Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Metamorfoze (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Metamorfoze
Afbeelding van MetamorfozeToon afbeelding van titelpagina van Metamorfoze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

Scans (13.19 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Metamorfoze

(1897)–Louis Couperus–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 80]
[p. 80]

II.

Aylva, in deze dagen, zag veel Dolf den Bergh. Hij had hem toevallig leeren kennen op de Witte. Den Bergh was klerk aan het ministerie van Binnenlandsche Zaken, en hij schreef voor het tooneel. Hij had iets over zich, dat Aylva denken liet aan iemand uit een Russischen roman, van Gontscharow of Dostoiewsky. Hij had iets peinzends en dociels, iets onderworpens aan het leven, iets innemends van zachte peinzende manieren, en van altijd klaarzijn om voor een ander iets te doen. Hij had iets ziekelijks in zijn gezicht, iets gebogens in zijne gestalte, iets van een ouden man, iets ouwelijks in zijn kleêren, die niet altijd goed zaten of frisch waren. Hij was niet altijd geschoren en droeg zijn haren te lang in den nek. Hij had iets zeer beleefds en bereidwilligs, iets om er misbruik van te maken. De meeste menschen hielden van hem en vonden hem een bizonder goed mensch.

Hij deed nauwgezet zijn werk aan het ministerie. Hij deed daarbij vele administratie-zaken voor zijne familie, getrouwde en ongetrouwde zusters. Hij had het altijd druk met het een en ander te doen, voor een ander. Des avonds

[pagina 81]
[p. 81]

schreef hij. Hij had jaren gewerkt aan een modern tooneelspel: ‘Intieme Kennissen.’ Er was iets onbeslists in hem omtrent zijn kunst, dat hem telkens raad deed vragen. Zoo had hij vele scènes in ‘Intieme Kennissen’ overgewerkt en overgewerkt, naar verschillende raadgevingen, waarmeê men hem overstelpt had. Zes jaren lang had hij aan zijn drama geärbeid. Toen het, ten laatste, na vier terugzendingen, na herhaalde retouches, was aangenomen aan het Nederlandsch Tooneel, behaalde het een voldoend succes. Maar het bleef niet lang op het repertoire. En Den Bergh, na de voorstellingen, werkte het nog eens om, altijd onzeker van zichzelven.

Aylva had gaarne zijne kennis gemaakt. Den Bergh, alleen, 's avonds, onder een glas wijn, had iets gezelligs om lang te blijven praten over litteratuur, te filozofeeren over leven en kunst. Toen zij elkaâr zoo een jaar gezien hadden, waren zij vrienden. Den Bergh, expansief, gemoedelijk, vertelde veel van zijn jeugd: gelukkige kinderjaren op groot buiten, daarna de catastrofe van zijn familie: alle geld verloren, zure armoede, bitterheid, zijn vader zich gedood met een pistoolschot, zijn moeder gestorven van verdriet. Twee van zijn broêrs waren weg, ver in de wereld, men hoorde

[pagina 82]
[p. 82]

nooit veel van hen, verongelukt ergens in Amerika, Australië. Hij, hij had van zijn leven weten te maken, wat hij ervan maken kon, in harmonie met zijne kalme eischen, wat ouwelijk en bourgeois. Hij had niet de bohême in zich van artist: hij was tevreden met zijn betrekkinkje, omdat ze hem 's avonds tijd liet tot schrijven, en hij wilde zoo, rustig, zitten in zijn kamer, boven een koekebakkerswinkel: de juffrouw kookte hem zijn eten. Dat was alles heel bezadigd in hem en onderworpen aan het kleine leven. Maar dieper in hem borrelde de ontevredenheid, dieper in ziekte de nevroze van een stille bitterheid, omdat het kleine leven niet de moeite waard was. Onder al zijne vriendelijke beleefdheid, bereidwilligheid, school een duivel van levenshaat. Dat openbaarde zich weinig: misschien alleen in een heel diepe zucht, in lang staren, als hij 's avonds lang zat te praten, met Aylva. Maar de duivel school weg: Aylva zag hem niet.

Hun vriendschap werd een hechte band, misschien omdat zij veel verschilden. In hunne vriendschap was Den Bergh, hij, die veel waardeerde, prees, bewonderde, en was Aylva, hij, die bleef passief. En toen hij nadacht over vriendschap voelde hij, dat hij wellicht nooit koesteren

[pagina 83]
[p. 83]

kon de ware vriendschap: de actieve, die geeft. Het was na zijne eerste kinderdesilluzie - het blonde jongetje, dat ziek was geworden en toen niet meer aardig was - het was daarna altijd zoo geweest. Met Scheffer had het misschien gewiegeld in evenwicht. Maar met Den Bergh voelde hij zeer duidelijk - zóó duidelijk, dat het wroeging werd - hoe Den Bergh heel veel gaf, en hij, Aylva, niet terug gaf. Zeker, het was bij hem sympathie, harmonie van geest en van verstand, pleizier om veel te praten met elkaâr, des avonds onder een glas wijn. Meer niet.

Toen Aylva Den Bergh langer kende, trof hem eene manie in hem. Den Bergh was altijd verliefd met naïve zelfgenoegzaamheid. En Den Bergh had voor de vrouwen juist niet de aantrekkelijkheid van flink-mooi, niet in lichaam, niet in karakter. Ze hielden toch van hem, omdat hij vriendelijk was, beleefd en bereidwillig. Maar zoo tam scheen Den Bergh zich niet te zien. Aylva vroeg het dikwijls aan velen: vergis ik me, of heeft hij iets, voor vrouwen? Ze lachten dan goedmoedig: zoo een goeie jongen, bepaald zoo sympathiek, maar een zoen, neen, dat zouden zij nooit willen geven.... Dat was zoo algemeen het oordeel. Aylva zag, dat hij zich niet vergist

[pagina 84]
[p. 84]

had. En toch, Den Bergh kon het zeggen met zelfgenoegzaamheid: zie je, van zeven - en hij telde ze ernstig op zijn vingers - van zeven weet ik zeker, dat ze van me hielden, van me hiélden....

Aylva lachte niet. Er was in hem die zachtheid om nooit pijn te willen doen. En hij vroeg Den Bergh rustig enkele détails, terwijl Den Bergh ernstig, langzaam, bevestigend schudde het hoofd: van zeven, van zeven was hij zeker....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken