Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Herakles (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Herakles
Afbeelding van HeraklesToon afbeelding van titelpagina van Herakles

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.33 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jan Fontijn

Jan Robert

M. Stapert-Eggen

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Herakles

(1994)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXXX

Te Thrachis wachtten allen de Held, niet twijfelend aan zijn vrijspraak, nu de Tien Werken waren volbracht, ongedacht, en over waren gekomen, om te eeren beminden Herakles, de goede koning Keyx, waardige, honderdjarige grijsaard en de jeugdige Ifitos, Oichalia's vorst, met diens zuster, de jonkvrouw Iole. Deianeira, verheerlijkt van vreugde, had dien morgen met de vorsten en de vorstelijke maagd in de omringende tempels de offers gebracht en het aanstaand festijn bevolen, in koortsige afwachting van haar gemaal: langs den weg, dien Iolaos zoû komen met de wilde, witte twee en den wagen, wimpelden de purperen vreugdevanen en slingerde het lauwerfestoen van stok tot stok, en al het volk liep aan en Herakles te gemoet, terwijl over de omringende heuvelen de hoeders en herders zich drongen met de rijke kudden van runderen, van zwaar ge-uierde geiten en wollig gevachte

[pagina 202]
[p. 202]

schapen, zoo dat het scheen, dat niet alleen menschen maar dieren ook blijde opwachtten den Meester. En voor het landhuis klonken de lieren en fluiten en zongen de zuiverstemmige knapen en dansten in landelijke rijen de lieflijke maagden, in afwachting, dat de Meester zoû komen.

Nu was het de noen en nog zagen de, verst den weg op gewandelde, mannen nog niet het witte stof wolken, dat kondigen zoû de hevig verlangde komst van den Held. En poogde Deianeira, onder hoffelijkheid van gastvrouw, hare gasten vergeten te doen de spanning, die pijn haar deed in het hart, omdat Herakles nog niet naakte. Tot ten laatste de oude koning Keyx goedhartig zeide:

- O waardige vrouwe, o gij door ons àllen beminde, Deianeira, niet lange meer zal marren de Held, dien wij minnen als gij hem mint en ik meen, wij zouden hem eeren door ons op te maken den weg langs, dien hij komen zal, opdat hij wete, dat onze gedachte hem te gemoet ging, ongeduldig van liefde.

Deianeira stemde toe en zij schreed, met Iole en kleinen Hyllos ter zijde, den wit stoffigen weg op tusschen het lauwerfestoen en de vreugdevanen en achter kwamen de vorsten, de jeugdige Ifitos biedend eerbiedig den arm aan den honderdjarigen Keyx en achter hen kwam de drom der dienaren en ter zijde, over de heuvelen, zwermden, met hunne kudden, de herders en hoeders. En zij gingen, zij gingen, in het ongeduld hunner liefde, tot eindelijk, zuchtend en wringend de handen, Deianeira zich wendde, weenende bijna en klaagde:

- Roemruchtige vorsten, die Herakles eeren kwaamt, ik waan, dat mijn Held ongeval overkwam en dat hij buiten zijn wil te toeven genoodzaakt is tusschen Mykenae en Thrachis, maar wil, bid ik u, toch, hoe het zij, verontschuldigen, dat hij, niet wetend de schoone eere, die gij bewijzen hem wilt, zich niet spoedt met haastiger vaart, en reeds niet verheugd in ons midden treedt!

De koningen berustigden met hoffelijke woorden de vrouwe en Iole omhelsde haar teederlijk, wijl Hyllos angstiglijk vroeg waar vader bleef en reeds zonk de zon ten Westen en tintelde

[pagina 203]
[p. 203]

ginds het landhuis van lichten en konden besluiten de herders niet het kleine vee ter stallen te leiden, toen, in de zinkende schemering als een grauwige nevel nader kwam en wie het verst over de heuvelen vooruit waren gedwaald, uit riepen:

- Het is de Held! Het is de wagen! Het is Iolaos, die de wilde, witte twee ment!

En hevige ontroering doorvoer de dichte schare over delling en weg. Tot aan trappelde het span, tot aan raderde de wagen en op klaarde de nevel, en helaas, niet blijde der paarden hoeven zich hieven, niet blijde de wagenwielen aan wielerden, niet blijde Iolaos' zweep klikklakkerde door de lucht en zij, tot hun hevige smart, den menner eénzaam zich zagen beuren achter den ronden wagenwand, gebogen het hoofd en zoo droef, dat rondom de vele stemmen riepen:

- Iolaos! Iolaos! Waar bleef Herakles, dien wij verwachtten, verlost van slavernij en van knechtschap?

- Helaas!! riep luid uit de menner. Niet wilde Herakles mij vergezellen naar huis, sedert de priesters van Hera met Eurystheus samen ongeldig verklaarden zijn Tweede en zijn Zesde Werk, zoo dat nog twee nieuwe Werken hem zullen toe bedacht zijn!!

Schellen kreet stiet uit Deianeira, stiet Iole uit en de beide vrouwen stortten zich in elkanders armen, terwijl, huilende, Hyllos, hing aan de goudene eikels van zijn moeders purperen feestgewaad. En hieven zich duizende armen ten hemel en klaagden uit duizende stemmen de klachten en steeg Iolaos af, en verhaalde hij tusschen den ouden en den jongen koning, en de schreiende vrouwen en alle de dringende dienaren, van het droeve besluit des Raads en diens wreede verklaring en van der Mykenaeërs nauw te beheerschene boosheid, tot over de donkerende heuvelen, onder de duisterende nacht, de menschen samen met de kudden òp loeiden van smart naar den hemel toe en vloekend de herders de wimpelen trokken, verscheurend, vertrappend het purperdoek en schreeuwend de herderinnen de lauweren scheurden, rijtend de lange festoenen, tot uit riep de oude koning, de heerscher, honderdjarige Keyx:

[pagina 204]
[p. 204]

- O gij allen, die Herakles mint, en hem dient, beheerscht, bid ik, de hevige smart om den heiligen wil van de goden, die bezielden Mykenae's koning en zijn koninklijken Raad! Want baat het te vloeken, waar beter het is te bidden, dat Herakles roemruchtig volvoere de Twee nieuwe Werken en baat het opstand te stichten niet tegen koning en Raad, maar tegen het Noodlot, dat zelfs beheerscht de Olympiërs zelve?

Maar riep Deianeira uit, als verhelderd haar geest in een vervoering van bijkans de zinnen krank slaande smart:

- O, gij allen, die Herakles mint, o gij vorsten, o gij vrienden, o gij dienaren, die lief hem hebt, thans... thans alleen weet Deianeira, dat zij nimmer, o nimmer meer haar gemaal op haar hart zal omhelzen! Dat thans leêg hare verlangende omhelzing zal blijven! Dat Hyllos nooit meer zijn vader zal zien! En dat deze beemden en dreven eenmaal zullen weêrklinken van het vreeslijkste, vreeslijkste wee! Dat Iole, gij, uwe tranen zult mengen met Deianeira, om den Held, ons zoo lief! Dat deze vorsten om vreugde nóoit meer in Thrachis zullen verschijnen, maar om smartelijkste smarten alleen! En dat wreed het Noodlot zal zijn, zoo wreed, zoo wreed, helaas, als wellicht wie ook ter aarde maar Herakles nooit verdiende, wreed om Hera's haat, wreed om Hera's haat, wreed om Hera's onverzoenlijken haat, Hera, die Deianeira haàt!!

En in de nacht balde de vrouwe haar vuist tegen den hemel en stond zij als tartte minachtend zij den toorn van de godin. Maar toen stortte zij luide klagende in de armen van Iole en mengelden reeds de vrouwen heur tranen en klagende keerden huiswaarts allen. Weenende nu ook, strompelde de oude koning Keyx, hulpeloos, alleen met zijn stok, tusschen de smart uit galmende herders en herderinnen, tusschen àlle Herakles' dienaren, naar de steeds van lichten tintelende woning toe... want in zijn armen had thans op geheven de jeugdige koning Ifitos het vergetene kind, huilende Hyllos, Herakles' zoon en poogde zijn kindersmart, prangend het snikkende kopje in den purperen koningsmantel, te troosten met de eigene, smart-doortrillerde stem.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken