Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende

XXI

Sisygambis, die nacht, in het vrouwenvertrek, gezeten op den vierkanten divan - naast zich, op een schabel, de groote, gebaarde Oxathres, haar zoon, gewond bij Issos in handen van Alexandros gevallen, genezen nu en gevangen met vele andere, voorname Perzen - wachtte af Bagoas, dien zij ontboden had. Vrouwen, eunuchen waren niet om hen heen.

De atmosfeer in de groote, kille, steenen zaal, waar het scheen, dat vooral in de nachten de antieke schimmen nog dwaalden de wanden langs, was als een grauwe mist om het walmlicht der twee hooge toortselampen, geplaatst ter weêrzijde des divans. Tusschen de flakkeringen zat Sisygambis, raadselachtig, idolegelijk: strak was haar gelaat en ontroeringloos schijnbaar.

Bagaos, binnen geleid, wierp zich in eerbied over den vloer en kroop op een woord der vorstin, nader, tot voor den divan.

- Spreek, zeide zij.

Hij richtte zich half, op de palmen, met die slange-gratie van zijn soepel, slank lichaam, die hem in deze houding van hoofsch eerbiedbetoon deed gelijken een bazilisk in het nauwe, lila hem omsloopend gewaad.

[pagina 153]
[p. 153]

Hij zeide:

- Moeder van onzen Vorst, ik kom van den Koning der Koningen en breng u zijn koninklijken en kinderlijken groet.

- Waar toeft Dareios Kodomannos?

- Aan den voet der Armenische bergen, tachtig parasangen van Issos af, hield de Koning stand met zijn getrouwen. Bij Unchos. Hij is er met de prinsen, vele hem gevolgde troepen, met de Grieksche huurlingen en zond bevel aan Bessos, den satraap van Baktriana, zich bij zijn legermacht te voegen met zoo groote heirmacht als waarover de satraap beschikt. Nieuwe hoop vervult aller harten maar de grootste omzichtigheid is geraden.

Er was een zwijgen. Bagoas vervolgde:

- In vermomming heb ik kunnen gaan en keeren. Als een geitenhoeder heb ik Damascus bereikt met de terug keerende veehoeders, die vee van Damascus naar het leger brachten. De Arabische nomaden-stammen, die eerder trouw bleven aan onzen Vorst dan Alexandros toe vielen, lieten mij voor geld door. Langs Thapsakos, waar ik mij aansloot bij een karavaan, bereikte ik de Mezopotamische vlakte en de Syrische velden. Ik reisde acht dagen, te paard, te voet, op kameel of op ezel, vóor ik Unchos bereikt had en zij mij geleidden voor onzen Koning. Ik bracht hem de liefde over van Sisygambis, Stateira, Oxathres, van den troonprins en de prinsessen...

Sisygambis, neêrblikkende op de week vrouwelijke sierlijkheid van den, zich in eerbied vernietigenden, eunuch, verwonderde zeer. Niet kon zij na laten te vragen:

- Leedt gij ontberingen?

- Velen. Maar zij bleken overkomelijk. En het verlangen naar mijn Vorst en terug naar zijn Moeder en de zijnen heeft mij staande gehouden.

- Gij zult beloond worden, zeide Oxathres.

- Het is niet dat, Broeder van mijn Koning, zeide Bagoas. Er is dit...

- Wat? vroegen moeder en zoon.

De lenige figuur richtte zich hooger, den rug als geknakt, op de handpalmen. Hij fluisterde:

[pagina 154]
[p. 154]

- Gij kunt vluchten.

Zij blikten verbaasd. Oxathres vroeg:

- Hoe?

- Vermomd. Vergeef uw slaaf, dat hij dit raadt: Moeder en Broeder van mijn Vorst, uzelve, de Koningin, de vorstelijke kinderen te vermommen als landlieden. Tusschen de vele veehoeders, die iederen dag vee komen brengen en weder keeren, is Sidon te verlaten. Uw eigen Perzische wacht, die Alexandros u liet, is vertrouwd. Den Macedonischen schildwachten is slaapdrank in te geven. Eenmaal op weg, is draagstoel of rijdier zeker te krijgen: reeds zorgde ik daar voor, niet zeggende voor wie zij gereed moesten staan. Door de Arabische landen zullen wij heen kunnen gaan zonder overlast: de bewoners zijn roovers en reeds voorbereidde ik hunne opperhoofden, dat aanzienlijke vluchtelingen zich naar het Noorden begaven. De roovers eischen een losgeld van honderd gouden talenten. Ik beloofde hen die tien parasangen af van Thapsakos, waar een geweldige macht van Karduchen gereed zal staan, mijn vorstin en mijn vorst. Te Thapsakos zal vervoermiddel te vinden zijn, harmamax en rijdier, waardig uw vorstelijkheid. Ik zorgde daar reeds voor. De Karduchen, de geweldige reuzen in beerenhuiden, zullen u begeleiden door de Mezopotamische vlakte. Door Syrië. Tot den voet der Armenische bergen. Tot Unchos. Tot den Koning der Koningen.

Hij boog, ontroerd, het hoofd en kuste den vloer. Sisygambis en Oxathres, beiden bleek in de flauwe flakkering der lampen, walmende door de kille, steenen spokenzaal, raadpleegden elkander met snellen verrasten blik. De eunuch vervolgde:

- Mijn hooge vorsten, dit is de eenige gelegenheid, die u geboden zal worden. Niets ligt nu tusschen u en Dareios dan woestijn, vlakte, afstand, omkoopbare Arabische rooverbenden. Alexandros, zoo hij Tyros genomen heeft - en hij zal de stad nemen - verwijdert zich nog meer naar het Zuid-Westen, naar Egypte, waar hij door het Orakel van Ammon zich Zoon van Zeus zal laten kondigen. Keert hij en zijn leger terug, dan is er geen hoop meer. Aarzelt niet. De Macedonische bezetting hier bewaakt ter

[pagina 155]
[p. 155]

nauwernood uwe gevangenschap in dit paleis. Zij wenden aan de vrijheid, die Alexandros u liet. Vlucht, zoo spoedig mogelijk. In de gewelven hier beneden bereid ik u wat noodig is. Laat al uw kostbaarheid achter. Neemt met u zoo min mogelijk slavinnen en slaven. Verbergt hun ook uw voornemen. Gaat alleen met mij; te velen, die ons omringen, zouden uw waardigheden verraden. Vertrouwt u Bagoas toe, die zijn vorsten en Perzië lief heeft!!

Hij kreunde het nu bijna, overredende, smeekende en kuste weêrom den vloer. Het was of hij voorgevoelde Sisygambis' antwoord:

- Het kan niet. Het is onmogelijk.

- Waarom? vroeg hij, bijna oneerbiedig, zijn hoofd richtende, als een adder, die getrapt wordt, den kop.

- De Koningin Stateira is hoogst zwanger en lijdende, verklaarde Sisygambis. Zij zal nooit zoo gevaarvolle tocht, dagen en dagen lang, zonder de gemakken, waaraan zij gewend is, kunnen verdragen. De prins Ochos is een teêre knaap. Hoe kunnen wij de reize volbrengen, tusschen veehoeders, ons mengende met het landvolk, te voet, zonder dienaren en dienaressen!

- Vorstin, zoo gij wildet! Geestkracht ontbrak nimmer uw hooge ziel. Zoodra het mogelijk is, zal ik van takken een draagzetel doen samen binden voor de Koningin Stateira of wij vinden een ezel, waar op zij zich zet. Ontberingen zullen zeker u niet worden onthouden. Maar na deze zult gij zijn samen met den Koning der Koningen, met de prinsen, met het Perzische leger en gij zult de hoop doen oplaaien om uw verloren domeinen te heroveren. Azië te doen overwinnen!! Vorstin, zoo gij wildet!

- Het kan niet. Het is onmogelijk. Wat zegt ge, mijn zoon?

Zij wendde zich tot Oxathres, bevende van vrees, dat hij raden zoû tot de vlucht. Maar hij herhaalde, overheerscht door haar wil en door de noodlottigheid:

- Het kan niet. Het is onmogelijk.

Toen kreunde Bagoas en sloeg met het voorhoofd tegen den vloer. Zoo bleef hij liggen. Hij hoorde hoe Sisygambis verrees van den divan en door Oxathres weg werd geleid. Toen hij

[pagina 156]
[p. 156]

opzag, zag hij moeder en zoon verdwijnen in de spookvolle schaduwen, die de wanden der zaal veronwezenlijkten.

Hij rees op. In de huiverkille zaal, vochtig en van vreemde tochten doorwaaid, als van blazende ademen, die kwamen uit onzichtbare barsten, stond hij en kon zijn eigene gedachte niet gelooven. Openmonds staarde hij haar den hoek, waar zij door niet-te-ziene deur waren verdwenen.

Toen begreep hij, dat hij gelooven moèst zijn eigene gedachte. En dat zij niet wilde vluchten, Sisygambis, niet omdat de tocht overzware moeienis zijn zoû voor de lijdende Stateira, maar omdat zij, de gevangene Moeder, haar overweldiger, Alexandros, liever had leeren krijgen dan haar eigen verslagen zoon, Dareios Kodomannos, ginds aan den voet der Armenische bergen, met zijn prinsen, neven, satrapen, Grieksche huurlingen, Perzische en Barbaarsche troepen, zijne vorstelijke Vrouwen wachtende.

Toen vlamde de stille, altijd smeulende haat woedender in hem op en dacht hij, stijf ballende zijn vuisten:

- Hij zal ten onder gaan, de Overweldiger, maar het zal een láng genot mij zijn, een wellust, jaren lang...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken