Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Iskander. De roman van Alexander den Groote (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote
Afbeelding van Iskander. De roman van Alexander den GrooteToon afbeelding van titelpagina van Iskander. De roman van Alexander den Groote

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Editeurs

Oege Dijkstra

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

historische roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Iskander. De roman van Alexander den Groote

(1995)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

De roman van Alexander den Groote


Vorige Volgende

X

- Alle voorbereidselen zijn getroffen, verzekerde hem Hefaistion den volgenden dag. Zoo zullen wij heden Suza verlaten, den Pasitigris oversteken en het land der Uxiërs binnen gaan. Maar ik kom nog tot u als afgezant der Koningin...

- Der Koningin...? herhaalde Alexandros, reeds in wapenrusting omsnoerd. Het is waar, ge meent de kleine Stateira, mijn zoete kindvrouw, Hefaistion. Zij is de Koningin, Koningin van Azië, mijn prinsesje der Achaimeniden. Ik vergeet het soms. Wat wenscht zij?

- Zij weende in de armen van haar zusje, mijn vrouw, o Alexandros; zij weende, omdat gij gaat. En wenscht nog eenmaal afscheid van u te nemen...

- Hoe zij mij allen beminnen, dacht Alexandros.

Hij zeide:

- Zij kome...

Eunuchen openden ruischloos de deuren. Uit de voorzaal tusschen de hoog slanke zuilen, naderde de kleine Koningin. Zij was met hare zuster; eunuchen en slavinnen rondom haar, trad zij tot den Koning met statie. Als steeds bewonderde Alexandros haar. Hoe zij verschijnen kon! Hoe het licht om haar viel, als een eigen glans tusschen de zuilen, hoe sierlijk en kostelijk hare omgeving kleurde om haar heen, hoe zij zelve als een levend en bezield kleinood schreed, neen, als een met juweel bezette bloem aanwiegde, even weemoediglijk, naar hem toe, op de tippen van die parelen muiltjes. Hoe haar abrikoze-gezichtje, naast dat van het zusje, reeds iets scheen verernstigd onder het kunstvolle blanketsel, dat als dons was van fruit, hoe zij reeds waardiger scheen dan

[pagina 315]
[p. 315]

Drypetis, zij, zijne kleine Koningin van Azië! Hij zeide haar het hoffelijke en hoofsche woord, in het Perziesch. Het klonk even wat vreemd hard tusschen zijn Grieksch gevormde lippen maar zijn glimlach bewonderde haar. Zij knielde neêr in hofgebaar; allen, die haar omringden, knielden. Toen, gerezen, gingen zij, met Hefaistion en de kleine Koningin was met den Koning van Azië alleen.

- Stateira! zeide Alexandros en richtte haar op. Hoe lieflijk schoon zijt gij toch en hoe koninklijk steeds trots uw zoete jeugd. Nog slechts een kind, o dochter Dareios', zijt gij de Koningin! Mijne Koningin van Azië!

Zij glimlachte hem weemoediglijk toe. Bijna voorzichtig gingen zijne handen haar te gemoet en ontving hij haar in zijn teedere omhelzing.

- Ge weendet? zeide hij teeder. Waarom? Meent ge, dat ik niet weêr zal keeren? Toen ik van nacht u tot afscheid kuste, weendet gij nauwlijks!

- Ik had mij gezegd krachtig te zijn, zeide zij eindelijk met haar nog kinderlijk stemmetje, waarin hij hoorde den klank van kleinen Ochos' stem. Toen ik van morgen alleen wakker werd en buiten hoorde het rumoer van wapenen en paarden, brak mijn kracht en weende ik bitterlijk! Gij laat ons alleen! Wij zullen heel eenzaam zijn, Heer! Droevigste gedachten, helaas, zullen mijn grootmoeder, mij, ons allen, bestormen, want ge trekt ten oorlog... tegen mijn Vader!

Zij snikte. Hij schrikte. Deze zelfde woorden, hij had ze zoó gehoord uit den mond harer aanbedene Moeder! Zij snikte nu tegen hem aan, tegen zijn rusting, hare bejuweelde kinderhandjes over zijn zwaar lederen schouders.

- Zoo ge hem overwint, heb erbarmen!!

- Ik zal het hebben, dochter Dareios'!

- Zoo hij u overwint, zal mijn Vader erbarmen hebben?! Ik heb u lief, mijn Koning, ik heb u lief! Van het oogenblik, dat gij onze tent binnen tradt als de Overwinnaar, had ik u lief al wist ik het zelve niet dadelijk! Mijn stille vrees was zoo snel groote liefde

[pagina 316]
[p. 316]

voor u! Gij merktet mij nauwlijks op: achter onze dierbare Moeder schenen wij niet meer dan schuchtere kinderen maar vrouw was ik en ik had u lief, ik had u dadelijk lief! Ik weet nog de woorden, die gij zeidet: ik heb ze altijd onthouden en als een geur in mijn hart bewaard al waren ze niet gericht tot mij. En steeds had ik u liever en liever! Ik had u zoo lief te Sidon en ik verlangde zoo, toen ge naar Egypte waart: Zoon van Zeus kwaamt ge terug! Ik had u zoo lief, o Zoon van Zeus, dien ik aanbid! En gij naamt mij tot vrouw en wij troonden onder den gouden wingerd met de amethysten druivetrossen en ik rustte in uw armen, op uw borst, als een kind! Maar ik ben uw vrouw en ik heb u lief, mijn Koning! O nu zal ik zóo eenzaam zijn en zoo smachten, dat ge terug komt! Ach, waarom vergezellen wij, vrouwen, u niet! Onherbergzaam zijn de steppen, zegt ge, en sneeuw ligt de woestijnen over maar weten wij niet reeds van ontberingen vele?! Ach, wanneer zal ik u weêr zien, mijn Heer?! Ach, ach, ach, nu zal ik steeds denken aan wat de oude Magiër spelde! Dood voorspelde hij ons, vroegtijdigen dood, ons allen, ons allen, ons allen! Zoo schrikte hij zelve van wat hij zag in de Toekomst, dat hij ons niets verbergen kon wat hij zag! Mijn Heer en Koning, heeft mijn zoet, jong geluk dan al uit?

Zij snikte hoog op en smeekte als om hulp. In zijne omhelzing, tegen zijn harde wapenrok, zochten hare handjes de lucht in, als van eene, die verdronk. Hij zeide haar zijne troostende mannewoorden. Buiten klatterde de hoefstap der garde-ruiterij over de paleispleinen. Der Vrienden stemmen klonken in de voorzaal.

- Vergeef mij, Heer! riep zij in plotsen schrik. Ik nam reeds afscheid van u deze nacht! Vergeef mij, dat ik zóo naar u smachtte, om nogmaals om afscheid te smeeken, Heer! Ach, hoe donker wordt het voor mijn oogen!!

De Macedonische tuba schetterde luid. In Alexandros' omhelzing was de kleine Koningin van Azië bezwijmd.

Toen de Vrienden binnen traden, zeide de Koning:

- Roept de vrouwen en zegt haar de Koningin te bedde te brengen.

Toen, in de armen harer vrouwen, kwam Stateira bij.

[pagina 317]
[p. 317]

En toen zij haar weg geleidden, keek zij naar Alexandros om...

Het was het zelfde gebaar, de zelfde blik, waarmede hare moeder om naar hem had geblikt, eens, op de terrassen van Sidon...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken