Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende
[pagina 197]
[p. 197]

XXVIII

Twee dagen daarna brak het leger op en bewoog zich naar de Gordaïsche bergen, in wier blauw verneveld geheim de Macedoniërs Dareios en de Perzen vermoedden... De verkenners meldden ook, dat het Perzische leger slechts honderd-vijftig stadiën verwijderd was. Het bleek echter een afdeeling Perzische verkenners te zijn, die Alexandros, met enkele troepen vooruit gegaan, op de vlucht joeg na schermutseling.

Wat de Macedoniërs ergerde, was wederom de staâge brand der korenvelden en dorpen: de gele vlammegordijnen, die zich op nieuw ontrolden van de welige zomeraarde naar den zomerhemel toe. Maar in de haast der vlucht waren de fakkels geworpen op de daken der schuren, over de toppen der stapels korenschoven en de Macedoniërs doofden de branden: overvloedig vonden zij graan. Mazaios scheen steeds te vluchten: vier dagen rust zoû Alexandros zijn soldaten gunnen: het groote vrouwenkamp werd op geslagen.

Brieven van Dareios aan de Macedonische officieren werden onderschept; de Perzische vorst loofde ruime belooning uit wie Alexandros dooden zoû of hem overleveren. Verontwaardigd wenschte Alexandros voor het geheele leger verzameld den brief voor te lezen: ter nauwer nood hield hem Parmenion tegen, meenende, dat het gevaarlijk zoû zijn der soldaten reeds ontevreden geest op te hitsen door die verraderlijke beloften van den Pers bloot te geven aan wellicht gewillige ooren van enkelen, belust op goud en voordeel. Bij uitzondering volgde Alexandros den raad. Maar ontstemd en somber bleef de Koning tusschen zijn Vrienden, ontevreden tevens over de gedwongen rust, het moede leger toe gestaan; boos spiedende zag hij uit waar kalm, idylliesch blauwden de bergen der Gordaïsche keten, te voorschijn uit het wazige Oosten en achter welke Dareios zoû schuilen.

En zij meenden - Hefaistion, Kleitos, Filotas - zij, die het meeste hem minden, dat hij meer en meer zijne beminnelijkheid verloor in die eéne gedachte, die hem, den meester, overmeester-

[pagina 198]
[p. 198]

de: verder voórt te trekken, altijd voort, Dareios te dooden of gevangen te nemen, geheel Azië te veroveren, in die dorst, onverzaadbaar geworden, naar wereldalmacht.

Dien middag kwam met huilend gekerm een der eunuchen uit het vrouwenkamp aan geloopen. Handen geheven maakte hij baan zich door de argyraspiden, smeekte de Vrienden hem doorgang te gunnen en stortte neêr voor Alexandros' voet. En zijn kermen steeg huilende op: hij lag als een zieke hond, kromp in eén van smart en schreeuwde nu, in bedrijving van grootsten rouw:

- Koning! Koning!

- Wat is er, Tyriotès? riep Alexandros, den man herkennende als een der eunuchen der Koningin Stateira.

- Zij is stervende, de dochter van Sisygambis! riep de eunuch. De zuster-gemalin van Dareios Kodomannos, wie gij genadig waart! Zij is stèrvende, o Koning!

Alexandros verloor geheel zijne zelfbeheersching zoodra hij begrepen had. Stateira... Stateira stervende? Hij gaf een rauwen kreet, hij staarde met dol puilende oogen, de handen geklampt in het haar, op den van smart schreeuwenden eunuch aan zijn voeten. En zijn mond scheen verdroogd: hij hokte naar adem...

- Ge liegt! riep hij eindelijk en zijn angst verried bijna zijn zielsgeheim.

Maar een tweede eunuch was den eerste gevolgd. Ook hij liep kermende en huilende aan, de handen als in wanhoop naar den Koning geheven en reeds van verre schreeuwde hij schril en luid:

- Koning! Koning! Onzer vorsten dochter is niet meer! Stateira, Koningin van Azië, slaakte, o smart, hare ziel en de Fravashi's geleiden haar reeds naar het Loutere Vuur, over de azuren treden heen der zeven paradijzen!

En hij stortte aan 's Konings voet naast den eerste. Zij galmden nu op:

- De eindelooze tocht over vlakten en door rivieren putte hare krachten uit!

- De onduldbare last harer smarten!

- Zij zonk neêr in de armen van hare moeder!

[pagina 199]
[p. 199]

- In de armen harer beide dochteren!

- Zij is niet meer! Zij is niet meer!

Hefaistion ontzette om Alexandros' uitzicht. Hij was doodsbleek als zijn vriend hem nimmer gezien had. Hij rilde over geheel zijn forsche lichaam, naakt armen, dijen, in de lichte, lederen wapenrok. Hij rilde als een zieke man. En zijne oogen puilden steeds dol en zijne handen klampten in zijn korte haar, onbewust.

Toen scheen hij zich het ándere bewust te worden. Zijn leger, de Vrienden, álles. De machtelooze razernij van zijn lichaam ontspande en zijn geest, die begrepen had, won genoeg terug van beheersching.

- Staat op, gelastte hij den kermenden, klagenden eunuchen.

Zij hieven zich, krimpende, huilende.

- Gaat mij voor, beval hij. Kondigt mij.

Zij liepen terug als zij gekomen waren. Zij waren oud en verschrompeld en om hunne overdreven betuigingen vol felle woorden en gillende smart, glimlachten hier en daar de soldaten. Maar de glimlach bestierf aanstonds, als Alexandros bleek en ontzettend naderde.

Achter de bijna komiesch dravende, huilende, oude eunuchen liep hij aan en bleef hen nauwlijks achter. Hij doorliep het geheele kamp. Voor der Vrouwen kamp stond de haar toe-gestane Perzische wacht geschaard en groette met de speren den Koning. Hij haastte zich naar de groote tent, het pavillioen van beschilderd lijndoek en zwaar rijke stof van Damascus, hangende voor deuren en vensteren en bedakt met Babyloniesch tapijtwerk, doorweven met loopende leeuwen, rondom het kristallen zonne-symbool, aan de tentepunt uitstekende als een fel juweel.

De eunuchen hieven den voorhang op voor de deur.

- De Koning! kondigden zij, fluisterend plots.

- De Koning! fluisterden kondigend de eunuchen binnen de tent, van opgeheven tapijt naar tapijt.

In de gedonkerde tenteruimte stond Alexandros. Slechts twee lichten aan wingerdachtige, vergulde kandelaberen brandden: het was of er doorschijnend amethysten druivetrossen zacht

[pagina 200]
[p. 200]

glommen. Er zwoelde een doordringende geur. In dien geur en dien schemer was het klagen der op de knieën gehurkte slavinnen, wier donkere ommelijnen nauwlijks verduidelijkten. Het weegeklaag, zacht ingezet, galmde, galmde hooger, heviger op, rhytmiesch, zonk dan weêr klagende neêr, zweeg even en galmde weêr hooger, heviger, tot rhytmiesch bedwongene wanhoop. Eindeloos galmde het zoo, zoû het galmen dag en nacht. In het diepe der tent, in een walm, op een laag bed, lag de doode, onzichtbaar. Een met gouden sperwers en haviken geborduurd purperen kleed bedekte haar geheel, waar zij lag tusschen gouden schalen vol brandende aromaten, die walmden, walmden. De nauwe lucht was onadembaar. Het schrille gegalm der eunuchen wisselde met het schelle gegalm der vrouwen.

Sisygambis, uit hare houding van in-een gekrompene smart, rees van het vloertapijt, met de beide jonge prinsessen, en den kleinen Ochos. Zij negen voor Alexandros in diepsten ootmoed en hij liet haar het hofbeweeg doen als zij wilden, onmachtig, gebroken haar te verhinderen als hij immer deed. Toen ontving hij de rouwende Moeder bijna in zijn armen. Zwijgend gebaarde hij zijne deelneming in haar verdriet.

De vorstinnen geleidden hem tot de baar; zacht stuwde hij het prinsje vóor zich uit. Toen hij stond voor de baar, wist hij, dat het geschied was, als hij het immer had voor gevoeld. Zij was dood. Zij lag, dood, onder het rijke kleed. Wederom galmde de op nieuw ingezette weeklacht op. Het werd hem zoo zwaar in de borst, op het hart, in de longen, die niet ademen konden in dezen geurwalm, nauw besloten tusschen de hangselen der tent, dat hij, door smart tevens gedrongen, zuchtte met de vorstelijke Vrouwen, met de slavinnen, met de eunuchen mede. Het was voor het eerst, dat hij zichzelven hoorde uit stooten zulke zuchten, dieper en hooger, tot zij zwollen mede met den telkens herhaalden rouwgalm dier Perzische Vrouwen, dier Perzische halve-mannen en van dien Perzischen knaap, die zijn moeder betreurde, zoo als hij zijne grootmoeder hoorde doen en zijne zusters. Nu deed Alexandros, niet aarzelend meer, mede. Mede met hen allen,

[pagina 201]
[p. 201]

galmde hij zijn onweêrhoudbaar verdriet; soms klonk zijne stem boven de hunne uit. Stateira! Stateira! Dood was zij, dood: daar lag zij... en de Fravashi's geleidden reeds hare ziel tot het Loutere Vuur, over de azuren treden heen der zeven paradijzen!

Nu wist hij, dat deze liefde geweest was als een smart en een vreugde beiden. Een gouden troon had hij haar willen stichten tusschen de starren. Onbereikbaar was zij steeds geweest hem, Zoon van Zeus. Stateira! Stateira!! Nu wist hij, dat uit waren deze vreugde, dit lijdend geluk. Dat wel de smart zoude duren en een glanzende herinnering, beiden te bewaren als kostbare, heilige dingen in den schrijn zijner innigste ziel. Stateira! Stateira!!

Buiten hoorden de Vrienden, ontzet, zijne meê klagende stem. Het was als een Perzische stem, zonder dat zij zich dit werden bewust. Nu hij buiten trad, eindelijk, waar zij hem wachtten in de dalende schemering voor de tent, rook zijn kolder en zijn haar naar den Perzischen geurwalm, omeene Perzische doode volgens Perzische zede ontstoken. De onbewegelijke schubberustingen der Perzische wacht rondom glinsterden nauwlijks...

Bagoas, den Koning ontwarende, viel in aanbidding. Alexandros beval:

- Na deze nacht, geheel volgens Perzische zede, worde de brandstapel der Koningin gebouwd. Alles wat noodig is aan kostbare stoffen en geur, is beschikbaar.

Bagoas kromp in vernietiging aan 's Konings voet, betuigende zwijgend, dat hij begrepen had.

Toen, tot de Vrienden, zeide Alexandros:

- Zet u aan het avondmaal zonder mij. Deze dagen van rouw, in eer om de doode, zal ik geen voedsel nuttigen.

Zij wisten, dat de Perzen zoo deden. En hij trok zich, alleen, terug in zijn tent.

Die geheele nacht, uit het vrouwenkamp, weerklonk de einde-looze klacht aan de ooren der Macedoniërs.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken