21 Rue Caspini 11. Nice chez Madame Médecin

 

Amice.

Wij zijn van plan, als er niets tusschen komt den 15den naar Rome te gaan en daar ± zes weken te blijven: adres Hotel du Sud, Via Lombardia. Voor mijn vertrek zal ik Thieme geheel het ms. van Boek IV gezonden hebben. Laat hij mij telkens, naar Rome, een kaart schrijven, als hij een pakket ontvangt, want ik zend het met angst en bevinge.

Mijn Zonen der Zon en Jahve zijn af: nu heb ik idee Antieke Sproken te schrijven (Dionysos, Afrodite, Herakles). Maar eerst neem ik vacantie te Rome en zet er geen pen op papier. Alleen de proeven zal ik bijhouden. Wanneer denkt ge het Heilige Weten te geven?

[pagina 16]
[p. 16]

Nu wilde ik U nog spreken over onze haute-finance. Ik krijg, ik denk, de volgende maand, het geld dat mijn vader mij naliet, en nu zoû ik wel eens de sensatie willen kennen nergens een beer te hebben! Daarom zoû ik U willen verzoeken: reken eens uit, precies, met rente, wat ik U schuldig ben laten wij zeggen tot 1 Maart toe. Dan laat ik U dit door Scheurleer overmaken en zijn wij frisch.

Misschien kunnen wij er dan eerst nog aftrekken Zonen der Zon en Jahve. Ik wilde hiervan hebben eén boek: Jahve is te kort voor een apart deel: met elkaâr vormen de verhalen een heel mooi deel. De grootte is 80 bladzijden van mijn kriebelpoot. Nu had ik dit gaarne als volgt behandeld (een beetje anders dan gewoonlijk): ik ontvang voor den eersten druk ƒ 2500; dat is wat meer dan gewoonlijk, maar ge zijt vrij Uw oplage zoo groot te maken als gij wilt; ik controleer daar niet op; dan zoû ik U willen voorstellen: voor de volgende uitgaven, nieuwe voorwaarden. Hier meen ik meê, dat, met een eventueele nieuwe uitgave gij mij voorstelt en ik accepteer. Hebt ge dan zaken gemaakt met den eersten druk, dan krijg ik wat meer, anders wat minder. Dan vertrouw ik geheel op U en accepteer wat ge biedt. Vindt ge het zoo niet goed?

Beroerde dagen van regen en altijd regen! Ik hoop in Rome wat goed weêr te krijgen en geen influenza. Pander zal er een bas-relief van mijn vrouw maken: wordt het mooi, dan zend ik je een portret naar het bas-relief.Ga naar voetnoot22

Gaat het met vrouw en kinderen naar wensch? Ik hoop hartelijk van ja! En nu eene bonne patte en

 

steeds t.à.v.

L.C.

324

Rome [6.II.03]
Hotel du Sud.

 

In langen tijd hebben wij niets van elkaâr gehoord! Ik neem hier vacantie, die ik wel eens noodig had. Aan de proeven werk ik nu en dan wat, maar niet veel: ik heb heusch eens behoefte een tijdje er heelemaal uit te zijn.

Ge schreeft mij indertijd over opname van een fragment in een bloemlezing: ik vind dat natuurlijk uitstekend: kies zelf wat ge wilt. Ge hebt carte-blanche.

Zend s.v.p. een prezentex: van Psyche aan Dr. Glaver,Ga naar voetnoot23 Rome Hôtel du Sud, wilt ge? Zoodra ik weêr te Nice terug ben ga ik weêr flink aan het werk, maar nu doet het mij heusch goed eens niet aan de litteratuur te denken!

 

Adio, adio!

Louis Couperus.

[pagina 17]
[p. 17]


illustratie
Marmeren medaillonportret van Elisabeth Couperus door Pier Pander


[pagina 18]
[p. 18]

325

Rome.
Hôtel du Sud
Via Lombardia.
Zondag [15.II.03]

 

Amice.

Zeer zeker is Uw brief geen zeer bemoedigend antwoord. Natuurlijk, indien ik zoo slecht verkocht word, dat reiziger en boekhandelaar het met elkander volkomen eens zijn, dat een rust van eenige jaren goed zoû zijn om de stapels mijner boeken te liquideeren - dan zal ik gaarne dien wensch ter harte nemen en U dus verzoeken aan de Zonen der Zon vooreerst maar niet te denken. Vooral omdat ik er bij blijf, dat ik andere voorwaarden dan gewoonlijk treffen wil: hooger honorarium, waartegen U de voordeelen gelaten worden (onbeperkte oplagen, bepaling voorwaarden volgende drukken) die ik U noemde. Maar zooals ik zeg, laten wij er liever niet aan denken en het boek, en de boeken, die ik van plan ben te schrijven, laten rusten. Ge begrijpt, dat ik in deze omstandigheden ook weinig lust gevoel mij met ijver te wijden aan de proeven van Het Heilige Weten: ik stel mij voor, als dat van het najaar uitkomt, is het meer dan tijds genoeg.

Ik geloof, dat Uw berekening van mijn beer geheel juist is. Zoodra de erfenis van mijn vader geregeld is - die zaken duren altijd nog al lang - hoop ik Scheurleer U de som te doen overmaken en zijn wij dan in het reine met elkaâr. Ik denk in Maart, of April; later zal het wel niet worden. Moet er dan nog rente betaald worden, dan hoor ik dit wel van U.

Ik gaf U indertijd een schuldbekentenis: is het niet beter, dat ge mij die terugzendt; of is ze nog geldig; ik herinner mij niet in welke termen ze vervat is.

Hierbij de illustratie terug: niet fameus. Als een Hollandsche artist een prins moet teekenen... laat hij hem liever weg, en teekent boeven.Ga naar voetnoot24 Gaat de geillustreerde uitgave niet door? Misschien is het beter van niet.

 

Vale

Louis Couperus.

326

Roma
Hotel du Sud.
[21.II.03]

 

Geachte Heer Veen,

Wij gaan van de week weer naar ons hokje te Nice terug, wilt U dus proeven etc. weer daarheen adresseeren. Mijn man schrijft U spoedig. Hoe gaat het met de

[pagina 19]
[p. 19]

kleine vent, ik hoop van harte hij van het voorjaar een flinke boy wordt. Doe mijn hartelijke groeten aan Uwe Vrouw en ontvang onze beste wenschen voor Uw aller welstand. Met groeten

 

Elisabeth Couperus.

327

Gobbo's Hotel Florence et Washington
Florence [z.j.]

 

Amice

Zoû ik U mogen vragen mij te willen zenden naar Nice: een sommetje van ƒ 200.- chèque of Holl: bankpapier per aangeteekenden brief. Gij zoudt mij daar zeer meê verplichten. Ik ben over een paar dagen te Nice terug en zal U dan op Uw brief antwoorden: op het oogenblik heb ik daar weinig gelegenheid voor. Wij rekenen de heele boel spoedig af, zoodra ik de duiten heb.

 

Adio, het beste en steeds

t.à.v.

Louis Couperus.

328

Nice
Villa Jules
6.3.III.

 

Amice.

Na een heerlijken tijd te Rome teruggekeerd in Nice, met een groot spleen, en melancholie Italië te hebben verlaten schrijf ik je even een woordje. Schrijflust, werklust, drukproevenlust, dat is allemaal nihil op het moment. Het is dus alleen de finantieele kwestie, die ik even aantik. Wat zal ik er op zeggen... Als je mij voorrekent, dat het niet anders kan, welnu... dan zal ik er maar niet over zeuren. Willen wij dan zeggen ƒ 1500? Of is dit nog te veel het ‘onderste uit de kan’? Meld mij dit even.

Is het echter goed, mag ik dan beschouwen mijne schuld van ƒ 3425.-
te verminderen met     1500
  ƒ 1925.-

Dan hoop ik U deze som spoedig (Maart of April) door Scheurleer te doen overmaken: ik heb dat liever om eens een beerloos gevoel te kennen.

Met de proeven gaat het flauwtjes: ik heb er totaal geen lust in op het oogenblik: laat het boek dus nog maar wachten. Dat is voor alles beter.

Ik hoop, dat het bij U goed gaat, onze beste groeten en

 

geloof mij

t.à.v.

Louis Couperus.

[pagina 20]
[p. 20]


illustratie
Facsimile van brief 327 uit Florence


[pagina 21]
[p. 21]

329

Nice [z.j.]

 

Amice.

Ik zal de proeven van het Heilige Weten klaar maken voor April. Wilt ge s.v.p. - omdat ik er dezen tijd zoo uit ben geweest - eens informeeren en nazien naar de eerste, die ik al zond om af te drukken, of die goed zijn en aansluiten, nummers van de hoofdstukken etc.. Ik zend maar aan Thieme, niet waar.

Natuurlijk, de beer is ƒ 200,- meer; dus ƒ 2125,-; zoodra mijn zaken geregeld zijn, laat ik U die overmaken.

Zoudt ge mij willen helpen door Jahve naar het MS. te laten drukken; dan moet het eerst in Groot-Nederland. Anders moet ik het overschrijven en daar heb ik geen moed toe. Dan zend ik het U spoedig. Of direct aan Thieme?

Verder geen reden tot meer. Adio

 

Louis Couperus

330

[18.IV.03]

 

Amice,

is het mogelijk om vel II nog over te drukken?? Zoo ja, dan had ik gaarne de verandering aangebracht, die ik op bl. 21 aangeef, en op bl. 29 een M., die raar doet. Is het soms al te veel last en kosten, enfin, dan kan het er wel door, maar is het eenigszins te doen, dan had ik het gaarne, omdat bl. 21 een onjuistheid aangeeft. Ik lees de proeven zoo aandachtig mogelijk, maar altijd ontsnapt er me iets!! Meld mij per ommegaande of het gedaan kan worden. - Ik hoop, dat gij beiden na de zoo groote treurigheid, die U trof, het toch goed maakt.Ga naar voetnoot25

 

T.à.v.

L.C.

 

Zend s.v.p. ook revizie van laatste vel om datum.

331

[20.IV.03]

 

Amice

Zoudt ge s.v.p. Jahve, dat ik reeds zond aan Thieme, spoedig voor mij kunnen laten drukken en mij de proeven laten zenden. Het is voor Groot-Nederland, en ge zoudt mij er zeer meê verplichten. Ik zie nog al fouten in het Heilige Weten. Maar ik corrigeer toch met alle aandacht, en kan er verder niets aan doen...

 

t.à.v.

L.C.

[pagina 22]
[p. 22]

332

Nice
[23.4.03]

 

Amice

Wij zullen de verandering maar niet maken, als ze zooveel kost. Er zijn wel meer onnauwkeurigheden in mijn boeken: het publiek moet ze er maar bij slikken. Ik weet wel, dat ik ziek ben van proeven. Die Novemberkou, waar v. Nouhuys het eén kolom lang over heeft in het Vaderland is niets dan een fout van correctie.Ga naar voetnoot26 Het zinnetje, geschrapt; is alles in orde. De roman begon eerst in Nov; later werkte ik om, liet in den zomer beginnen en dat eéne zinnetje bleef, helaas, staan. - Maar ziek of niet ziek, zend mij s.v.p. de proeven van Jahve, wilt ge, voor Groot-Nederland. Apart uitgeven zal niet gaan. Ge begrijpt, dat het daar te klein toe is. 30 bl. manuscript. Met De Zonen der Zon onder eén titel: God en Goden, zal het een goed boek worden.

 

Adio

t.à.v.

L.C.

333

Nice
Villa Jules
Avenue St. Maurice
27.IV.III

 

Amice

Gaarne zoû ik je nog eens over zaken schrijven: het vervelendste, waarvoor ik mijn pen ter hand neem. Liever corrigeer ik nog drukproeven. Mijn schuld hoop ik je spoedig af te doen, maar het duurt ontzettend lang, en daar ik niets meer hoorde, heb ik juist vandaag aan mijn zwager geschreven om te vragen wanneer ik mijn geld kan tegemoet zien. Zoodra het er is, zal ik Scheurleer schrijven je het geld over te maken. Verder zijn de finantien niet schitterend op het oogenblik, en zal ik verplicht zijn na ons schoon-schip een nieuwe leening bij je te sluiten, als je daar toe geneigd ben. Ik had me al illuzies gemaakt van de ‘complete uitgave’, waar je me van het najaar over sprak; zooiets zoû mij er een beetje boven op

[pagina 23]
[p. 23]

helpen, maar dat schijnt een wassen neus te zijn, voor het oogenblik. Enfin, dat scharrelen met geld zal ik wel tot mijn dood moeten doen, denk ik: ik probeer altijd zuinig te zijn, maar ben het niet geboren, en het is moeilijk om te leeren. Het is geen familie deugd. Nu woû ik je vragen: kan je mij, als nieuwe leening,... geld geven. Ik weet voor het oogenblik niet hoeveel. Ik woû het dan als voorschot nemen op wat ik nu werk; dan wordt in mijn gedachte toch debet en credit gebalanceerd! Het zoû zijn op Dionyzos, een antiek verhaal, dat iets worden zal als Psyche, denk ik. Verder, daartusschen, amuzeer ik me met een gedicht in sonnetten, schrik niet! Daarvoor weet ik totaal niet, wat ik je vragen kan en mag je dat dus voor me uitrekenen. Ik heb erg pleizier in dat ding. Er zijn er nu 50, maar er zullen wellicht ± 250 komen. Alweêr, schrik niet van zóóveel rijmen! Ik weet, dat je niet dweept met die uit te geven! Maar laat me nu maar poetizeeren tusschen het proza door, en maak er een mooi boekje van. Hoeveel zoû je kunnen geven voor zoo een bundel van ± 250 sonnetten?? Zie je, die twee dingen zijn aan de orde van den dag. Natuurlijk eerst in Groot-Nederland. Het sonnetten-romannetje heet Endymion. Zoû je mij nu, te beginnen met Mei kunnen geven eenige maanden lang ƒ 300.- per maand. Dan zoû je mij zeer helpen. Moet er interest betaald worden, nu goed dan, hoewel natuurlijk liever niet!! Je ziet, ik ben maar openhartig.

Ik hoop, dat het jullie beidjes goed gaat. Zeg veel liefs van ons beiden aan je vrouwtje, en geloof mij

 

t.t.

L.C.

334

Je hebt me nooit geschreven hoe je het Heilige Weten vindt, en wat je nu vindt van de heele serie...?? Toe, laat eens voortmaken met proeven Jahve. V.N.Ga naar voetnoot27 vroeg er naar voor Groot-Nederl.
 
Nice
Villa Jules. [z.j.]

 

Amice.

Hartelijk dank voor de chèque, in goede orde ontvangen. Ge helpt mij waarlijk met een maandelijksche bijdrage. Ik ben dans la purée. en daarbij laat mijn deelerfenis op zich wachten. Ik schreef mijn zwager erover en hij antwoordde, dat om Indische zaken en familie het zoo lang duurde... en nog maánden kon duren! En ik, die zoo gaarne in Mei schoon schip had gemaakt. Enfin, we zullen het nu

[pagina 24]
[p. 24]

maar later doen. Beer bij Scheurleer, beer bij jou! Het is een beroerde boel. En alles mijn schuld, want mijn vrouw kan zuinig zijn, als het moet. Ik weet niet wat dat bij mij is: ik doe niets dan rekenen, en als ik kijk naar het geld, is het weg! Een ander zou met wat ik heb en verdien rijk zijn en ik blijf een tobberd. Zeg, amice, je bewaart niet onze correspondentie over zaken, hoor. Ze behoeven er later (als ik ‘beroemd’ ben) geen artikel voor ‘de Gids’ uit te distilleeren en mijn comptabiliteit te kritizeeren! je verscheurt dus de millioenenredes bij tijds! Die Telegraaf, ja dat is zoo een vroom artikel; ik trek me dat heusch niet aan, en als een blad genoegen neemt met zoo een portret als versiering tusschen zijn kolommen, dan moet het het zelve weten! Je m'en fiche: ga er ook niet naar toe.Ga naar voetnoot28 De handschriften krijg je, als ik energie heb zoo een groot pak te maken. Je zal ze een beetje moeten schiften, maar ze liggen vrij netjes bij elkaâr en gaan niet verloren. Mijn God, wat doe je met zoo veel beschreven papier! Nu als Mieke er nog wat voor maken kan later, is het misschien aardig voor haar!

Dionyzos wordt heusch mooi: veel zon en vreugde is er in... na de donkere luchten der Kleine Zielen. De lucht van Italië, en de beelden van Rome doen dat voor een tijdje. Mijn vrouw is zoo-zoo, vrij wel, een beetje melancholiek nu en dan: ze kan tot niets komen, ook niet tot brieven-schrijven. Ik had gaarne gehad, dat ze je arme vrouw eens geschreven had, vooral omdat wij beiden zoo zéer met jullie te doen hebben, maar zij kan er niet toe komen. Ach, beste kerel, ieder heeft het zijne, een pakje te dragen. Het is niet altijd vreugde en zon, als in Dionyzos! Adio, een hartelijke poot, je bent een beste kerel je armen auteur niet in de steek te laten. Hij zal pogen wat zuinig te zijn.

 

t.à.v.

L.C.

 

Mijn vrouw houdt veel van Dionyzos omdat er geen psychologie in komt: daar is ze moê van, zegt ze!

335

Nice [10.V.03]

 

Amice.

Daar ik Zaterdag van hier ga, naar Venetië, zoû ik je willen vragen: als Het Heilige Weten uitkomt, zend mij dan slechts 1 exemplaar naar Venetië (Albergo della Luna), en bewaar de overige (ook de perkamenten) voor mij tot ik in het

[pagina 25]
[p. 25]


illustratie
Door Couperus gecorrigeerde drukproef van De Zonen der Zon


[pagina 26]
[p. 26]


illustratie
Voor Groot Nederland bestemde gecorrigeerde drukproef, verzonden aan W.G. van Nouhuys


[pagina 27]
[p. 27]

najaar in Nice terug ben. Prezentexempl: alleen te zenden aan:

Mevrouw Ricus Baud, Malang, Java.

Jhr. J.H. Ram 2 Barentszstraat Den Haag.

F.E. Vlielander Hein-Den Haag

 

Steeds

t.t.

L.C.

336

Venetië
Hotel Luna
[21.V.03]

 

Amice.

Ik ontvang de proeven van de Zonen der Zon: wilt ge even opgeven, dat het boek heet:

God en Goden.

Dan had ik gaarne de Zonen gedrukt als Babel, met witte pagina tusschen ieder hoofdstuk en iedere titel afzonderlijk (ter zijde op die bladzij) vermeld.

Wilt ge dat zoo opgeven?

Ik blijf hier eenigen tijd, maar weet niet waar ik 1 Juni ben; zend dus geen chèque, voor ik U nieuw adres opgeef.

 

Yours

L.C.

337

Grand Hôtel du Lido
Venise Lido
[28.V.03]

 

Amice

Zie hier voor eenigen tijd het zomerkwartier. Titel God en Goden. Volgorde I Jahve. II Zonen der Zon. Zorgt ge dan dat al die witte bladzijden goed komen? Net als Babel? Of is het niet beter laatste proef al reeds zoo te veranderen? Misschien secuurder. Chèque nog niet noodig. Ik ga op de Lido rustig werken aan Dionyzos. Oude menschen... misschien later! Adio, adio!

 

L.C.

338

Venise
Grand Hôtel du Lido.
[1.VI.03]

 

Mag ik U verzoeken mij zoo spoedig mogelijk aan bovenstaand adres te zenden de revizies van Jahve, die ik zeer noodig heb.

 

Hoogachtend,

Louis Couperus

voetnoot1
Henri van Booven, Leven en Werken van Louis Couperus, Velsen, 1933, blz. 177; Maatstaf, 11, juni/juli, 1963, blz. 169/170.
voetnoot2
Van Booven, Leven en W., blz. 178; Maatstaf, 11, juni/juli, 1963, blz. 171/172.
voetnoot3
Gestorven op 13 october 1902.
voetnoot4
In 1891 stierf een oom van Louis, 90 jaar; in 1892 een tante van Louis, 70 jaar; in 1893 een oom van Elisabeth, 41 jaar; eveneens in 1893 de moeder van Louis, 64 jaar; in 1899 een tante van Louis, 81 jaar; in 1900 een zwager van Louis, 54 jaar; in 1902 de vader van Louis, 86 jaar; in 1903 een oom van Elisabeth, 79 jaar. - De naaste familie van het echtpaar bereikte een voor die tijd gemiddeld hoge leeftijd.
voetnoot5
Zij is in het boek dan wel ouder gemaakt. Het betreft waarschijnlijk Jkvr. Antoinette Melanie van Raders, geb. 1866.
voetnoot6
Het Pier Pander Archief bevindt zich in het museum ‘It Bleekerhûs’ te Drachten. De conservator G. Sierksma was zo vriendelijk mij een uittreksel te geven van de inhoud. Brieven van of aan Couperus ontbreken geheel.
voetnoot7
Van Booven, Leven en W., afbeelding tegenover blz. 204.
voetnoot8
Groot Nederland, 1903, I, blz. 519-522. Herdrukt in Richard Erbe, Louis Couperus, Nagelaten Werk, Assen/Amsterdam, 1975, blz. 3-6.
voetnoot9
Groot Nederland, 1903, I, blz. 517-518; Richard Erbe, Louis Couperus, Nag. W., blz. 1-2. De 12 Dionyzosstudiën nam Couperus op als voorwerk in Dionyzos.
voetnoot10
Brief uit Rome, Via Appia, Brief uit Napels, Pesto, Brief uit Athene.
voetnoot11
C. Busken Huet, Van Napels naar Amsterdam, Amsterdam, 1877, blz. 5.
voetnoot12
Rome, II, 1915, blz. 88 (Van en over alles en iedereen).
voetnoot13
Zie voor de Tachtigers en dit boek F.L. Bastet, Mr. Carel Vosmaer, Den Haag, 1967, blz. 111 e.v.
voetnoot14
Frans Netscher, Louis Couperus, in Woord en Beeld, 1897, blz. 288 e.v. (geschreven augustus 1897).
voetnoot15
In Pesto merkt hij over de blauwe streep zee zelfs op: ‘En ze is zoo smal en zoo azuur als Alma Tadema haar geeft boven of tusschen zijn marmer...’.
voetnoot16
H.W. van Tricht, Louis Couperus, een verkenning, Den Haag, 1960, blz. 126 e.v.; F.L. Bastet, Louis Couperus en de klassieke oudheid, in De Revisor, II/I, maart, 1975, blz. 2 e.v.
voetnoot17
Zie nu Richard Erbe, Louis Couperus, Nag. W., blz. 51 e.v.; bovendien de uitgave Endymion, met etsen van Peter Yvon de Vries, Amsterdam, 1977.
voetnoot18
Zie brief 396 (1905) en brief 452 (1908).

voetnoot19
Bedoeld is Zielenschemering.

voetnoot20
Lambertus Jacobus Veen, oudste zoon en tweede kind van L.J. Veen Sr. (geboren 25 mei 1902).

voetnoot21
Zie reeds hierboven, noot 5.
voetnoot22
Zie reeds hierboven, noot 7.

voetnoot23
Over de identiteit van Dr. Glaver zijn helaas tot nu toe geen gegevens te vinden.
voetnoot24
Dit kan betrekking hebben op de 4e druk van Majesteit, verschenen in 1904 met de 17 illustraties van W.F.A.I. Vaarzon Morel, die inderdaad uitmunten door boeventronies.

voetnoot25
Veen's zoontje stierf op 15 maart 1903.

voetnoot26
In Zielenschemering, I, komt de zin voor: ‘Hij gooide zich zijn jas om, want het was al koud, November, en het regende’. In II blijkt de verschuiving:... ‘en daar het heel warm was - een Augustusdag - hadden zij alle ramen opengezet...’. De gewraakte zin is ook in de, immers na Couperus' dood verschenen, herdrukken blijven staan. Op grond van deze brief is men gerechtigd, de door Van Nouhuys aangemerkte passage te veranderen in, b.v.: ‘Hij gooide zich zijn jas om, want het was koud, en het regende’. Zie Van Nouhuys in Het Vaderland van 14 april 1903.

voetnoot27
Van Nouhuys.
voetnoot28
In het zondagsblad van De Telegraaf verscheen 25 april 1903 op de voorpagina een anoniem artikel bij een monsterlijk, Couperus letterlijk geheel zwart makend portret. De onbekende auteur breekt het werk van Couperus vrijwel zonder redelijke argumenten volstrekt af, en eindigt met de boutade: ‘Wij leeren het Grieksche volk kennen uit Homerus' zangen; wij bestudeeren Molière's tijdgenooten uit diens comédies; eilieve, welke indruk moet over vijftig jaar - gesteld dat Couperus dan nog gelezen wordt - iemand krijgen van de Nederlanders uit het laatste vierde gedeelte der negentiende eeuw? zal dat oordeel juist zijn: Arm Nederland!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • F.L. Bastet

  • over L.J. Veen


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 6 december 1902

  • 18 december 1902

  • 26 december 1902

  • 10 januari 1903

  • 6 februari 1903

  • 15 februari 1903

  • 21 februari 1903

  • februari 1903

  • 6 maart 1903

  • 1903

  • 18 april 1903

  • 20 april 1903

  • 23 april 1903

  • 27 april 1903

  • april 1903

  • 10 mei 1903

  • 21 mei 1903

  • 28 mei 1903

  • 1 juni 1903