Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Metamorfoze (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Metamorfoze
Afbeelding van MetamorfozeToon afbeelding van titelpagina van Metamorfoze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

Scans (13.19 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Metamorfoze

(1897)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VII.

‘Leonore d'Este’ was voltooid, verschenen in ‘De Gids’, en de derde en vierde zangen: ‘Jeruzalem-Verlost’ wogen zwaar Aylva op het hart. Ze zouden de voornaamste epizoden zijn: de dichter, die zijn epos schreef, niet gewaardeerd, voor gek verklaard; de crizis van zijn leven.... Aylva begon, in ottave-rime, vier-, vijfmaal, zonderdat hij den zang voelde komen. Het nieuwe rythme, dat hij voor de eerste maal behandelde, de geserreerde stanza's, schenen onoverkomelijk moeilijk. Het was als

[pagina 39]
[p. 39]

zocht hij op een muziekinstrument, dat hij niet kende. Telkens verscheurde hij weêr het begin, dat als valsch klonk en niet harmonisch sloot aan de blankverzen van ‘Leonore d'Este.’ Over ‘Leonore’ was hij heel tevreden, meer nog dan over ‘Aminta’: ‘Leonore’ was minder pastoraal gemaakt, en er klonk in een motief van ware liefde, een ondertoon van hartstocht: Aylva zèlve was verliefd op Leonore.

Nu was het de volle zomer, Augustus, en de zon stoofde in de groene massa's van de Boschjes: het tuintje was zwoel van den middag; de stamrozen wierookten: kronen van bekertjes geur, geënt boven hare dorre stammen.

Aylva's deur stond wijd open en hij zat voor zijne verzen, met een matte pen. Uit de keuken klonk een eentonig deuntje, gedempt, van de meid. Tusschen het groen schemerde, op kleinen afstand, iets van andere villa's. Over den weg, voor, ratelden rijtuigen, klaterend door de zwoelte van den zomer heen. Stemmen gingen voorbij....

En Aylva's pen schrapte over het papier, lijnen dwars....

Een weemoed klom in hem op. Hij zoû ‘Jeruzalem-Verlost’ maar niet schrijven. Hij zoû nooit iets kunnen doen. Hij had geen ta-

[pagina 40]
[p. 40]

lent. Zijne verzen waren waardeloos; ‘Aminta’ was niets: zoo dood, zoo dor. ‘Leonore d'Este’ was beter, maar het blankvers voldeed hem niet: het was slordig behandeld hier en daar, als proza: waar hij zich had laten meeslepen....

Het voelde zwaar in zijn hoofd. Hij had gaarne willen gaan wandelen, met Scheffer, maar Scheffer zoû niet komen: hij was uit de stad. En Aylva's eenzaamheid woog op zijn hart, omdat hij treurig was. Naar de verandah, naar zijn moeder wilde hij niet: ze zoû dadelijk zien, dat hij mistroostig was en dit deed haar zoo leed: ze was zoo ongelukkig onder zulke buien van hem....

Hij zat te kijken in den tuin....

Er knerpte iets van stappen op zij van het huis.

In de verandah waren menschen: o, hij kon geen menschen zien, nu....

Hij sloot de deur half, op breeden kier. De stappen knerpten dralende, hier en daar....

Toen begreep hij, wie het was: Emilie, die rozen plukte; terwijl haar moeder bij zijn moeder zat, in de verandah....

Ja, Emilie. Met een schaar sneed zij de rozen af, zorgvuldig om de knoppen. Zij was nu genaderd tot het middenperk; een lang, opgeschoten meisje van vijftien, wat bleek, gracieus

[pagina 41]
[p. 41]

en fier, in een wit japonnetje, een grooten strooien hoed met witten strik. Terwijl zij plukte, hoorde hij iets zeggen, en lachen tegen de meid, in de keuken....

En toen:

- Is meneer Hugo niet thuis?

- Jawel, freule....

- En zijn deur is dicht...?

De meid zeide iets: Hugo hoorde niet wat. Maar Emilie kwam naar zijn kamer toe; hij zag het door het gordijntje...

En in eens nam hij zijn pen op en steunde zijn hoofd, als was hij druk verdiept in schrijven, toen Emilie vroeg aan de deur:

- Hugo....?

- Ja? Ben jij het...?

- Ja... Dag Hugo! Waarom zit je zoo met een dichte deur? Stoor ik je...?

- Neen, neen, kom binnen...

Zij opende de deur, en kwam.

- Stoor ik je niet?

- Neen... Ik had de deur dicht gedaan, om Klaartje, die zingt zoo...

- En laat je haar maar zingen, als je schrijft...?

- Wel ja, ze mag wel vroolijk zijn...

Ze lachte.

[pagina 42]
[p. 42]

- Je bent toch heusch nog wel een goede jongen... Kijk eens, mijn rozen; vindt je die gele niet mooi....? Ik moet ze voor je mama doen in de roze vaas. Ga je meê...?

Hij begreep, dat zij gezonden was door zijn moeder, die zeker vond, dat hij te lang al had gezeten, zoo stilletjes, in zijn kamer. Maar hij wilde niet ongeduldig zijn en hij stond op en ging met haar den tuin in.

- Nog een paar mooie knoppen, sprak ze. En dan wat chevelure-de-Venus... niet meer, vindt je wel, voor de roze vaas?

- Neen, niet meer...

Hij was het met haar eens.

- Zeg, Hugo - zij keek heel diep in een roos -:

- Mag ik ‘Aminta’ lezen? Mama zegt van niet....

- Als je mama dat zegt...

- Maar wat zeg jij: kan ik ‘Aminta’ al begrijpen?

- Dat denk ik wel.

- Is het dan slecht, als ik ‘Aminta’ nu al lees?

- Wel neen...

- Dan zal ik het maar doen... En dat artikel van Vosmaer: toe, zeg, geef je me dat eens?

[pagina 43]
[p. 43]

Zij vleide het lieftallig, met verlegen stem, omdat zij nog een kind was en Hugo al een man, over wien geschreven werd, in den ‘Spectator.’

- Ik zal het voor je halen, sprak hij.

Hij haalde het artikel, in zijn kamer.

- Dank je, sprak zij; zij vouwde het voorzichtig, stak het in haar ceintuur. Zij deed dat alles heel gracieus, zoo met haar rozen in haar hand, als een klein dametje in korte rokken. Het trof hem hoe zij iets had fier en waardig, voor een kind, met ernstige oogen, grijs; en ernstig geknepen mondje.

Zij liepen samen op...

- Zeg Hugo, lachte zij, met beetje meer vrijmoedigheid; zal je nu eens doen wat ik vraag?

- Wat dan?

- Toe: nooit iets schrijven, dat ik niet lezen mag?

- Dat kan ik niet beloven, hoor...

En hij ook lachte en zij lachten samen. Ach, zij begreep wel, dat dit niet kon: zij vroeg het maar uit gekheid.

Maar in de verandah, waar de beide dames zaten, mevrouw Aylva en mevrouw Van Neerbrugge en waar Emilie de rozen in de vaas zoû doen, daar riep ze toch:

[pagina 44]
[p. 44]

- Maar ‘Aminta’ mag ik lezen, mama: Hugo zegt, dat het mag...

Haar stem was een zachte teederheid van sympathie in het groene licht, dat schoot naar binnen, door het loover neêrgezeefd. Tusschen de Japansche bloempotten op porceleinen standaarden, zaten de beide dames te praten, te beweren, en Emilie schikte de rozen...

Terwijl zij schikte, in het groene licht, scheen zijn ‘Jeruzalem-Verlost’ aan Hugo niet zoo moeilijk toe...

Als hij maar eerst die eerste stanza's goed gemaakt had, dien avond...

De rijmen klonken in zijn hoofd...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken