Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Legende, mythe en fantazie (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Legende, mythe en fantazie
Afbeelding van Legende, mythe en fantazieToon afbeelding van titelpagina van Legende, mythe en fantazie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.78 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Editeurs

Jan Robert

H.T.M. van Vliet



Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Legende, mythe en fantazie

(1994)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

De betooveraar

Toen den koning een zoon werd geboren in het paleis, dat onder de açoka-boomen zijn pavillioenen schakelde aan den boord van den Ganges en zich terug sloeg in den heiligen vloed, als in een azuren spiegel, stierf de koningin en de vader wilde het kind niet zien omdat zijne geboorte het leven gekost had der moeder. Maar toen de dienvrouwen het kind, den prins Agnimitra, toe hielden naar den koning, die zich half af wendde, lachte het kind zóo allerliefst en strekte zijn armpjes den koning toe met zulk een betooverend gebaar, dat de koning verteederd werd en uit riep:

- Voorwaar, het is niet de schuld van mijn kleinen prins, Agnimitra, dat Iravati, zijne moeder, in het rijk der schimmen daalde en ik wil hem liefhebben als leefde zijne moeder nog!

Het kind groeide op en het had de ernstige oogen van een Boeddha, maar het had tevens den warmen glimlach van de zon zelve en als het speelde aan den boord van den Ganges, waren zijne dienvrouwen verrukt over het kind en liefkoosden het en dienden het om strijd.

Toen het kind een knaap was geworden en het ging in statie voorbij langs de rijen der tallooze bedelaars, die bij de tempels de bedevaartgangers op wachtten, vergaten zij den prins hunne begeerige klauwhanden toe te strekken, omdat zij reeds bekoord door zijn glimlach waren en dièn reeds een gouden geschenk achtten hoewel de prins Agnimitra toch zijne volgelingen beval het geld achter zijn voet te strooien en de bedelaars, dien geheelen dag, waren gelukkig, méer nog om den gouden lach dan om den gouden munt.

[pagina 87]
[p. 87]

Toen de prins Agnimitra twaalf jaren oud was, leerden hem de

wijze Brahmanen.

Zij leerden hem de wetenschappen van de hemelsche en de aardsche dingen en het kind nam ze tot zich als een diepe bloemekelk de droppelen dauw. En terwijl zij het kind de hemelsche en aardsche dingen onderwezen, gevoelden de Brahmanen zich vreemd gelukkig alleen reeds als glimlachte de knaap om de verhevene schoonheid, die zij hem leerden zien en begrijpen: het werd warm in hunne oude zielen, die naar het einde van dit leven uit zagen en een doorzonnende vreugde vervulde hen als de knaap hun een vraag deed, die niet alleen bewees, dat hij hunne lessen wèl begrepen had maar die tevens veroorzaakte, dat hunne eigene wijsheid heller glansde...

Toen de prins Agnimitra achttien jaren telde, gordde hij het zwaard om en voerde zijn vaders legerscharen aan tegen de vijanden, die aan den voet der hooge sneeuwbergen de wijde valleien overstroomden.

Dappere kapiteinen hadden den jongen prins onderwezen in het mannelijke wapenspel en zij waren verrukt geweest over de kracht en de bevalligheid tevens van Agnimitra en nu hij op zijn blanke paard zat en hen aan voerde, riepen zij hem een jeugdigen held uit, die alle gevaar zoû overwinnen. De jeugdige Agnimitra, bezield, reed de vijanden des rijks te gemoet en te midden van een verwoeden slag ontmoette hij den vijandigen koningszoon, die de bergvolken aan voerde tegen de volken der vlakte in, maar toen Ahraman Agnimitra ontmoette en hun beider zwaarden reeds fel sloegen tegen elkaâr, riep Ahraman uit:

- Agnimitra, wàt zal ik ù bestrijden, waar ik enkel uit den glans van uw blik en gelaat weet, dat gij de vriend zijt, die mij voorspeld is! Een held zoû mijn vriend zijn maar jeugdig en nauwlijks nog man en zijn oog zoû glimlachen in den strijd en zijn mond zoû in den strijd stralen en het is mij onmogelijk u, o Agnimitra, verder te bestrijden nu ik uw mond heb zien stralen en zien glimlachen uw oog, op dit oogenblik onzer heftige ontmoeting! Agnimitra, is het niet beter vrienden te zijn en onze vaders met elkaâr pogen te verzoenen?

[pagina 88]
[p. 88]

Er was een wapenstilstand en de beide prinsen bleven in vriendschap samen tusschen hunne rustende legers, terwijl boden gezonden werden naar de stad in de bergen en de stad aan de zee. En de Brahmanen loofden zeer de jeugdige wijsheid der beide prinsen en de vrede werd gesloten en Agnimitra vergezelde Ahraman naar de stad in de bergen; Ahraman vergezelde Agnimitra naar de stad aan de zee. En overal waar langs Agnimitra kwam, te zamen met zijn vriend, was er vreugde over zijn komst en de herders, de veehoeders, de landbouwers liepen uit om Agnimitra te zien, die den oorlog alleen met blik en glimlach bezworen had; de priesters verlieten de tempels, de kooplieden hunne bazârs, de kinderen verlieten de scholen, de vrouwen verlieten de marktplaats en allen stroomden te zamen om den jongen prins heen en zoo dra zij hem zagen, hadden zij hem lief. Zij boden hem talrijke geschenken aan: blanke runderen en zwarte rammen, koren en rijst; mango's en mangistans bood hem het landvolk aan; wijze spreuken op zijden banden de priesters; olifantstanden, goud en kostbare wapenen en kostbare stoffen de kooplieden en de kinderen strooiden hem bloemen en alle de vrouwen, jonge en oude, gaven Agnimitra haar hart, de jeugdige van maagd en de oudere van moeder. En toen eindelijk Agnimitra, tusschen hunne woelige scharen, door was gegaan en het woud door trok met zijn vriend Ahraman en een genoegzaam gevolg, werd Agnimitra zeer ernstig en hij sprak, inhoudend zijn ros:

- Ahraman, het wordt mij treurig te moê, omdat zij mij àllen lief hebben en omdat ik niet weet waarom... Ik zoû gaarne hier in deze wildernis blijven peinzen over mijzelven; ga terug tot mijn vader en zeg hem, dat ik hier alleen ben achter gebleven, in kluize-narij, om diep in mijzelven te zien.

Agnimitra omhelsde Ahraman en bleef alleen in het woud. En hij dacht over zichzelven na en was treurig omdat zij hem allen lief hadden en omdat hij niet wist waarom.

- Zoo ik beminnelijk ben, dacht hij; waarom mis ik dan tòch wat mijzelven geluk geeft! Ik heb mijn vader lief en de Brahmanen, ik heb Ahraman zéér lief en mijn héele volk heb ik lief maar ik mis

[pagina 89]
[p. 89]

zelve iets, dat ik àl die anderen schijn te geven... O, ik zoû gaarne in liefde... betòoverd willen worden! Om gelukkig te zijn... zoû ik betooverd willen worden!!

Terwijl Agnimitra zoo dacht, zag hij een tijger nader sluipen. Het lenige dier sloop de donkere boomstammen langs en het manelicht viel als met zilveren watervallen telkens over zijn verschijnen heen vóor hij weêr verdween in het duister. Plotseling deed hij zijn sprong en stond, de oogen goud fonkelend, voor Agnimitra. Agnimitra, geheel in zijn gedachte vervuld, strekte alleen even de hand uit...

De tijger mauwde als een groote kat en duwde zijn kop onder Agnimitra's hand en kreunde van pleizier. En toen Agnimitra lachte, zijn blijden lach weêr, om des tijgers plotse gedweeheid, legde de tijger zich aan Agnimitra's voeten en leunde zijn kop op Agnimitra's knie.

- Tijger, vroeg Agnimitra; kan je mij niet betooveren, zoo, dat ik gelùkkig ben als ik je in de oogen zie?

De tijger zweeg en zag slechts in liefde op naar Agnimitra maar een python kronkelde een zwaren waringinstam af en siste in Agnimitra's oor:

- Hij niet, siste de python; maar zij wellicht...

- Wie, vroeg Agnimitra.

- Zij, die, met de bloedende borst, tusschen de lotosbloemen van het meer op rijst en àlle de kluizenaars betoovert, tot zij vallen in hare armen om te drinken aan de roode fontein...

- Waar is zij? vroeg Agnimitra.

- Ik zal u leiden, siste de python en hij schuifelde vooruit. Agnimitra volgde den python en de tijger volgde Agnimitra.

Het meer, het heilige meer lag in een zilveren klaarte van maneschijn tusschen de donkere waringins, boomen, oud als de wereld. Het was zoo klaar als glas en diep er in sluimerden de zelfde starren, die hoog in den hemel waakten. Op het meer bloeiden de lotosbloemen in onbewogene, overstraalde blankheid. Maar rondom het meer, over de kronkelende wortels der boomen wrongen zich de verleide kluizenaren, die gedronken hadden aan

[pagina 90]
[p. 90]

de roode fontein. Zij rekten de armen en riepen:

- Kom! Kom! Ons dorst, ons dòrst naar het bràndende bloed!!

Op dat oogenblik was er een rimpelen over het meer en in het midden brak de zilveren glazigheid en rees omhoog de fee met de bloedende borst. Heure groene haren kronkelden, slangen, om haar bleek gelaat; hare donkere oogen staarden waanzinnig en tusschen hare spitse maagdeborsten spoot de roode fontein. De purperende droppels gloeiden in den maneschijn vóor zij, sprenkelende om haar heen in het rond, waar zij uit het water rees tot de knieën, zich vermengden met het zuivere meer. Zij grijnsde en strekte de armen uit en de kluizenaars traden het water in en waadden door het riet.

Maar Agnimitra riep, van den oever af:

- Fee met de bloedende borst, kunt ge mij óok betooveren, zoo dat ik gelùkkig ben als ik drink uw roode bloed?

Zij met de bloedende borst slaakte een schellen kreet, van vreugde. En zij riep:

- Kom! Kom! Mij hongert, mij hòngert naar uw stelpenden kus...!!

Agnimitra waadde het water door en hij wierp vàn zich de naijverige kluizenaars, de rampzalige verleiden, die zich wrongen tusschen het riet en over de kronkelende waringinwortels. En toen hij in het midden des meers de fee bereikt had, strekte hij de armen uit, in een vreemd verlangen...

- Kom! Kom! riep de bloedende.

Hij kwam en naderde haar. En zijne lippen, gesloten tot een kus, strekten zich naar de steeds wellende wonde uit. En Agnimitra kuste de fee van het meer tusschen hare spitse borsten.

Op het zelfde oogenblik hoorde hij een diepen zucht van verluchting. En hield hij in de armen, midden in het meer, een jonkvrouw: hare haren waren als goud, in den maneschijn, haar gelaat was als een lotosbloem, hare oogen waren gesloten en om haar vervloeide het laatste bloed uit hare geslotene wonde weg in het meer.

- Wie zijt gij? vroeg Agnimitra ontsteld.

[pagina 91]
[p. 91]

- Ik ben Iravati, zei de maagd; zij, die draagt uw moeders naam en de dochter van uw vaders broeder.

- Hebt gij mij betooverd?? vroeg Agnimitra verder.

- Neen, antwoordde de maagd. Want ik was zelve betooverd, en ik betooverde alleen wie ik betooveren moest. Maar u, o Agnimitra, kon ik nièt betooveren...

- Waarom niet?

- Omdat gij de betooveraar zijt, sterker dan ik, sterker dan wie mij betooverde, sterker dan alle machten der Hel en omdat gij mij betooveren moest en onttooveren...

- Hoe hebt gij mij herkend? vroeg Agnimitra.

- Uw oogen glimlachten, toen gij mij naderde en toen gij mij kussen gingt, stráalde uw mond...

- Ben ik de betooveraar? vroeg Agnimitra.

- Ja, zeide de maagd. Dien ik wachtte...

- Voer ik u terug, o Iravati, naar de stad aan de zee?

- Ja, zeide Iravati. En naar uw geluk...

- En het uwe...

- Het onze, zei Iravati.

In het rozige morgengloren lag onttooverd het heilige meer. Om een reuzigen waringintak geslingerd sliep de python en rondom het water, ter aarde, baden de kluizenaren in boete. Agnimitra voerde Iravati van daar en de tijger volgde hen. Agnimitra voerde zijn bruid in een slip van zijn mantel en toen zij het woud uit traden, stortten hen te gemoet de mannen, de vrouwen, de kinderen...

En Agnimitra's oogen glimlachten en zijn mond stráalde en in zijn geluk wist hij, dat de weemoed bleef... Omdat het hem niet gegeven was betooverd te worden, hij, die de betooveraar was...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken